
vandaar eene oude uitgraving, die eenmaal een boogvorraige graeht
vormde, links en rechts op de rivier steunende en uitmuntend ge-
schikt om tot verdediging der landtong te strekken. De overlevering
wil dat zij het overblijfsel is eener benteng, hier door gevluchte
Chineezen na den moord van 1740 opgeworpen, maar door de
Holländers vermeid, en heeft zelfs den waaischijnlijk aan een
soort van vruchtboom ontleenden naam van het naburige Bidara
Tjina daarmede in verband gebracht, die door een kleine wijzi-
ging aan het bloed der hier verslagen Chineezen zou kunnen
doen denken '). Wij dalen af in de gracht, aangelokt door de dichte
schaduw van een boschje, door eenige stoelen van bamboe andong
en eenige terep- en pangei-boomen s) gevormd, en de rijke ver-
scheidenheid van plantengroei die daar den voor de zonnestralen
beschütten, steeds vochtigen bodem bedekt. Nog een weinig
verder en wij zijn aan de schier het gansche jaar doorwaadbare
rivier, waarin zieh een aantal inlanders , mannen en vrouwen,
met baden verlustigen. Het bed der rivier is diep uitgespoeld
in de roode klei, gevormd door de verwering der daaronder lig-
gende witte wadas 3), die hoofdzakelijk door trachietrolsteenen
is gevormd; de boorden verhelfen zieh hier en daar tot 40 et 50
voet boven den waterspiegel.
Om op den grooten weg terug te komen, loopen wij onder
vruchtboomen door over bet erf van een inlander, die ons uit
de verte reeds zijn „tabe toewan“ (wees gegroet, mijnheer!) toe-
roept, dat, als wij nader komen, door een niet minder beleefd
„mampier toewan“ (kom binnen, mijnheer!) gevolgd wordt. Wij
nemen de uitnoodiging a a n , een schoone mat wordt op de bale-
bale gespreid, en wij gaan zitten omringd door de huisgenooten
en buren, die zieh op een tweede bale-bal6 of gehurkt op den
grond nederzetten. Men moet bij zulke gelegenheden op zonder-
linge vragen verdacht zijn. Als gij b. v. een verrekijker bij u
hebt, is er alle kans dat men uwe hulp voor het opsporen van
') Bidara Tjina beteekent waarschijnlijk de eene of andere bij de Chineezen
geliefde verscheidenneid van Zizyphus jujuba (zie D. I. 572). Bedarah Tjina
zou in het Maleisch kunnen beteekenen: met Ohineesch bloed bevlekt.
5) Zie Dl. X. 573. 3) Zie Dl. I. 482.
gestolen goederen inroept, en als gij verklaart niet te kunnen
helpen, zal men dit niet aan onmacht maar aan on wil toeschrijven.
Wij komen een weinig verder op den grooten weg uit dan
wij dien verlaten hadden, wandelen terug tot aan het vroeger
ingeslagen voetpad, en slaan nu een pad aan de andere zijde
in , dat ons met weinige schreden aan de Kali Baroe brengt. Deze
gegraven vaart, die slechts ongeveer 5 meters, breed is , ligt
veelal bijna geheel droog, daar het water ten behoeve der sa-
wahs wordt afgetapt. Ofschoon de bedding niet zoo diep ligt
als die van de Tji Liwong, zijn de oevers steil e n , daar ze elkan-
der zeer dicht naderen, op sommige plaatsen schier geheel voor
de zonnestralen beschut, waarom men hier een rijke vegetatie
van struikgewas aantreft.
Een bamboebruggetje dat over de vaart ligt, brengt ons,
schoon onder onze voeten wankelend, aan de overzijde. Onze
weg is weder door pagers omzoomd, bijna geheel gevormd uit
omstreeks vijf voet boven den grond afgekapte sapanboompjes ’),
die met de daartusschen hangende omgehouwen topeinden een
ondoordringbare omheining vormen. Straks wordt onze opmerk-
zaamheid getrokken door een luid geschreeuw. Door een nauwe
opening in de heg komen wij op een open, door mangga’s , djam-
boe’s , nangka’s , ramboetan’s 2) en andere vruchtboomen omgeven
piek vöör een inlandsche woning, en bemerken nu dat de kreten
door een schaar inlanders geuit worden met het doel om een
oeloeng-oeloeng of kiekendief (Haliaetus Indus), die met breede
vleugelslagen wijde kringen boven hun hoofd beschrijft, te verjagen.
Die vogel is de gevreesde vijand van den hoenderhof; straks verneinen
wij dat hij een geroofd haantje nog levend uit zijn klau-
wen op het erf heeft laten vallen. Dit zal nu zeker met groote
zorg worden opgekweekt; want na aan zoo ernstig gevaar ontkomen
te zijn, zal het een vechthaan wezen van buitengewone waarde.
Wij gaan verder en zien in de schaduw der heg veelvuldig
een vetplantje groeien, Kalanchoe acutifolia genaamd. Deze plant
onderscheidt zieh door een bijna onverwoestelijke groeikracht.
Men kent voorbeelden dat een takje er van in een gesloten mail-
>) Zie Dl. I. 543. 5) Zie Dl. I. 572—574.