
zelfden naam bekende suikeronderneming, met een aanplant
van 400 bouws; doch een weinig ten zuidoosten vandaar liggen
te Soera, nabij de Kali Gangsa, die hier de grens tusschen
de regentschappen Brebes en Tegal vormt, op eene dicht met
kreupelhout bewassen en door hoog geboomte overschaduwde
plek, graven die door de inlanders als heilig vereerd worden,
ofschoon de herinnering van de namen en daden dergenen wier
stof er ru s t, verloren schijnt te zjjn gegaan. Ben halve paal ver-
der vindt men op een dergelijke plek de graven der oude regen-
ten van Brebes, en in denzelfden omtrek, meer zuidwaarts, ligt
nog een plek die door de Javanen als t a n a h a n g k e fc l), d .i.
als een onheilspellende, slechts met groot gevaar te hetreden
grond, beschouwd wordt, en daarom zorgvuldig wordt vermeden,
met het natuurlijk gevolg dat er zieh vele apen en andere
d ie ren , soms zelfs tijgers, ophouden 2).
Van Djati Barang begeven wij ons naar het 8| paal verwij-
derde Brebes. Na 8 palen in noordwestelijke richting te hebben
afgelegd, bereiken wij den grooten postweg, slaan dan links
om en rjjden, na dezen nog 2 paal gevolgd te hebben, de ge-
noemde hoofdplaats van het regentschap binnen. Zij ligt aan
den rechteroever der Kali Pamali en om haar van de westzijde
te naderen moet men de 50 meters lange houten brug overgaan,
die over deze breede rivier is geslagen. Ofschoon deze brug 12
meters boven den gewonen waterstand ligt en door 50 zware
balken wordt geschoord, heeft zij in den regentijd dikwijls veel
van den sterken stroom te lijden, en wordt zij wel eens geheel
weggeslagen. Brebes is eene vrij groote en volkrijke negerie,
met een vriendelijk, net en welvarend voorkomen. De Regent
bewoont een zeer fraaien dalem en men vindt er een vrij groot
aantal steenen huizen, terwijl in de Chineesche wijk veel drukte
en vertier heerscht.
Een weinig boven Brebes wordt de plaats aangewezen waar
het verdrag gesloten werd, dat deze rivier als grens tusschen
het gebied van Padjadjaran en Madjapahit a an wees. De legende
zegt dat bjj die gelegenheid een boom opschoot, die zieh ont-
wikkelde tot twee groote takken, waarvan de eene naar het
oosten, de andere naar het westen wees. Een boom is op zieh
zelf geen „monumentum aere perennius,“ en in weerwil van
hetgeen sommige schrijvers er van verhalen, blijkt het niet
dat een hunner hem zelf gezien heeft, en sta ik er niet voor
in dat hij bij menschengeheugenis te zien is geweest. M a a r bij
vergelijking met den paal of toegoe, niet ver van Samarang,
die, volgens een ander gevoelen, bedoelde grens zou aanwijzen,
heeft deze boom ten minste dit voor, dat hij op eene meer
aannemelijke plaats is verrezen ').
Noordwaarts van Brebes ligt aan de Tji Pamali hei dorp
Sawoe Djadjar, dat zijn naam mededeelt aan de beneden-rivier
en aan het kleine delta-eiland, gevormd door hare beide mondings-
armen, en dat het verst in zee vooruitstekend punt van den
hoek van Brebes vormt 5).
Van Brebes den postweg vervolgende, hebben wij tot de hoofd-
stad Tegal een afstand van 8 1 palen af te leggen, en overschrijden
wij de grens tusschen de regentschappen waarvan zij de hoofd-
plaatsen zijn, door het overgaan der Kali Gängsa, die dikwijls
met de Kali Groeng of rivier van Tegal verward wordt. Ka
dezen overgang wendt de weg zieh eenigszins noordoostwaarts en
nadert zoowel daardoor, als door hot op nieuw inspringen der
kustlijn oostwaarts van den hoek van Brebes, meer en meer
tot het strand, totdat hij door een kleine wending noordwaarts
de aan zee gelegen hoofdplaats Tegal bereikt.
Tegal behoort tot de aanzienlijkste steden van Java en is
door hare bedrijvigheid en scheepvaart van veel belang voor de
geheele residentie. Kiet alleen worden er belangrijke hoeveel-
heden koffie en suiker verscheept, maar ook de inlandsche han-
del en visscherij zijn er van groot belang, zoodat het op de
‘) Ygl. ü. I I , bl. 145.
2) Zie over Brebes en de beneden-rivier Bleeker in T. v. E. I. 1849. II.
179; v. Hoevell, Reis, I. 83; Buddingh, E. 0. I., I. 145 w .; Roorda vl
Eysinga, Ld. en Yk. III. III. 1 3 ; Plantinga’s O.-Indie. 129; T. v. E. I
1860, I. 172.