
gaat over den top van den Ringgit. Klampokan ligt reedß in het
tweede; het is nog 5 palen verwijderd van de stad Panaroekan,
die op 10J paal afstands van Boengatan ligt. Panaroekan is
vermaard in de geschiedenis van Java. Yalentijn noemt haar
Bde aloude en mächtige stad Panaroekan, weleer de hoofdstad
van een mächtig koningrjjk.* Te zijnen tijde was er nog groote
handel, vooral in rijst. Ook herinnert hij dat de Portugeesche
handelaars er plachten aan te loopen, zooals ook in het geschied-
kundig deel van dit werk vermeld is '). Thans echter is Panaroekan
van vroegeren luister vervallen ; het is zelfs niet eens
meer de hoofdplaats van het tegenwoordige regentschap, waaraan
het zijn naam gaf. De zetel van den Regent is naar Dowan of
Dawoean, thans Sitoebändä geheeten, overgebracht en Panaroekan
is slechts de hoofdplaats gebleven van een district. De havenwerken
zjjn verwaarloosd. E r bestond vroeger een goed havenhoofd, doch
dit is voor eenige jaren weggeslagen en niet hersteld; de laad-
prauwen liggen er thans aan twee wankele, uit lichte boomstammen
en planken getimmerde steigers. Echter is de verscheping van
Gouvernements-producten en de uitvoer van rijst naar Madoera nog
altijd belangrijk. In de baai vindt men, even als te Toeban, eene
plaats in zee, waar zoet water opborrelt. De Sampéjan, die aan
haren mond eene uitgestrekte delta heeft gevormd, stroomt met
hären linker mondingsarm, die niet breeder dan 60 voet en slechts
voor middelmatige prauwen bevaarbaar i s , längs het stadje naar
zee. Dit is dus de wäre Kali Panaroekan, ofschoon die naam niet
zelden aan de geheele rivier gegeven wordt.
Ook te Panaroekan bestaat de bevolking, die ongeveer 5000
à 6000 zielen teilen zal, voornamelijk uit Madoereezen. Het aan-
tal Europeanen is gering ; de Chineezen, Arabieren, Maleiers en
Balineezen zijn eenigszins talrijker.
Een paal oostwaarts van Panaroekan ligt, bij de desa Kringi,
') D. I I , bl. 232. Over Panaroekan als rijkje of regentschap zie ald. bl.
2 4 2 , 2 4 6 , 2 5 7 , 267 v., 4 0 7 , 501 , 523. Indien h e t waar is , dat Panaroekan
door de uitbarsting in 1586, hetzij dan van Ringgit of Raoen, vernield is, moet
h e t spoedig weder zijn opgebouwd , en in d a t geval zal vermoedelijk de plaats
van h e t nieuwe niet geheel die van het oude z ijn , daar de Javanen de oorden
schuwen die eenmaal door een groote ramp getroffen zijn.
de suikerfabriek Wringin anom, en 4 j paal voorbij Panaroekan
komt men aan de tegenwoordige hoofdplaats van het regentschap,
Sitoebändä, in het gelijknamig district. De welvarende
plaats ligt aan de Sampéjan, die hier ook wel Kali Dowan of
Kali Pradjekan genoemd wordt. In de nabijheid van dit dorp
wijst men u eene afdamming in de rivier, die aan 16000 bouws
akkergrond water en vruchtbaarheid schenkt. Ook ligt ten noor-
den van Sitoebändä, op de delta der Sampéjan, die men, daar
zjj ver in zee vooruitdringt, soms het schiereiland of de landtong
van Panaroekan noemt, de desa Oléan, met eene suikerfabriek van
denzelfden naam. Genoemde landtong, die in Tandjong Tjina
eindigt, wordt geheel door den postweg afgesneden. Reeds vroeger
') werd vermeld, dat er ook een weg is die Sitoebändä over
de districtshoofdplaatsen Pradjekan en Wänäsari met Bändäwäsä
verbindt. Het district Pradjekan behoort tot het regentschap Panaroekan
en vormt een nagenoeg gelijkbeenigen driehoek, waar van
de basis bijna parallel loopt met den postweg en de top uitkomt
op den Raoen, die op de grens van Panaroekan met Banjoe-
wangi omhoog rijst. Op de kruin van den Raoen komt ook de
grens uit van het ten westen aan Pradjekan palende Panaroe-
kansche district Wänäsari met Soekäkertä. Door die districten
Pradjekan en Wänäsari voert de weg dien wij te volgen hebben,
als wij van Sitoebändä uit den krater van den Raoen willen bezoeken.
Yan Sitoebändä naar Pradjekan bedraagt de afstand 7 palen.
De h e e te , dorre, zandige vlakte waarin eerstgenoemde plaats
gelegen is , gaat allengs over in een smallen dalgrond, gekneld
tusschen läge heuvelruggen, die uit zandmassa’s gevormd en slechts
hier en daar met wat gras en enkele emblica-boompjes bekleed zijn.
Door dat dal kronkelt zieh de Sampéjan, wier bochten de weg
deels volgt, deels door middel van bruggen afsnijdt. De bodem
bestaat hier uit vulkanische tuf van heldergrijze, min of meer
geelachtige kleur, ontstaan door den invloed van het opgestuwde
water der Sampéjan en andere beken op door den Ringgit uit-
geworpen stoffen, die ze stremden in haren loop. Hoogstmerk-
waardig is het bed dat de Sampéjan zieh in deze tuflagen heeft
‘) Blz. 1063.