
bracht. Hij besteeg den Goenoeng Taroeb beginnende vanTiris,
eene desa met pasanggrahan aan den oost-noordoosteljjken voet
des bergs, in het zuiden van het district Padjarakan, gelegen, en
van het hoofddorp van dien naam te bereiken längs den binnen
weg naar Wangkal en van daar längs voet- of paardenpaden,
waartoe in het geheel 17® palen zijn af te leggen. Bij Tiris bevindt
zieh, onmiddellijk aan den voet des bergs, eene warme bron met
zuur water, v an eene temperatuur van 40 ä 42.5° C. Zjj ligt vlak
bij de rivier Segaran, hoogerop rivier van Tiris genaamd, en ont-
laBt zieh in dat riviertje door een kleine opening in den 3 voet
breeden dam waardoor ze er van gescheiden is. Het water borreit
op uit veelvuldige kleine wellen in een eivormige, met zand en
steentjes gevulde kom, waarvan de voornaamste wel het middel-
punt vormt ’). Op slechts twee palen van Tiris ligt een soort-
gelgk meer als dat van Kelakah, maar kleiner, Ranoe Tiris of
Ranoe Segaran genaamd. Grooter is weder een derde meer, Ranoe
Agoeng geheeten en 3 palen van Tiris verwijderd. Een vierde, Ranoe
Jäsä of Ranoe Bedali, ligt ten noordwesten van den Lamongan,
dicht bij den bovengemelden post Ranoe Jäsä , die er zijn naam
aan ontleent. Andere meren van dien aard, de Ranoe Pakis,
Ranoe Woeroeng, Ranoe Lading, Ranoe Logoeng, om slechts
de belangrijkste te noemen, liggen aan de zuidwest- en zuidzijde
van den berg, weder andere, nader in het volgende hoofdstuk
te vermelden, aan de zuidoostzijde in Besoeki. De Lamongan
onderscheidt zieh dus onder de vulkanen van Java door een gordel
van meren, die hem in wijden kring omgeeft. Junghuhn be-
schouwt deze, tot zeer verschillende hoogte met zoet water gevulde,
met loodrechte wanden afdalende, grootendeels alle uitloozing
missende meren, als aardverzakkingen, waartegen Jukes ä) en
Zollinger 3) uit de ketelvormige gedaante, den aard en de opsta-
peling der wanden en den wal of rand die ze omgeeft, besluiten,
dat wij hier overal met punten van eruptie, met oude kraters,
te doen hebben.
Zollinger verliet Tiris tegen 6 uren ’s morgens en had te
]) it . T. v. i t . I. XX. 160; Zollinger in Nat. en Gen. Archief, I I . 169.
s) T . a. p. 48. s) i . y. N. I . V III. I. 142.
2 uren de kruin van den Taroeb bereikt. Hem trof vooral het
botanisch karakter. Geen spoor van de casuarinen, die meest
alle oost-Javaansche bergen tot zekere hoogte bedekken, wordt
hier aangetroffen. Alang-alang en glagah bekleedden de vlakten
rondom den berg, dan volgde een bamboegordel, vervolgens een
woud van pandanen, waartusschen slechts enkeie andere planten
zieh vertoonden, daarna een schoone Arcea-palm, en eindelijk de
weinig karakteristieke vegetatie van den top. Hier omgeeft een
rand, die in het Z. 0 . het hoogst en in het H. W. het laagst
i s , den ketel van een dooden k ra te r, welks bodem eene met
zand bedekte vlakte van ongeveer 260 m. lengte en 160 m. breedte
vormt, en grootendeels met glagah begroeid is. Naar het zuid-
oosten loopt een kom, die aan beide zgden in een halven ketel
het overblijfsel van een anderen dooden krater schijnt te toonen,
en vervolgens loodrecht neerdaalt in den afgrond aan welks
andere zjjde zieh de top van den tegenwoordigen krater verheft,
die zieh ook van den Taroeb gezien als een regelmatigen zandkegel
zonder kämmen of ravijnen doet kenneD *).
Wij keeren na deze uitweiding naar Kelakah te ru g , mnar
vervolgen den weg vandaar naar de hoofdplaats Loemadjang niet,
zonder nog even een bezoek gebracht te hebben aan de Ranoe
Pakis, twee of drie palen Z. O. van Kelakah, waar men uit
een pandäpa, die er ten behoeve der bezoekers is opgericht, een
bekoorlijk gezicht geniet. De landschappen zijn in deze streken
meer liefelijk dan grootschj zij doen meer aan het Salzkammerg
u t, zelfs aan Thüringen en Devonshire, dan aan Zwitserland en
Noor wegen denken. Op de piek waar wij nu vertoeven, zien wij
den stillen kalmen plas 20 meters beneden onze voeten liggen;
van den oeverrand gaat de met alang-alahg bedekte grond naar
alle zij den zacht glooiend naar boven. Naar het zuiden blikt men
over een groene, vruchtbare vlakte, hier en daar met donkere
boschpartijen bestipt en zachtkens afdalende naar den Zuider-oceaan,
op welks 18 ä 20 geogr. minuten verwijderde, in het zonlicht schit-
terende wateren naar het oosten heen het schaduwrijke rotseiland