
klein aantal grootere wordt aangetroffen, zijn oorzaak van de ver-
bazend uiteenloopende berichten die omtrent de hoeveelheid der
bronnen worden gegeven. Het onderzoek van dit water heeft
geleerd, dat het eene buitengewone hoeveelheid jodium bevaten
meer dan eenig ander mineraalwater van Java grond geeft voor
de uitspraak van den heer Maier, dat, indien men de bereiding
van jodium op Java op groote schaal wilde ter hand nemen,
dat artikel bjj pikols in den handel zou kunnen gebracht
worden l).
Wanneer men overweegt hoe groot de waarde is van het
jodium, en hoe siecht de hoedanigheid van het gewone, door
verdamping van zeewater op Java verkregen zout, dan zal men
zieh niet verwonderen, dat de Europeeache nijverheid althans
eene ernstige poging gedaan heeft om van den rjjkdom derweilen
in Goenoeng Kendeng voordeel te trekken. In 1853—1854
zijn de bronnen van Moeloeng en Genoek watoe voor den tijd
van 10 jaren ter exploitatie afgestaan aan den heer Buwalda te
Soerabaja, die daarop ter hoofdplaats eene fabriek van keuken-
zout en jodium heeft opgerieht, onder de leiding van den heer
Kreyenberg. Men hoopte met het keukenzout alleen de kosten
der onderneming te dekken, zoodat het verkregen jodium zuivere
winst zou zijn. E r werd zeer mooi en zuiver zout vervaardigd,
maar de conservatieve Javaan bleef aan het ruwe zout waaraan
hij gewoon i s , de voorkeur geven; de productie van jodium
bleef gering omdat het den ondernemers aan praktische kennis
haperde. Op deze wijze kon de zaak slechts verlies opleveren;
zij werd dan ook in 1861 opgegeven. Maar zeer is het te be-
treuren, dat in Indie nuttige ondernemingen, wanneer zij niet
dadelijk goede vruchten afwerpen, vaak zoo haastig gestaakt
worden. Er is alle reden om te denken, dat, wanneer deze zaak
door meer ervarenen ter hand genomen werd en men niet
') K. T. v. N. fj, I. 473 , XYI. 353 , XXVI. 78, 349, XXYII. 461, XXYIII.
288; T. v. Nijv. en Ldb. in N. X., ll. 250. Er is nog een zout- en jodium-
bevattende modderwel in hetzelfde district, bij de desa Laban, onderdistrict
Lopang; maar ik kan met de voorhanden kaarten hare ligging niet bepalen.
Zij is vooral merkwaardig door de aanwezigheid van het zoo zelden voor-
komende boorzuur. Zie over haar N. T. v. N. I., YI. 389 en XYI. 353,
schroomde daarin grootere kapitalen te steken, ten einde tijd te
vinden om de zwarigheden te boven te komen, de fabricatie van
zout en jodium op Java tot groote uitkomsten zou kunnen
leiden *).
Wij keeren van dezen uitstap terug naar Wânâkrâma, gaan
de groote brug over en bevinden ons dan in het district Djaba-
kota, waarvan bet hoofddorp Djemoer 2{ paal verder aan
den postweg gelegen is. Over de particulière landen in dat district
werden reeds eenige algemeene opmerkingen gemaakt, en
daarbij ook het land van den heer von Bultzingslöwen ter sprake
gebracht 2). Van de overige zijn wel de belangrijkste Karah
en Ketabang, beide aan Chineesche eigenaars behoorende. Op
Karah is een suikerfabriek met een belangrijken aanplant van
riet. Op Zuid-Ketabang (want dit land is in een noordelijk en
zuidelijk deel gesplitst) was vroeger ook een suikerfabriek in
werking die in contract stond met het Gouvernement; maar
het geringe voordeel dat zij den eigenaars opleverde, heeft in
1873 of 1874 tot staking van den arbeid geleid, met het gevolg
dat thans op Ketabang niets dan padi verbouwd wordt 3). Met
de opmerking dat ook in dit district te Goenoeng Anjar en
Poempoengan zout en jodium bevattende bronnen voorkomen,
en te Koeti op een sawahveld, na den padi-oogst, putten van
aanmerkelijke diepte worden gegraven, waaruit men water met
aardolie opschept, doch die in den planttijd weder gedempt worden
4) , stap ik ook van Djabakota a f, behoudens de algemeene
opmerkingen die ik mij nog zal veroorloven over de zoo merk-
waardige delta van de Kali Brantas, — waartoe dat district en het
geheele regentschap Sidäardja behooren, — ook na hetgeen reeds
daarover in het historische gedeelte van dit werk werd in het
midden gebracht 5).
De delta van de Kali Brantas strekt zieh uit tusschen hare
beide groote mondingsarmen, de Kali Mas en de Kali Troesan
l) N. T. y. N. I., XYI. 354 , XXVI. 78, 356, 405. s) Boven, blz. 870.
s) Kapp, over de part. land. beoosten de Tjimanoek, bl. 420, 429 v.
4) N. T. v. X. I., XYI. 353; T. v. Nijv. en Ldb. in N. I., XI. 341.
5) D. I I , bl. 128—134.