
van zwaar geboomte, im welks kille en sombere schaduw u een
gevoel van huivering overvalt, omvat een vierkante open piek,
waar, te inidden van eenige andere heilige steenen, een grootere
steen van ongeveer een meter hoogte is opgericht. De overlevering
zegt dat een der voraten van Galoe (een Radja Galoe d us, zoo
dat dit verhaal met den naam der plaats samenhangt,) in den
s-trijd tegen den eersten verkondiger van den Islam in deze stre-
ken, den Soesoehoenan Goenong Djati, op deze plaats, op het
oogenblik dat hij als krijgsgevangene in ’s vijands hand zou val-
len, plotseling verdween en de steen ter gedachtenis dier gebeur-
tenis hier geplaatst is. Ook op deze gewijde piek vinden wij
een kolonie van tamme apen ') ; het is trouwens een algemeene
trek bij de volken van Maleischen stam, dat getemde, en dus
eenigszins menschelijk geworden dieren, met eerbied en onder-
scheiding behandeld en op gewijde plaatsen onderhouden en ge-
voed worden, misschien wel omdat men gelooft dat de zielen
der voorvaderen er in gevaren zijn 2). Europeanen krijgen echter
zonder moeite den toegang en het is hun vergund om zelven
de apen te voederen. De bewaker van het heiligdom slaat, na
een gebed te hebben gepreveld, met een stuk hout op een ouden
hollen boomstam, en het is dan of er plotseling een wind-
bui door de takken vaart. Honderden grijze apen dalen in een
oogwenk uit het geboomte en verzamelen zieh op het vierkant
rondom de steenen. Onder hen is er een die in grootte en kracht
uitmunt, de apenkoning, door de inlanders de k o e w o e geheeten,
lijkebeteekenisvanboejoet in voorouders, en vandaar is k 'a b o e jo e ta n een
plaats aan de voorouders gewijd, of heilig doorherinneringen van den voortijd.
Als adjeetief beteekent b o e j o e t voorouderlijk, van de voorouders afkomstig,
en, speciaal bij de Soendaneezen, wat op voorvaderlijk gezag verboden is.
') Zulke apenkolonien worden op vele plaatsen van Java gevonden. Die
van Radja Galoe is echter wel de mBest behende en onder andere uitvoerig
beschreven door v. Sevenhoven in T. v. R. I-, I- 1- 252; v. Hoevell, uit het
Ind leven. 43; Buddingh, IT. 0 I ., I. 131. Van Rijckevqrsel, Brieven.336,
beschrijft, zoo het schijnt, een andere, meer in de onmiddellijke nabijheid
van de hoofdstad te zoeken.
| Men denke b. v. aan de eekhorens bij een heilig graf te Palembang
(Wallace, Insulinde, I. 219), of aan de krokodillen in het meer van Grati,
waarover beneden nader. Boven blz. 142 kwam ons reeds een voorbeeld van
heilige visschen voor.
en deze kiest zijn zetel op den hoogen ste en , die als het wäre
zijn troon is, en waarop, zegt men, geen der andere apen zou
durven plaats nemen. Ook wanneer het voedsel gestrooid wordt,
wachten de anderen eerbiedig tot de koning verzadigd i s , of
worden door zijn dreigend gebaar op een afstand gehouden. Als
de grijze apen of monjets, steeds de handigste en vrijmoedigste
van hun geslacht, verzadigd en weder in de boomen verdwenen
zijn, komt een troepje zwarte apen of loetoengs uit een ander ge-
deelte van het boschje aansnellen, om zieh aan het overschot te
vergasten; maar over dit Israël is geen. koning, een iegelijk
doet wat goed is in zijne oogen.
Yan Radja Galoe rijdt men 9 ^ paal ver, in west-zuidwest-
waartsche richting, haar Madjalengka, voormaals Sindang kasih,
de hoofdplaats van het gelijkuamige district en van het geheele
regentschap, 144 meters boven het zeevlak gelegen. De Regent
heeft een zeer fraaien dalem; overigens levert de plaats niets
bijzonders op; maar wij kunnen in het voorbijgaan opmerken,
dat in de districten Radja Galoe en Madjalengka drie perceelen
woesten grond door de Regeering in erfpacht uitgegeven en
thans met suiker en koffie beplant zijn, — tot dus ver de
eenige in deze residentie.
Van Madjalengka naar Madja, het hoofddorp van het vol-
gende district, bedraagt de afstand 7|. palen, in zuidoostelijke
richting, over gedurig rijzend terrein. De plaats ligt op den wes-
telijken voet van den Tjerimai, die gewoonlijk van hieruit bestegen
wordt. Doch eer ook wij ons daartoe aangorden, willen
wij nog een. kort bezoek brengen aan Telaga, het merkwaardige
hoofddorp van het zuidelijkste der Madjalengkasche districten.
De weg derwaarts gaat bijna recht zuid, negen palen ver, en
waar hij het riviertje Tji Bodas, een zijtakje van de Tji Loe-
toeng, kruist, worden een weinig oostwaarts aardoliewellen aan-
gewezen, die bij de ruwe exploitatie der inlapders omstreeks 8 J
pikol ’s jaars opleveren ‘).
Telaga ligt aan de rechter- of noordzijde van de rivier Tji
') Junghuhn, Reise. 240; Krajenbrink in T. v. N. I., VIII. 1. 52; de
Greve in T. v. Njjv. en Landb. in N, I., XI. 337.