
de voedster zijner kinderen. Zelfs volgde hij zijn sohoonvader op
in de regeering, leefde lang en gelukkig, en voerde vele oor-
logen, van welke hij steeds als overwinnaar terugkeerde.
Dit sprookje is een der meest geliefde onder de volksverhalen
waaraan het hart en de verbeelding der Javanen zieh laven, en
scheen mij daarom hier eene plaats te verdienen. Natuurlijk onder-
gaat het in den mond der Verteilers gedurige veranderingen en opsie-
ringen, waaronder de oorspronkelijke vorm niet licht te herkennen
is; maar in de versohillende lezingen zijn toeh steeds de
hoofdtrekken bewaard gebleven ’).
Doch vervolgen wij onzen weg. Deze stijgt al meer en meer, en
slechts twee palen aan deze zijde van Batoe brengt hij ons in de desa
Bodji, waar men de ruinen wij st van een ouden tempel en een paar zeer
geschonden en onkenbare beeiden. Overblijfselen van dien aard vindt
men in deze streken schier in elk dorp; de belangrijkste hebhen wij
vroeger leeren kennen 2) en wij zullen er dus verder nietbjj stilstaan.
Batoe, ook, schoon zeldzamer, Sisir genoemd; welke naam
echter in de jongste regeeringsstukken weder is aangenomen, ligt
reeds aanmerkelijk hooger dan Malang; men schat de hoogte
van den pasanggrahan op 880 ä 890 meters boven het zeevlak.
De plaats leunt tegen den bergrug Radjeg we si, den dwarsdam
die den Kawi verbindt met den Koekoesan, den eersten top
in de westelijke voortzetting van den Ardjoenä, die reeds
meermalen dooc den naam Andjasmärä-keten werd aangeduid.
De Radjeg wesi heeft een harden, steenachtigen bodem, die
schier alleen met alang-alang en glagah bewassen is , en slechts
hier en daar een enkelen bijna bladerloozen boom draagt, en
voert dus zijn naam, die „ijzeren heining“ beteekent, niet ten
onrechte. Hij maakt de scheiding tusschen het hoogland van
Bakir en het dal van de Brantas, en over zijn kam is de
grens getrokken tusschen de districten Ngantang en Penan-
') Ik heb deze geschiedenis, zooyeel mogelijk bekort, teruggegeven zooals zij
yoorkomt bij d’Almeida, Life in Java, I. 239—251. Zij is veel uitvoeriger en
hier en daar met belangrijke afwijking verhaald door den heer J. A. Uilkens,
in een werkje getiteld „ Aroeman, eene Javaansche legende“ , en eenige jaren
geleden, zonder jaartal, bij C. G. T. van Dorp te Samarang versehenen-
*) D. I I , bl. 113 w.
goengan, geljjk hij ook de waterscheiding vormt tusschen de
Kali Brantas en de Kali Käntä. Hoe sterk men nog van Batoe af
te stijgen heeft om den Radjeg wSsi te overschrijden, kan men
hieruit opmaken, dat het hoogste punt van den weg zieh 1186
meters boven het zeevlak verheft, ofschoon het reeds na een
sterk kronkelenden rit van nauw anderhalf uur bereikt wordt.
De oostelijke helling van den dam kan dan ook met recht zeer steil
genoemd worden, terwijl hij daarentegen naar de westzijde zieh
uitbreidt als een golvend plateau, dat aanvankelijk dezelfde
hoogte als de rand behoudt en in het geheel met zeer zachte
glooing westwaarts afdaalt ’). De dwarsdam is geheel van geboomte
ontbloot en slechts met gras begroeid. Nagenoeg recht ten noorden
van Batoe ontspringt de Brantas op de zuidwestelijke helling van
den Ardjoenä. Op eene hoogte van zes- ä zevenduizend voet ,
schiet zij uit eene enge en donkere rotskloof, door hooge wanden
ingesloten, met onstuimige vaart klotsend en kokend te voor-
schijn, en klaterend en schuimend stört zij zieh längs een door
steenen gebroken helling naar beneden. Yan eene houten brug,
die dicht bij dit punt hare beide oevers verbindt, kan men
het trotsche tooneel gadeslaan en zieh met den blik verdiepen
in de geheimzinnige rotspoort, die den toegang tot het verbljjf
der onderaardsche machten schijnt te banen s). In hären vorderen
loop tot Batoe, welks sawah’s zij bespoelt, stroomt de
Brantas zuidwaarts, dicht längs den weg die over Poenten en
Djoengä naar de Soerabajasche grens (8J paal) en vandaar over
Patjet en Pandan naar Mädjäpoerä voert 3).
Batoe heeft een controleurswoning, koffie- en zoutpakhuizen
en een ruime, goed ingerichte pasanggrahan, waarvoor eenige
oude beeiden liggen 4) en die door vruchtboomen omringd is. Yan
een pandäpä die bij de pasanggrahan is gebouwd, geniet men
een zeer schoon uitzicht, maar dat dikwijls beneveld is; detem-
peratuur is te Batoe vaak gevoelig koud voor hen die aan de
*) Junghuhn, Java, II. 1193.
2) Zie de plaat „de rivier Brantas als bergstroom“, de 12de in het werk
„Java, naar schilderijen en teekeningen van A. Salm, in steen gebracht
door J. C. Greive Jr.“
*) Boven blz. 888. 4) Brumund, Terh. v. h. Bat. Gen. XXXIII. 211.