
die daaromtrent nu en dan geopperd worden, slechts zelden mel-
ding gemaakt. Bij den naam Soerabaja wil ik echter een oogen-
blik stilataan, omdat een Nederlandsch geograaf dien, in de
vooronderatelling dat hij Tan Portugeeache af komst ia, door „vei-
lige haven“ heeft verklaard. Die verklaring zou allicht geloof
vinden bij onkundigen, die niet weten dat a u r a b a h i a geen
Portugeesch ia, maar a e g u r a b a h i a zou moeten zijn, en die
evenmin bekend zijn met de gewoonte der Javanen om eigen-
namen van voorname peraonen en plaataen uit Sanskriet woorden
samen te koppelen. De naam van dit gewest heeft in het Javaansch,
naar het verschil der taalsoort, onderacheiden vormen, t. w.
Soeräbäjä, Soeräpringgi, Soerabanggi en Soeräwesti. Soerä, dat
in al deze namen terugkeert, achijnt het begrip van h e 1 d h a f-
t i g h e i d of a t o u tm o e d i g h e i d uit te drukken, terwijl aan
de woorden b ä jä , pringgi, wanggi en westi de beteekenis van
g e v a a r of mo e i t e gemeen ia.
Behalve de zea genoemde regentachappen, die even zoovele
afdeelingen vormen, ia aan Soerabaja nog eene zevende afdee-
ling toegevoegd, t. w. het eiland Bawean, dat recht ten noorden
van den ingang van Straat Madoera op een afstand van 20 geographische
mijlen ia gelegen, en eene uitgeatrektheid heeft van 3.6
vierk. geogr. mijlen of 87 vierk. palen. De bevolking, reeds in 1845
op ongeveer 30,000, in 1851 op 35,000 zielen geschat, en sedert on-
getwijfeld vermeerderd, wordt geacht van Madoereesche af komst
te zijn en apreekt, zegt men, de Madoereesche taal met eenig
niet veel beteekenend verschil. Hare kleederdracht herinnert echter
meer aan de Boegineesche, wat niet zeer te verwonderen
ia wanneer men in aanmerking neemt, dat onder bovengenoemd
bevolkingscijfer van 1845 niet minder dan 1400 Boegineezen en
Mandareezen begrepen waren. Yan de geachiedenis van dit eiland
ia weinig bekend; waarschijnlijk werd het reeds lang tot Soerabaja
gerekend en ia het aan de Compagnie gekomen toen in 1743
die provincie „met alle onderhoorige regentachappen en districten“
door den Soesoehoenan werd afgestaan '). Het bleef toen onder
') Dit schjjnt ook het gevoelen van den heer Roorda van Eysinga, Ld. en
Vk. III. 3. 226, als hij schrijft: „vroeger stond het onder Mataram, doch
het toezicht van den Gezaghebber van Java’s Oosthoek l) ; maar
had een inlandschen regent, met den rang van Pangeran of Toe-
menggoeng. In 1782 werd met dit hoofd een overeenkomst gesloten
tot wering van zeeroof en smokkelarij. E r werd een hezetting op
het eiland geplaatst; de boekhouder Hendrik Erederiksz werd er
de eerate vertegenwoordiger van het Nederlandsch gezag en
waa ook de stichter van het in 1801 gebouwde fort Erederiksz-
stad, ter hoofdplaats Sangkapoera, dat nog tot woning van den
Adaiatent-reaident verstrekt. Ook worden leveringen van katoenen
garens en klapperolie aan de Compagnie in 1787 vermeld *).
Men gaf aan het eiland in dien tijd, en zelfs nog in den aanvang
dezer eeuw, doorgaans den naam vanBaviaan, eene verbastering
geboren uit dezelfde zucht om aan de vreemdklinkende Indische
namen een meer gemeenzamen vorm te geven, die ook aan
Joanna voor Djoewänä, Phaeton voor Pai'ton, Bandieten-eiland
voor Panditä-eiland en andere dergelijke het aanzijn gaf. Nog
vroeger achijnt het eiland van de zeevaarders den naam
van Lübeck ontvangen te hebben; ten minste ik acht het
waarschijnlijkst dat dit de oorspronkelijke vorm ia, waaruit de
verbasteringen Lubek, Loebak, Lobok enz. ontstaan zijn. Zoolang
Greaik eene afzonderlijke residentie uitmaakte, werd Bawean daar-
toe gerekend 3) , maar te gelijk met die geheele residentie is het
later aan Soerabaja toegevoegd. Tot 1870 had het eiland een eigen
regent en was het in drie districten verdeeld; doch den 2 7 »ten
Mei van dat jaar ia er het inlandsche bestuur gereorganiseerd en
op eenvöudiger voet gebracht: de betrekkingen van regent en
patih zijn ingetrokken, en het bestuur ia, onder den Adaiatent-
reaident, opgedragen van een enkel districtahoofd, met een bezol-
diging van / 200 ’s maands 4). Het fort te Sangkapoera ia sedert
lang niet meer bezet en het ia daarom vurig te hopen, dat de
zeeroof, die nog in 1844 en 1849 dit eiland zoo vreeselijk teistersinds
1741 onder de Compagnie.“ Latere berichtgevers hebben zieh dikwijls tot
het afschrijven van dit körte bericht bepaald, zonder de drukfout 1741 voor
1743 op te merken. Het hier bedoelde contract is behandeld D. I I , bl. 467.
>) Ygl. D. I I , bl. 526, noot 2.
2) Hageman in T. v. T, Ld. en Yk, v. R. I. IX. 291 v.
3) Hageman in T. v. N. I. 1858 II. 85. 4) Stbl. n° 54.
IH. 52