
veelvuldig voorkomende fraaie bekerplant ') , dewijl dit merk-
waardig geslacht op Java slechts schaarseh vertegenwoordigd is.
In de schaduw der dichte bosschen al hooger en hooger klimmende
, bereiken wij eindelijk den smallen oostelijken rand van
den bergtop, vanwaar wij, tusschen het geboomte door, in de
ontzachlijk steile diepte van den krater nederzien. Yandaar over
den oostelijken en zuidelijken rand, nu rijzend dan dalend, voort-
gaande, komen wij ten laatste op den hoogsten top, waar de seinpaal
voor de geographische opmetingen is opgericht, 2430 meters boven
het zeevlak. Onvergelijkelijk schoone en woeste vergezichten doen
zieh hier aan alle zijden op. Langzaam en trapsgewijs dalen bergen
en berghellingen in onafzienbare reeks in de verre diepte af. De
chaos van woest dooreengeworpen ruggen en toppen, ravijnen en
dalen, overal prijkend met een prächtig kleed van groene bosschen
en met een eindelooze verscheidenheid van kleuren en tinten en
het bekoorlijkst spei van licht en schaduw getooid, smelt allengs
weg in zwakker, doffer tonen en verliest zieh ten laatste in den
lichtblauwen nevel die den horizon schijnt te omzweven. Hier en
daar blikt tusschen het groen de bruine spiegel van een uitge-
strekte rawa of trekken sneeuwwitte wolkenmassa’s zieh samen
boven de peillooze groene diepten. In het heerlijke Telaga Patengan,
het schoone bergmeer met zijne lichtgroene oevers en eilandjes,
dat, op slechts weinige palen afstands van hier, vijftienhonderd
meters boven de zee, aan de zuidwesteljjke helling van het ge-
bergte schittert, weerspiegelt zieh het diep azuur van den helderen
hemel, en daarachter doemt in de blauwe verte een zwakke licht-
streep op, de flikkering der baren van den zuider Oceaan.
Slechts met weerzin wendt men van dit heerlijk panorama den
blik af naar de peillooze, sombere diepte van den uitgestorven
krater, waarin nog niemand het gewaagd heeft af te dalen. Hij
doet zieh voor als een zeer regelmatige trechter in den vorm van
een omgekeerde piramide, waarvan de spits is äfgeslagen. De
nauwe benedengrond, voor zoover men dit door de duizeling-
’) Nepenthes melamphora. ZieMiquel, Flora van j§* LI*. 1072. Vgl. boven
D. I , bl. 151.
wekkende hoogte waarvan men dien gadeslaat, kan beoordeelen,
is vlak en met gras begroeid; maar gelijk de geheele berg tot
aan zijn hoogste spits met het groen van weelderig loof en mos-
zoden getooid is, zoo heeft dit zieh ook voortgezet tot in den
diepsten bodem van den afgrond, -rt een beeid van het nieuwe
leven, gedurig ontkiemend uit den dood ').
Na vijf palen rijdens door de bosschen van het hooggebergte
bereiken wij den weg die van Tji Soendari naar den Goenoeng Tji
Widai is aangelegd, en als wij dan dien weg nog twee palen ge-
volgd zijn, bevinden wij ons op de breede kruin van dien berg,
vanwaar de bodem aan de oostzijde vrij steil afdaalt naar de piek waar
de merkwaardige solfatara Kawah Tji Widai gelegen is, terwijl
ten noordwesten de Goenoeng Oeroeg zijn stompen, woudrijkeri
top opheft tot eene wat grooter hoogte dan het punt waarop wij
ons bevinden. Weinige minuten zijn toereikend om ons vanhier
längs een klein voetpad tusschen hoog geboomte te doen afdalen tot
de open piek, waar wolken van stoom en de opeengedrongen
vac.einiums en erica’s de aanwezigheid der solfatara aanwijzen.
De Kawah Tji Widai is een zoogenaamde explosie-krater, midden
door zandsteen-lagen uitgebroken, — een trogvormige diepte,
wier randen zieh niet boven den vlakken bodem van den omtrek
verheffen en die een chaos vertoont van verbrokkeld gesteente,
als ijsschotsen opeengestapeld, en bij duidelijk bewaarde strati-
ficatie op merkwaardige wijze verteerd, verweekt. van zwavelzuur
doortrokken en met zwavel en aluin bezet. Met een sissend ge-
luid stijgen uit ontelbare spleten zwavelzure dampen, zwavel-
waterstofgas en waterdampen op en vereenigen zieh tot een rook-
en nevelwolk, die onveranderlijk blijft hangen boven de door de
prächtigste bosschen nauw ingesloten ruimte en de temperatuur
zoodanig verhoogt, dat daardoor, op een hoogte van ruim 1800
meters, eene verwonderjijk weelderige vegetatie aan den bodem
wordt ontlokt. Kokend heete modderpoelen van zure klei en nieuw
gevormde aluin vullen de ruimte tusschen de steenblokken aan
en vormen aan.de oppervlakte een onzekere, bedriegelijke korst,