
Hij stierf nog ten rechten tijde; want twee dagen te voren had
de Indische regeering besloten hem tot straf voor zijn wangedrag
den Sultanstitel te ontnemen. Zijn dood voorkwam de straf, en
rüstig kon weder een andere Sultan Sepoeh, de oudste broeder
van den overledene, optreden, om den tite lte voeren, hetpensioen
te ontvangen en de familiegoederen te beheeren '). Vrij wat beter
hebben zieh de Sultans Anom in hunnen nieuwen Staat geschikt.
De ip 1851 overledene wist zieh te troosten met zijn wajangspel
door menschen vertoond, bedacht daarvan zelfs een nieuwen vorm,
dien echter de Tjeribonners als strijdig met de adat verwerpelijk
vonden, had in zijn kraton een soort van theater met zeer curieuse
decoraties en zag niet ongaarne dat de Europeesche ingezetenen
van Tjeribon en aanzienlijke vreemdelingen de vertooningen kwa-
men bijwonen *). Ook zijn opvolger, de tegenwoordige Sultan A.nom,
is zeer geemancipeerd, legt met zijne vier echtgenooten bezoeken
af bij den Resident en heeft een Hollandschen gouverneur bij zijne
kinderen 3).
De kraton van Sultan Sepoeh is de voornaamste, de kraton bij
uitnemendheid. Een ringmuur van omstreeks 8 voet hoogte omsluit
eene ruimte van aanzienlijke uitgestrektheid, waarin, behalve de
eigenlijke woning van den vorst, die vrij goed ingericht en gemeu-
bileerd is, een groot aantal bijgebouwen en tot kampongs vereenigde
woningen voor zijne hovelingen, familie-leden en bedienden bevat
zijn. De andere kraton is kleiner, maar op dezelfde wijze ingericht.
In vergelijking met de kratons van Soerakarta en Jogjakarta
hebben echter die van Tjeribon weinig te beteekenen; maar
zij bevatten eenige eigenaardige merkwaardigheden. De Sultans
van Tjeribon schijnen eene bijzondere liefhebberij te hebben
gehad voor kunstmatig grotwerk; wij zagen daarvan reeds een
proefje bij Tangkil en zullen er straks nog meer van vernemen.
Men vindt er ook overblijfsels van in de kratons, vooral in dien van
Sultan Anom. Yroeger stroomde daardoor water, dat er uit het
‘) Kol. Yersl. 1876. 4. Ygl. v. Rijokevorsel, Brieven. 334.
2) Zie Buddingh in T. v. R. I. IV. 2. 344 (vgl. D. I. 459 van dit werk)
en K. 0. I., I. 136. In de waardeering van het decoratief blijft de schrijver
op die twee plaatsen zieh niet gelijk.
5) Y. Rijokevorsel, t. a. p.
geborgte heen was geleid. Eene andere merkwaardigheid dezer
kratons zijn de vele door vorstelijke handen keurig uitgesneden
deurstijlen, schermen en meubelen die men er aantreft. Het
schijnt dat de Tjeribonsche prinsen te allen tijde en nog heden
er steeds vermaak in vonden, zieh van de drukkende staatszor-
gen door een weinig handenarbeid te verpoozen *).
De rivier van Tjeribon, de Tji Rebon of Qarnalen-rivier, aan wier
monding werkelijk vele garnalen en kreeften gevangen worden »)
en die waarschijnlijk aan de hoofdplaats en het gewest hären naam
heeft gegeven, stroomt door de stad, maar heeft weinig waarde
voor het verkeer, daar zij zeer ondiep en slechts bij hoog water voor
kleine vaartuigen bruikbaar is. Zij doet aan de stad meer kwaad
door de reeds vermelde modderbank aan hären mond, dan zij
haar voordeel aanbrengt. Het havenkanaal, dat gevormd wordt
door eene achttien meters breede geul van 277 meters lengte,
besloten tusschen wanden van koraalsteen op een door kaden
beschütte landtong, mist niet alleen genoegzame ruimte, maar
wordt door de daarin mondende rivier gedurig bedorven, zoodat ljet
slechts door aanhoudend baggeren in eenigszins bruikbaren staat
is houden, en het uit- en invaren der laadprauwen dikwijls
groot bezwaar ondervindt. Dit is te meer te betreuren omdat
de reede van Tjeribon zeer veilig is en te allen tijde voor laden
en lossen goede gelegenheid biedt, en omdat de handel dezer
stad, die tot de havens der eerste klasse, d. i. de voor alge-
meenen in- en uitvoer opengestelde, behoort, in de laatste jaren
zeer is toegenomen en wegens den overvloed van producten,
dien de residentie oplevert, voor groote ontwikkeling vatbaar is.
Men heeft reeds sedert eenige jaren het plan opgevat om de
uitwatering elders heen te leiden ; doch er is nog niets van ge-
komen, en men schijnt zelfs laatstelijk weder van inzicht ver-
anderd te zijn, daar men, na in Augustus 1877 w e d e r/1 0 ,000
voor het baggeren eener geul uit de hand te hebben uitgegeven,
toen bleek dat hiermede het doel niet bereikt werd, op het
I Van Sevenhoven, T. v. R. I., I. 254; v. Höevell, Reis, I. 76; Buddingh,
R. 0. I., I. 136. v. .
•) Olivier, Ld. en Zeetochten, I. 134.
HI. lg