
een plaats van beteekenis. Yolgens Yalentjjn stond zjj onder een
Toemenggoeng, die een mächtig heer was, telde wel acht dui-
zend huiagezinnen, dreef een aanzienlijken handel, en had een
groote aloen-aloen, twee fraaie moskeeen en twee aanzienlijke
pasars '). Die luister is echter voorbijgegaan. De ruime haven
is door aanslibbing in land verkeerd, en de plaats is thans twee
a drie palen van de zee verwijderd; slechts de rivier van Aris-
baja, een 60 voet breede stroom, die de plaats middendoor snijdt,
onderhoudt thans hog hare gemeenschap met de zee; maar zij is
een armoedig en vervallen visschersdorp, waar weinig welvaart
heerscht, en zou op een bezoek van den vreemden reiziger
nauwelijks aanspraak kunnen maken, indien niet de vorstelijke
begraafplaats Ajer mata °) in hare nabjjheid gelegen was. Deze
begraafplaats ligt op den hoogsten van een groep steile kalkheuvels,
die een kring vormen in welks midden twee bronnen van zoet water
ontspringen, Ajer mata, d. i. oogwater of tränen, genaamd, en
door wel spaarzaam, maar schilderachtig geboomte beschaduwd.
Er is een legende in omloop, dat hier eenmaal een goede geest
woonde, die gaarne de jeugd in het aanknoopen van ieedere
banden behulpzaam was, en wien de verloofden offers van gele
rijst brachten. Bij die gelegenheden rees dan een gamelan uit den
grond, die, zonder zichtbaren speler, door hare harmonische tonen
hun verbond bezegelde. Maar eenmaal kwam een jeugdig paar
offeren dat wel de gamelan zag verrijzen, maar hare tonen
niet vernemen mocht. Niet wetende waaraan zij deze ongenade
te danken hadden, stortten zij zulk een tranenvloed, dat daar-
door de bekkens gevuld werden die de weder verzinkende gamelan
in den bodem achterliet. De Madoereezen gebruiken deze
bronnen als badplaatsen , maar daarbij bedienen zieh de mannen
alleen van de bron die uit de tränen der bruid, de vrouwen van
die welke door de tränen des bruidegoms gevormd is.
De begraafplaats zelve bevat een groot aantal graven, geene
echter die ouder zijn dan ruim een paar eeuwen; de zerken zijn
allen gehouwen uit een zachte kalksteensoort en met figuren
’) iy . B 44. 2) Gelijk vele Madoereesche namen wordt ook deze gewoonlijk
in den Maleischen vorm geschreven; de Madoereesche zou „A&ng mata“ zijn.
uitgesneden. De priesters die de graven bewaken, zorgen dat ze
telkens met versehe takjes van de geurige soelasih bestrooid worden.
Er zijn, als naar gewoonte, verschillende ommuurde plein-
tjes waarop geestelijken en hoofden begraven liggen ; inzonderheid
wijst men den bezoeker een kleine zerk, waaronder het stof
van een vorstelijk kind ru st, dat door onvoorzichtigheid zijner
voedster in een ketel met kokende was den dood vond. De
vader, zoo wordt verhaald, woedend over de achteloosheid die
hem zoo duur te staan kwam , liet met de voedster negen-en-dertig
andere aän zijn hof dienende vrouwen ter dood brengen, en de graven
dier 40 offers liggen rondom het graf van het ongelukkige kind.
Op den top van den heuvel, die den geheelen omtrek beheerscht,
verheft zieh het sombere grafhuis der vorsteljjke familie, een
eenvoudig vierkant gebouw, met witle gordijnen behängen, waarin
de graven van den eersten Sultan, zijn vader, grootvader en
overgrootvader besloten zijn. Een in de kale wanden van den
heuvel uitgehouwen trap voert van den bodem der vallei naar
dit grafhuis op. Niet ver vandaar is ook eene moskee gelegen,
zooals gewoonlijk in dergelijke astana’s gevonden wordt.
Yan Arisbaja bij den Noördwesthoek, tot Lapa, nabij Tan-
djong Lapa, de uiterste Oostpunt van het eiland, loopt längs de
geheele Noordkust van Madoera, dicht bij en parallel met het
strand, een weg die een groot aantal visschersdorpen met elkander
verbindt en omstreeks honderd palen lang is. De voornaamste dezer
dorpen zijn: het volkrjjke Klampis; Sepoeloeh, het hoofddorp van
het district Bangkalan daja, door een dwarsweg rechts met Doerin,
aan de rivier, van Bangkalan, verbonden; Banjoe sangka; Telaga
biroe; Tepanga, vanwaar een dwarsweg rechts naar Doerdjan,
het hoofddorp van Balega daja, voert; Ketapang, waar een rijweg
zieh afscheidt die dwars door het eiland, bijna recht van noord
naar zuid, naar het aan de Zuidkust liggende Sampang gaat;
Patatiang, het eenige noordkustdorp dat tot Pamakasan behoort,
daar dat regentschap een onregelmatigen driehoek vormt, waarvan
alleen de afgestompte tophoek aan de zee ten noorden reikt; voorts, in
het regentschap Soemenep, Bira en Tamboeroeh, met dwarswegen
naar Sampang, die zieh na eenige palen vereenigen; Kapok, Pasang