
in hunnen bijzondercn dienst; doch deze worden niet als ambte-
naren aangemerkt. Een der panéwoe’s die aan elken Toemeng-
goeng zijn toegevoegd, dient hem tevens als djeksâ, doch de
persoon die als zoodanig den Wadänä Djeksâ en zoo ook den
Djeksâ Negârà ter zijde staat, wordt djedjenang genoemd, wat
men gevoegelijk met onder-djeksä zou kunnen vertaten.
De Toemenggoengs wier werkzaamheden betrekking hebben
tot het land buiten de barrières of het dorpsland, zijn belast met
de zorg voor de openbare veiligheid en voor het onderhoud van
wegen en bruggen. Zij worden door de Europeanen meestal
Regenten van politie geheeten, maar hun inlandsche naam is
Toemenggoeng Goenoeng, in Krämä Toemenggoeng Rëdi, welke
naam zieh daaruit laat verklären, dat alle ambtenaren van wat
rang ook, die met de handhaving der politie belast zijn,
Goenoeng, in Kr. Rëdi, betiteld worden1). Yandaar ook dat men
ze soms Hoofdgoenoengs genoemd vindt. Een van hen, die tevens
de eerste in rang en het hoofd of de loerah der overigen is,
woont in de Negârâ, en heet in de Gouvernements-stukken de
Hoofdregent van politie. Ten tijde van Winter waren de landen
van den Soesoehoenan voor de politie verdeeld in drie districten :
Bâjâlali, Klaten en Soekâ Winangoen, en in elk van deze
hielden twee regenten van politie hun verblijf.
Het is mij niet bekend, dat in de inrichting der Kapatijan,
die wij het Civiel Departement zouden kunnen noemen, voor zoo
ver het bestuur der Negärä betreft, eenige belangrijke verandering
sedert Winter’s tijd heeft plaats gegrepen, dan alleen wat de
rechterlijke functiën van sommige ambtenaren aangaat, waar-
over ik straks nog afzonderlijk zal spreken. Maar de siechte toestand
der politie buiten de Negärä heeft herhaaldelijk de tusschenkomst
der Regeering tot verscherping van het toezicht gevorderd. Wat te
dien aanzien in de overeenkomsten met den Soesoehoenan van
1847, 1854 en 1873 bepaald werd, is in het historisch gedeelte
>) Winter in T. r . N. I. VI. I . , bl. 122, noot. Goenoeng of rëdi beteekent
b e r g ; de reden waarom een politie-beambte zoo genoemd wordt, is mij niet
duidelijk.
van dit werk in hoofdtrekken geschetst Het resultaat is, dat
thans de regenten van politie, die een tijd lang slechts zes
in getal waren, maar later weder op zeven zijn gebracht, behalve
de apanage die zij van den Soesoehoenan genieten , /3 0 0 ’s maands
uit ’s lands kas ontvangen, maar daarentegen ook slechts in overleg
met den Resident verkozen en ontslagen kunnen worden, terwijl het
Gouvernement hunne standplaatsen regelt; en voorts dat zij gebracht
zijn onder het toezicht van den Resident en Europeesche assistentresidenten,
waarvoor het geheele Soerakartasche dorpsland, dat van
Prins Mangkoe Negära daarin hegrepen, in vier assistent-residents
afdeelingen verdeeld is. Yan deze regenten van politie, die thans ook
den titel van Boepati voeren, woont ¿en, tevens het hoofd ofde
loerah der overigen, in de Negarä, de anderen ieder in hun re-
gentschap of kaboepaten.
Uit deze regeling is eene nieuwe indeeling der residentie
Soerakarta voortgesproten, die schier geheel met die der Gouverne-
ments-residentien overeenstemt; want dat het aantal der regent-
schappen en afdeelingen verschilt, komt ook in andere residenten
voor. Men kan namelijk Soerakarta thans beschouwen
als bestaande uit 5 afdeelingen: 1°. deNegäräofafdeeling van den
Resident, wien een assistent-resident ter hoofdplaats is toegevoegd;
2°. Sragen, bestaande uit het regentschap van dien naam, met
uitzondering van het district Karang Doeren, en verder uit de
daarin geenclaveerd liggende Mangkoe-negäräsche landen; 3°. Bajä-
la li, gevormd uit de regentschappen Bäjälali en Ampel en eenige
geenclaveerde Mangkoe-negäräsche desa’s ; 4°. Klaten, waartoe de
regentschappen Klaten, KartasoeraenSoekä ardjä en nogmaals eenige
Mangkoe-negäräsche desa’s behooren, en eindelijk 5°. Wänägiri, bestaande
uit het samenhangende Mangkoe-negäräsche gebied dat in
het oosten en zuidoosten der Residentie is gelegen, het in Jogjakarta
geenclaveerde Mangkoe-Negäräsche landschap Ngawen, het tot
het regentschap Sragen behoorende district Karang Doeren en
eenige enclave’s van het gebied des Soesoehoenans 3).
>) Dl. I I , bl. 673.
a) Stbl. 1874, I, n° 209. In weerwil dat daar Soekä-ardjä (vroeger La-
rangan) van een kawadanan tot een kaboepaten wordt verheven, noemt de