
zoogenaamden Uitkijk in het Noorden der oude stad, bij de
Werf, en is ongeveer een uur gaans verwijderd van het midden
van nieuw Batavia, waar Weltevreden op 6° 10' 25.5" Z. B.
ligt *). Zij bestaat in een beweegbaar rond vlak, door welks
overgang van den perpendiculairen tot den horizontalen stand
de middelbare middag te Batavia e n , een weinig na een ure
des namiddags, het tijdstip dat met zes ure des morgens
van den middelbaren tijd te Greenwich overeenstemt, worden
aangewezen, opdat de ter reede liggende schepen hunne Chronometers,
de inwoners hunne uurwerken daarnaar zouden kun-
nen regelen. De Uitkijk zelf is een kleine Vierkante toren, dien
men beklimt om het uitzicht over stad en reede te genieten.
E r is een groot verschil tusschen het oude en het nieuwe
Batavia, maar zij die niet door eigen aanschouwing met de hoofd-
stad van Ned. Indie bekend zijn, worden dikwijls in de war
gebracht door het dubbelzinnig spraakgebruik, dat nu eens inet
den naam „Batavia“ bepaaldelijk de oude stad aanwijst, dan weder
ook de verschillende wijken der nieuwe stad daaronder begrijpt.
Het is dus van belang dit verschil scherp in het oog te vatten.
Wij zullen ons aanvankelijk alleen met de oude stad bezig houden.
Beschouwen wij deze op zieh zelve, dan heeft zij hären voor-
maligen luister schier geheel verloren en kan zij op den rang
van „Koningin van het Oosten, “ zooals men haar vroeger placht
te noemen, in het geheel geen aanspraak meer maken. Echter
wordt men, de stad door wandelende, nog dikwijls getroffen door
de sporen harer voormalige grootheid. Huizen die nog slechts
als kantoren en pakhuizen dienst doen, vergunnen door de ge-
opende vensters niet zelden een blik op verguldsel en marmer,
op snij- en stukadoorwerk, zooals het de schoonste woningen op
de Amsterdamsche Heerengracht versiert.
Die oude stad is geheel op oud-Nederlandsche wijze gebouwd;
de huizen zijn van steen en staan als in gesloten gelederen, ter-
wijl de straten elkander grootendeels in rechte hoeken snijden.
Door de maatregelen van den Maarsohalk Daendels, die het
voor de verdediging nutteloos geworden kasteel liet afbreken,
') Yerhandelingen der Natuurk. Yereeniging in N. I., D. YII (1860).
de muren en poorten deed siechten en onderscheidene grachten
liet dempen ’), is de door wallen en boiwerken ingesloten, door tal
van kanalen doorsneden; en aan de Noordoostpunt door een vier-
hoekig fort, met de bastions Diamant, Robijn, Safier enP a re l,
verdedigde rechthoek, die het voormalige Batavia vormde, voor
een goed deel onkenbaar geworden; maar toch is er nog genoeg
van over om ons een denkbeeid te geven van de verregaande
ongeschiktheid van hären aanleg om in het tropisch klimaat
tot verblijf eener talrijke bevolking te strekken. Reeds dekeuze
van het terrein, eene door alluvium gevormde, läge, uitmoeras
en kreupelbosch bestaande vlakte, mocht niet gelukkig heeten.
Men kan zieh echter begrijpen, d a t, tijdens de stichting der s ta d ,
dat is in een tjjd toen men nog weinig over de eischen der ge-
zondheidsleer had nagedacht, het belang van den handel bij de
keuze der plaats van de hoofdstad van Nederlandsch Indie het
overwicht behield, en de schoonheid en veiligheid der reede de on-
gunstige bodemgesteldheid deed over het hoofd zien. Maar minder
begrijpelijk is het streven om den hoofdzetel van het Nederlandsch
gezag op Java in zijne geheele inrichting, zooveel de
omstandigheden gedoogden, tot het evenbeeld te maken van het
Nederlandsch Yenetie aan de boorden van I J en Amstel. Het
is ons thans onverklaarbaar, dat men zieh niet gedrukt en beängst
gevoelde in die opeengehoopte huizen; in die dicht bemuurde
veste, welker wallen, alsof men den toegang aan de frissche lucht
met opzet wilde versperren, met tamarinde- en kanarieboomen
beplant waren; in die verpeste dampen, opstijgende uit de
talrijke grachten, waarin men, om de gansche stad van water
te voorzien, de haar midden door deelende Tji Liwong oostwaarts
en westwaarts had afgeleid, met dat gevolg dat de bij zijne
intrede in de stad nog snel vlietende stroom, zijne kracht gebro-
ken vindende, onvermogend was de uit het bove.nland medege-
voerde vaste stoffen naar zee te brengen, en ze deels reeds
in de grachten afzette, deels aan zijn mond liet vallen,
zoodat de zieh daar bevindende bank gedurig verhoogd en ver-
groot werd. Hoe zeer ook die met heerlijk geboomte omzoomde
*) Yerg. D. I , bl. 576.