
alvorens Kediri te bereiken, maakt met de hoofdstad bijna een
geheel uit.
De hoofdstad neemt in de meergemelde vlakte nagenoeg het
middelpunt in ; zjj ligt echter ongeveer 5 kilometers dichter
bij het kalkgebergte dat zieh in het noorden over de grens
tusschen Kediri en Rembang uitstrekt, dan bij het Zuidergebergte
dat ook door deze residentie zijnen weg längs het strand voort-
z e t, maar hier zoo laag i s , dat men ter hoofdplaats nauwe-
lijks zijn profiel aan den horizon geteekend ziet. De stad zelve
ligt op eene hoogte van 64 meters boven het zeevlak; den hoog-
sten top van den Wilis heeft men er nagenoeg recht in het
westeD, dien van den Keloet in het oost-zuidoosten Westwaarts,
naar den voet van den Wilis, en oostwaarts, naar dien van den
Keloet en de keten welke zieh daaraan noordwaarts aansluit,
door Junghuhn de Loesongo-keten genoemd, gaat de vlakte, die
over het algemeen goed bebouwd en vruchtbaar i s , zachtkens op-
rijzende over in eene wildernis, die, vooral aan de oostzijde, een
breeden woesten gordel vormt, waardoor de voet van den berg
van het bewoonde land wordt gescheiden. Het losse vulkanische
zand, door den Keloet bij verschillende uitbarstingen, zelfs nog
in de tegenwoordige eeuw, uitgeworpen, heeft de overhandover
een uitgestrekt gebied, waaruit bevolking en cultuur schier geheel
verbannen zijn. In het noorden reikt, om zoo te zeggen, de vlakte
van Kediri de hand links, om den Wilis heen, aan de vlakte
van Madioen, rechts aan die van Soerabaja, die zieh tusschen het
kalkgebergte en den Ardjoenä uitstrekt. In het zuiden is zij aan
de westzijde begrensd door de in het Zuidergebergte overgaande
hellingen van den Wilis, maar verlengt zij zieh oostwaarts voorbij
Blitar en Wlingi, tusschen den Keloet en den Kawi aan de eene
en het Zuidergebergte aan de andere zijde, om daarna, allengs
hooger rijzende, in de vlakte van Malang over te gaan. De don-
kerkleurige kleigrond, waaruit de vlakte van Madioen bestaat,
heeft hier plaats gemaakt voor een bodem uit fijn vulkanisch
zand gevormd, die echter, waar tijd tot verwering niet ontbroken
heeft, in een helder grijze klei is overgegaan, welke bij droogte
hard en korstig wordt, bij overvloedige besproeiing in eentaaie
modder verändert. Deze kleibodem is echter uitstekend geschikt
voor bebouwing en vormt de schoonste rijstvelden. De lossere,
meer met humus vermengde grond, die gevonden wordt waar de
bosschen eerst in later tijd zijn weggeruimd, is meer geschikt
voor de koffieteelt, die in deze Residentie, bij uitzondering, in de
vlakte gedreven wordt. Toen Kediri in 1830 onder het Neder-
landsch Gouvernement kwam, heeft men, om het zeer boschrijke
en schaars bevolkte gewest zoo spoedig mogelijk productief en
welvarend te maken, in verband met het aanleggen van groote
wegen, de bosschen op groote schaal opgeruimd en herschapen
in aanplantingen van koffie, die er, hoe heet deze vlakte ook zijn
möge, onder de schaduw der dadapboomen vrij welig en krachtig
tieren, al vormen zij niet zulk een lommerrjjk bladerengewelf
als in de koeler en vochtiger bergstreken. De gemiddelde jaar-
lijksche temperatuur is in deze vlakte slechts weinig beneden
die der plaatsen aan Java’s noorderstrand, maar het verschil van
wärmte in den natten en drogen moeson is er sterker uitgedrukt.
Wegens de meerdere droogte van den bodem is er het verblijf
gezonder en wordt men er door geen muskieten gekweld, maar
lästig is de zuidenwind, die er bij helder weder bijna zonder
tusschenpoozen waait, en te sterker en onaangenamer wordt,
naarmate de droogte langer aanhoudt ’).
De vlakte van Kediri wordt van het zuiden naar het noorden
doorsneden door een breede, schoone, voor kleine schepen bevaar-
bare rivier, die bij de Europeanen algemeen onder den naam van
de Kali Brantas bekend is , maar bij de inlanders, als zoovele
andere, verschillende namen draagt in de verschillende gedeelten
van hären, loop. Onder den naam van Kali Brantas betreedt zij,
van de hoogvlakte van Malang körnende, de residentie Kediri
tusschen de zuiderhellingen van den Kawi en het Zuidergebergte
en stroomt eerst west-, later meer noordwestwaarts, tot Ngoe-
djang, 171 paal van Kediri, waar haar loop een noordwaartsche
richting krijgt. Volgens sommigen wordt zij hier ook wel Kali
Ngoedjang genoemd, welke naam echter weinig gebruikelijk
!_) Junghuhn, Java, II. 620; A.ardr. en Stat 'Wdbk. vanN I . , art. Koffie,
bl 2 1 2 .