
onderhet genot der schoonste gezichten, zjjn weg längs hetland
Tjandi, dat, na een tijdlang in Arabische handen te zijn geweest,
thans tot een Europeesehen landheer is teruggekeerd. Dit land
dankt een zekere vermaardheid aan een vroegeren eigenaar,
den heer Johannes, nog algemeen bij den naam van Toewan
Johannes bekend, en wiens graftombe is geplaatst op de piek
vanwaar men het schoonste gezicht geniet. Ook was hier vroe-
ger een aangename badplaats, die echter, toen het land in het
bezit van een Arabier was gekomen, zeer in verval is geraakt.
Hu gaat de weg verder längs tal van Chineesche graven en
eene Javaansche begraafplaats, totdat men uitkomt bij het huis
van Bodjong, vanwaar men längs de Bodjongsche laan naar de
stad terugkeert. Doch alvorens Bodjong te bereiken, kan men door
een klejnen uitstap nog eene grot bezoeken, die eene bijzondere
heiligheid bezit in de oogen der Chineezen. Zij is van een houten
voorbonw voorzien, die tevens tot verblijfplaats der bewakers strekt,
en alles is hier overvloedig met Chineesche karakters beschreven.
Men weet dat alle opgaven omtrent plaatseljjke bevolkings-
cijfers in de mededeelingen der Regeering gemist worden, zoodat
men ook dat van Samarang slechts bij ruwe gissing kan bepalen.
Omstreeks 1850 werd de bevolking geschat op 28,000 ä 30,000
zielen, en wel op ruim 20,000 Javanen, 4000 Chineezen, 1500
Makassaren en Maleiers en 350 Arabieren. Het aantal Europeanen
werd op 1500 ä 1600 begroot'). Als die cijfers eenigszins te
vertrouwen zijn, schijnt het mij niet gewaagd het tegenwoordige
bevolkingscijfer op minstens 50,000 zielen te schatten.
Samarang heeft geheel het karakter eener aanzienlijke han-
delsplaats en de drukte van het verkeer drijft er een krachtigen
levensstroom door al de aderen der stad. Op de kantoren en in
de bureaux is er de Europeesche bevolking rusteloos bezig, en de
’) Teenatra, Ned Overz. Bez., bl. 174; Boorda v. Eysinga, Ld. enVk., III
8. 28. Beider opgaven komen vrij wel overeen, behalve dat B. v. E. slechta
van 600 Europeanen apreekt, waarvoor ik meen dat 1600 moet gelezen worden.
Wat het aantal Chineezen betreft steint ook Bleeker, T. v. ST. 1. 1850,
I. 18, hiermede overeen, en als hij op bl. 17 het aantal steenen huizen in de
oude stad op 600 begroot, mag men daaruit wel met zekerheid besluiten, dat
hij zieh de Europeesche bevolking veel grooter dacht dan 600 zielen.
inlandsche nijverheid staat er op een betrekkelijk zeer hoogen
trap. Men vindt er vele meubelmakers, metselaars, timmerlieden,
kleermakers, schoen- en laarzenmakers, goud- en zilversmeden
en koperslagers, en de Samarangsche sarongs genieten over
geheel Java een zekere vermaardheid. De inlandsche ambachts-
lieden zien er welgesteld uit en bewonen nette, meest houten
huizen. Nevens de Arabieren en Chineezen onderscheiden er
zieh ook de Klingaleezen of zoogenaamde Mooren als wakkere
en rustelooze handelaars in ;t groot en klein, terwijl zij met
de Chineesche vrouwen wedijveren in ’t stikken met goud- en
zilverdraad. De straten der stad wemelen onophoudelijk van
mannen die kästen en stoelen, zadels en tuigen, zweepen en
sporen, hoeden en met goud gestikte mutsen, knoopen en wan-
delstokken, tjarpoe’s of Arabische muilen en rozenkransen,
katoenen en lakens, van vrouwen die sarongs en slendangs,
hoofd- en zakdoeken te koop bieden. Wel is waar zijn de meeste
artikelen niet zeer soliede, maar zij bevelen zieh aan door een
günstig uiterlijk en een lagen prijs. Handel in edelgesteenten
wordt vooral door Arabieren en Mooren, gedreven. Het onophoudelijk
vervoer van stapelproducten met karren die den weg
van de bovenlanden naar de stad, met prauwen die de rivier
van Samarang bedekken, heeft natuurlijk grootendeels voor vervoer
längs den spoorweg en het havenkanaal plaats gemaakt,
maar de drukke handelsbeweging is daardoor niet verminderd,
maar slechts naar het Zeestrand verplaatstl).
Doch gelijk in niet weinige handelsplaatsen ook in Europa, is
te Samarang schaarsch te vinden wat het leven versiert en veredelt.
Een klein liefhebberij-tooneel, waarop met lange perioden
van stilstand nu en dan gespeeld wordt, en de harmonische tonen
van de h arp, het lievelings-instrument der Samarangsche nonna’s,
die er u uit vele kleine huizen te gemoet klinken, — ziedaar wat er
de kunst vertegenwoordigt. Yoor gezellig verkeer hebben er de
heeren hun societeit, hun vrijmetselaarsloge, de burgerlieden en
kleurlingen hunne avondwandelingen in de begoten straten en
*) Bleeker, T. v. N. I. 1850. I. 19; Buddingh, N. O. I., I. 163; van
Bees, Herinneringen (3e druk), I. 223.