
aan de noordzijde, als aan de zuidzgde bg de doorbraak, een
dam aangebracht *). In 1877 was dit werk voltooid en sedert
wordt door den snellen stroom tusschen deze leidammen de haven
op voldoende diepte gehouden. Wel vorderen de dämmen gedu-
rige versterking tegen den snellen stroom, maar zg vormen nu
ook een bescherming tegen den afslag, waarvan de kust hier
vroeger op onrustbarende wijze te lijden had 3).
Ylak bg de haven staat het nog in den tijd der Compagnie
gebouwde fortje Utrecht, met steenen gebouwen voor de huis-
vesting der bezetting, die thans uit een klein detachement van
het garnizoen te Soerabaja bestaat. In 1879 is dit fort, dat
vroeger tot de versterkingen der derde klasse behoorde, tot
de vierde klasse terruggebracht 3). Men heeft van de platte
daken van het fort een schoon gezicbt op de hooge kust van
Bali. Niet ver van daar vindt men, längs de zijden van een
uitgestrekt plein, het residentiehuis, de woningen van den
geneesheer en eenige andere Europeanen, een logement en een
rij koffiepakhuizen.
Dieper de stad in ligt een tweede schoon en uitgestrekt plein,
de aloen-aloen, waarop, rondom de pandäpä voor de zittingen van
den landraad, vier prächtige en omvangrjjke waringins staan. Om
het plein zijn als naar gewoonte de dalem van den Regent en de
zeer eenvoudige moskee, alsmede de gevangenis gebouwd, terwijl
fraaie lanen längs de zijden van het plein daaraan een schilder-
achtig voorkomen geven.
Banjoewangi is doorsneden van breede wegen, door witte bam-
boezen hekken van de huizen en erven gescheiden. De Chinee-
sehe wijk ligt ten zuiden der stad aan de z ee, geheel afgeschei-
den van de haven; de ingezetenen zjjn meest arme visschers
en kleinhandelaars en bewonen onaanzienlijke bedompte huizen,
maar deze wijk prijkt met een Chineeschen tempel die voor de
oudste van Java wordt gehouden, en die door al de Chineezen
van het eiland, als hunne moederkerk, met bijzonderen eerbied
2) Kol. versl. 1878, bl. 134.
wordt beschouwd. Het getal der Arabieren en Klingaleezen is
gering.
Wat de bevolkingen uit den Archipel betreft is Banjoewangi
eene aardige plaats voor vergelijkende ethnologische Studien. De
Balambanganners, die de kern der bevolking uitmaken, volgen in
het algemeen de gewoonten der Javanen, maar hunne kampongs
zijn bijzonder fraai en net gebouwd, en hun gedrag is zeer vreed-
zaam en rüstig. De Balineezen zijn grooter en krachtiger gebouwd
dan de Balambanganners, maar staan op een lager trap van bescha-
ving en zijn meestal arm. Zg zijn Siwaieten en hun godsdienst
stelt tusschen hen en de overige inlanders een onoverkomelijken
scheidsmuur. Yroeger vond men in deze kampong voor iedere
hut een klein offerhuis, dat veel overeenkomst had met een
vogelkooi, doch voor een dertigtal jaren is, midden in de kampong,
een altaar van gebakken steen opgericht, waarop de wierook
wordt ontstoken. De Balineezen houden in hunne kleeding van spre-
kende kleuren en zijn groote liefhebbers van hanengevechten.
De Mandareezen leven van zeevaart en visscherij, maar schuwen
allen anderen arbeid; zij zijn lu i, ijdel, trotsch, speelziek en
wraakzuchtig. Hunne woningen verschillen zeer van die der
andere inlanders; zg rüsten hoog boven den grond op palen,
heb.ben smalle, spitse deuren en vensters, maar zijn ruim en net
bewerkt. De Madoereezen hebben ook hier den naam van zeer
lichtgeraakt en tot roof en moord geneigd te zijn. Hun getal is
te Banjoewangi gering.
In de kampongs van Banjoewangi, vooral in die der Balineezen
, worden vele takken van industrie uitgeoefend. Men
vindt er ijzer-, goud- en zilversmeden, koperslagers, wevers,
verwers, tichelmakers, kalkbranders en kunstwerkers in ivoor
en hoorn ').
Wij kiezen Banjoewangi als uitgangspunt voor een tocht naar
het Idjen-gebergte. De weg voert ons in de eerste plaats naar
’) Van Hoevell, R e is , I I . 188, 189; Epp in T. v . K. I . 1849, I I . 249,
Schilderungen, 477 v .; Ble ek e r, T. v. N. I . 1849 , 11. 137; Ju n g h u b n ,
Ja v a , I I . 986 v.; Teysmann in K. T. v. N .I ., X I. 174; S tö h r, d ieP ro v . Ban-
juw a n g i, 21 v.