
gestrekte bosschen die den in heuvelrijen uitloopenden voet van
het Dieng-gebergte bedekken, welke echter hier en daar door desa’s
met hären kring van sawah’s worden afgewisseld. De bosschen
bestaan nn eens uit djatiboomen, die alle andere boomen en
schier alle slingerplanten uit hunne nabijheid hannen, zoodat het
woud steeds iets ijls behoudt *), dan weder uit geboomte van
verschillende soort, waaronder reusachtige vijgeboomen de overhand
hebben,g en dat door lianen en spartelend struikhout tot een
ondoordringbare groene massa is samengepakt. Men rijdt over
heuvel en dal, vaak in de dichte schaduw der takken die den
weg overwelven, en telkens over de houten bruggen die de talrijke
kleine rivieren overspannen, wier bed veelal met rolsteenen van
trachiet is opgevuld. In zulke laag gelegen wildernissen, vaak
door plekken van alang-alang afgewisseld, leven doorgaans vele
tijgers, en dat zij ook hier niet ontbreken, wordt door hun bestendigen
medgezel den pauw!) of door het gezicht van tijgervallen
dikwijls aan de reizigers herinnerd. Echter is, ten gevolge der
toegenomen bevolking en bebouwing en der premien voor gedoode
tijgers door de Regeering uitgeloofd, deze plaag aanmerkelijk
verminderd en weinig meer te duchten. Op vele plaatsen is deze
weg zoo moeielijk, dat men zieh door een voorspan van trage
buffels tegen de hellingen moet laten opsleepen3). Gewoonlijk wordt
deze geheele boschstreek met den naam van „bosch van Wileri“
bestempeld. Deze naam is ontleend aan de desa Wileri, die
aan de voortzetting van dezen weg in het Samarangsche dis-
trict Kendal ligt, en was misschien gepast toen alles tot aan
en voorbij die plaats een onafgebroken woud vormde; maarpast
weinig meer voor een uitgestrekte strook lands, waar bosch en
houwland elkander gedurig afwisselen.
De beschreven weg loopt bijna geheel door de stranddistricten
Batang en Soebah.
Tan den post Toelis tot aan de twee palen verder gelegen
desa Simhang snijdt de weg een voormalig huurland, dat in de
*) Zie D. I , bl. 148. 2) Zie D. I , bl. 241.
3) Junghuhn, Keisen. 278; v. Hoevell, Reis, I. 95; Buddingh, R. 0. I.,
I. 158; v. Rijckevorsel, Brieven. 339.
geschiedenis van Nederlandsch Indie een treurige vermaardheid
heeft erlangd. In 1828 werd door den Resident van Pekalongan,
namens de Eegeering, met den heer L. Petel een contract aan-
gegaan, waarbjj aan dezen „de woeste landen van Simbang,
gelegen in het district Soebah, regentschap Batang“ , voor 25
jaren in huur werden afgestaan. De uitgestrektheid bedroeg toen
niet minder dan 7590 bouws. Al aanstonds hadden de huurders
groote moeite om het noodige werkvolk voor de ontginning van
zoo uitgestrekte onbewoonde streken te verkrijgen; doch vooral
toen de opdrijving van het cultuurstelsel het der bevolking schier
onmogelijk maakte hare arbeidskracht aan partieulieren te verhuren,
werd hunne taak eene uiterst ondankbare. Sommige eenigszins
dubbelzinnige bepalingen van het contract werden steeds in hun
nadeel uitgelegd. Eindelijk wendde zieh in 1843 een latere huur-
der, de heer Herderschee, met een bezwaarschrift tot het Gouvernement,
en werkelijk werden hem nu veranderingen in het huurcontract
toegestaan die het hem mogelijk maakten zieh, door het aanleggen
van nieuwe kampongs voor van elders aangeworven boedjangs,
een kern van vast werkvolk te verschaffen, dat niet tevens tot
het bewijzen van cultuur- en heerediensien aan de Eegeering
verbonden was. Nu ging gedurende 17 jaren, van 1845 —1862,
het land belangrijk vooruit, en schoon het den ondernemer nog
geene groote winsten opleverde, seheen het eene schoone toekomst
te gemoet te gaan. De ambtenaren en inlandsche hoofden zagen
echter met leede oogen, dat vele inlanders uit de Gouvernements-
districten vrij willig naar het huurland begonnen te verhuizen. De
bevolking tegen den landheer op te ruien en de bewoners der
naburige desa’s te beletten of te verbieden op Simbang te gaan
werken, waren de middelen die werden aangewend om de zaak
te hederven en den huurder tot het opgeven der onderneming
te nopen. De gescbillen liepen zoo hoog, dat de Eegeering een
plaatselijk onderzoek gelastte en als uitkomst daarvan den Resident
van Pekalongan hare ontevredenheid betuigde over „de
hartstochtelijke wijze waarop hij, ten nadeele van de belangen
der bevolking en van den huurder van Simbang bij contract
verzekerde rechten“ was te werk gegaan, en dat hem als de