
heeft voor een aanplant van 700 bouws. De velden voor de onderne-
ming beschikbaar liggen gedeeltelijk nog in het districtPekadjangan,
grootendeels reeds in het ten zuiden daaraan grenzende uitgestrekte
district Sawangan, dat inet het ten westen daaraan palende dis-
trict Bandjar Goemiwang de grootste zuidelijke helft van het
regentschap beslaat. De suikertuinen strekken zieh uit tot voorbij
Karang Anjar, het hoofddorp van Sawangan, dat | paal van
Wänä Pringgä in zuidwaartsche richting verwijderd is. Yoorbij
Karang Anjar heeft men spoedig het einde van de vlakte bereikt,
en naarmate men zieh in het gebergte verdiept, wint het land-
schap in schoonheid wat het in vruchtbaarheid en volkrijkheid
verliest. De desa s zijn hier dun gezaaid en de woeste gronden
hebben een groote uitgestrektheid, waarom reeds onderscheidene
perceelen in het district Sawangan in erfpacht zijn uitgogeven ,
meest voor de cultuur van kofiBe bestemd ').
Yan Karang Anjar bereiken wij, na 10£ paal in zuid-zuidoos-
telijke richting te hebben afgelegd, de pasanggrahan Seda.
Wij laten daarbij aan onze linkerhand den 450 meters hoogen
berg Rägä Manik of Rägä Sela liggen, op welks top eene
in drie nog goed aan elkander passende stukken gescheurde
trachietplaat moet liggen, met een opschrift in oude, nog niet ont-
cijferde karakters. Onder de inlanders is de meening verspreid, dat
de inscriptie betrekking heeft op eenige heilige beeiden, die de
Boeddhisten bij hunne vlucht voor de krijgers van den Islam
te dezer plaatse zouden begraven hebben. In 1819 liet de resident
van Palembang zieh door deze praatjes verlokken om onder en
om den steen den grond tot eene diepte van 18 voet te laten
omwoelen, maar zonder dat iets gevonden werd. Aan den voet
van den berg ligt het graf van een Mohammedaanschen heilige,
door het volk Kjahi Rägä Selä genoemd J).
Sedä ligt in een rijk bewaterde dalkom, die door een hoogen
bergrug is gescheiden van een kolossale kolk, den ingezakten
krater van een vulkaan van onmetelijken omvang. De bodem van
dezen krater, die wel zes ä zeven kilometers in doorsnede heeft,
') ßegeerings-almanak 1879, bl. 310.
") Brumund, Verhh. v. h. Bat. Gen. XXXIII. 142.
ligt 840 meters boven de zee en bestaat uit verweerd trachiet,
met veel ijzer en kalk gemengd. De rand van den krater wordt
gevormd door twee hooge bergruggen, waarvan de zuidelijke gedeeltelijk
längs de Banjoemasche grens gaat en zieh in den meer-
gemelden Rägä Djambangan tot zijne grootste hoogte, die van
2177 meters, verheft. De kam van den noordelijken rüg is slechts
weinig lager dan de hoofdkam en stijgt het hoogst in den Goe-
noeng Mränggä, die tegenover den Rägä Djambangan, maar wat
meer westelijk ligt. Slechts op een punt is de rotswand doorbro-
ken, te weten aan de westzijde, ten zuiden van den Mränggä:
de beide ruggen, ieder in een steilen top eindigend, naderen zoo
dicht tot elkander, dat er slechts even genoegzame ruimte is voor
den bergstroom die de wateren uit den krater afvoert. Deze
omstandigheden wettigen het vermoeden, dat de krater eenmaal
overdekt was door een meer, dat zieh op deze plaats door een
doorbraak heeft ontlast.
Het in wendige van dezen krater levert schoone tooneelen o p ,
die hem een bezoek overwaardig maken. Wij zetten ons daarom
te Sedä te paard en rijden naar Sängä Wedi, dat aan de zuidelijke
binnenhelling van den krater op eene hoogte van 870 meters
is gelegen. Yandaar het riviertje Moentjar met zijn prächtigen
waterval, den Tjoeroeg Moentjar, in zijn loop door den kraterbodem
opwaarts volgende, bereiken wij den pasanggrahan Petoeng Kri-
jän ä , die recht over den Rägä Djambangan aan de noordelijke
binnenhelling op eene hoogte van 960 meters ligt. Yan dit punt
heeft men een schoon gezicht op twee steile scherpgerande kloven,
die van den top van den Rägä Djambangan afdalen, en op onderscheidene,
200 ä 300 voet hooge watervallen, die zieh van den
zuidelijken binnenwand naar beneden störten. Maar rondom den
ganschen binnenwand gaat een hier en daar vrij moeilijk bergpad,
dat de verstrooide desa’s verbindt die op de inspringende zijden
van dien wand gelegen zijn, en de gelegenheid biedt om de koffie-
tuinen te bezoeken die hier op vele punten, soms op schier
loodrechte hellingen, zijn aangelegd. Er zijn echter ook paden
waarlangs voetgangers dwars door den kraterbodem kunnen heen-
gaan, maar die te paard niet bruikbaar zijn. Waar het mogelijk