
de nabijheid van die grens en tot dicht bij Sragen, in het noord-
oosten, noorden en noord-noordwesten van den Lawoe, loopt die
weg door heete, droge en dorre wildernissen van alang-alang en
glagah, waaruit hier en daar verstrooide of tot kleine groepen ver-
eenigde, läge en kromgegroeide woudboomen, vooral Butea fron-
dosa ') en Tectona grandis 2), opschieten. Dicht bij Ngawi is de
bodem minder dor, zoodat het geboomte dichter staat en hooger
rijst en hier en daar door sawahs wordt afgewisseld; over het
algemeen echter is deze streek, die gedeeltelijk zelfs wel eens door
den naam van „het tijgerbosch“ wordt aangeduid, onherbergzaam
en woest en het geliefkoosd verblijf van tijgers, die men er soms
zelfs op klaarlichten dag ziet rondloopen, terwijl men op vele
punten tijgervallen tot zelfs in de onmiddellijke nabijheid van den
weg kan opmerken. Ofschoon deze streek over het geheel arm
aan water i s , hebben vele ontginningen in de laatste jaren ge-
leerd, dat oordeelkundige leiding en verdeeling van den voorhanden
voorraad groote verbetering van den toestand kan aanbrengen.
De ergste tafereelen van de verschrikkingen van dezen weg vindt
men dan ook in reisverhalen die reeds eenige jaren oud zijn, en
wij mögen gerust aannemen, dat de tijd steeds nader komt waarin
men er slechts aan gedenken zal, wanneer men van het verle-
dene gewaagt 3). Dat in het district Gendingan een bron van
aardolie, en in het district Sepreh minerale bronnen, met water
van ziltigen bitterachtigen smaak, gevonden worden, verdient als
bijdrage tot de kennis van den Lawoe in het voorbijgaan ver-
melding *).
De watermassa die de Sälä-rivier bij Ngawi uit de Bengawan
Madioen ontvangt, is zeker niet vreemd aan de veranderde
richting, op dit punt door hären loop aangenomen, en aan de
kracht die haar in staat st eit, een weinig ten noorden van
Ngawi door het kalkgebergte heen te breken en de aangrenzende
residentie itembang te bereiken. In meer noordoostelijke richting
J) De ploso-boom. Zie D. I , bl. 143. ') De djati-boom.
3) Junghuhn, Java, II. 421 w., 623 w .; T. v. K. I. VII. 2. 121; d’Al-
meida, Life in Java, II. 32 w.; Buddingh N. 0. I., I. 343.
4) N. T. v. N. I. XX. 193.
gaat van Ngawi een weg naar Rembang, die reeds op 5} paal
van die hoofdplaats de grens van Madioen raakt. Op weinige
minuten van die grens ligt de post Kedawak, door de zandsteen-
groeven in de nabijheid bekend *).
Wanneer men van Ngawi naar Kediri den postweg wil volgen,
moet men over de ons reeds bekende plaatsen Poerwadadi en
Maospati naar Madioen en vandaar over Nglames, hoofdplaats
van het district Bagi, naar Tjaroeban gaan. Ongeveer parallel
met den postweg loopt een andere zijweg meer rechtstreeks naar
Maospati. Deze gaat längs den rechteroever der Sälä-rivier naar
Kandangan, het tegenwoordige hoofddorp van het district Dero,
en smjdt de rivier bij de desa Pendem. Doch op beide wijzen
bereikt men Tjaroeban slechts längs een grooten omweg. Yeel
korter is de zijweg die zieh, l i paal ten zuiden van Ngawi en 2
palen voordat men te Kandangan komt, van laatstgemelden weg af-
zondert, en oost-zuidoostwaarts door het district Dero, la te r ,
na het Madioensche district Tjaroeban bereikt te hebben, van
Moening af met zuidoostwaartsche strekking, naar de voormalige
regentschaps-hoofdplaats Tjaroeban gaat. Al deze wegen loopen
door de vlakte en bieden niet veel meer dan het gezicht op
sawahs, d a t, hoe aangenaam ook, op den duur wat eentonig
wordt; maar bij Tjaroeban verändert het tooneel, daar hieruit-
gestrekte djatiwouden een aanvang nemen, die het golvend terrein
tusschen den Wilis ten zuiden en den Pandan ten noorden be-
dekken. Deze laatste is een kleine vulkanische berg, die zieh,
nabij het punt waar de grenzen van Madioen, Kediri en Rembang
samenkomen, midden uit het kalkgebergte tot eene hoogte van
900 meters verheft. Van alle zijden rijzen de hellingen gelijkma-
tig op naar zijn bolvormige kruin, maar zij zijn het meestnaar
de westzijde verlengd. Hij ligt te midden van de diepste een-
zaamheid der wouden en is zelf van zijn voet tot zijn kruin met
dicht bosch bedekt. Aan zijne noordoostzijde bevindt zieh een
solfatara. Over de Hindoebeelden, overblijfselen van oudemuren
en fossiele zoogdierbeenderen die op en om dezen berg gevonden
’) Zij staan aangeduid op de kaart van Junghuhn; maar of er nog heden
steen gebroken wordt, kan ik niet bepalen.