
kracht van Daendels heeft gezegepraald over de bezwaren die
de natuur aan de groote verbinding van Java’s uiteinden in den
weg legde. In de zuideljjke helling van den Goenoeng Tampora —
zoo heet de bedoelde trachietheuvel — is de weguitgekapt; om
den noordelijken, op het strand rüstenden voet van den Ringgit
is hg heengelegd. Natuurlijk moest de behoefte dringend worden,
eer men er toe kon overgaan ook de zwarigheden van het ter-
rein tusschen den Ranoe en den Krintjing te trotseeren.
Van Banjoe anget, het hoofddorp van het district Binoer,
waarbij de suikerfabriek de Maas lig t, is Besoeki 6{, van de
desa Binoer 11, van de grens van Probolinggo 121 paal ver-
wijderd. De toegang tot het stadje van de Probolinggosche zij de
is zeer schoon. Een zeer breede laan van prächtige tamarindeboomen
loopt recht aan op het residentiehuis, dat oostwaarts
van de kota aan een ruim plein ligt, een eenigszins ouderwetsch
voorkomen heeft en aan de achterzijde een schoon uitzicht biedt op
den Ringgit. Het middelpunt der plaats is de aloen-aloen, waaraan,
als altijd, de regentswoning, de njoskee en eenige andere publieke
gebouwen, ook een fortje met een kleine bezetting, gelegen zijn,
maar zij bieden niets opmerkelijks aan. De steenen huizen der
Europeanen, de kampongs der vreemde Oosterlingen en der inlanders
, meest Madoereezen, zijn geheel als overal elders. De eenige
merkwaardigheid is een monument aan de nagedachtenis van den
resident Mayor gewijd. Bleeker schatte in 1847 de bevolking op
ruim 15000 zielen, waaronder 200 Chineezen, en dubbel zoo-
veel Arabieren, Maleiers, Mandareezen en Balineezen te zamen.
Een riviertje, dat ook Besoeki heet, doorsnijdt de stad en stört
zieh in de kleine baai waaraan zij lig t, en die een heerlijken aan-
blik biedt, maar door hare ondiepte bijna onbruikbaar is. De
groote schepen moeten op geruimen afstand ankeren, slechts kleine
kunnen dicht bij het havenhoofd komen en raken dan nog bij
laag water aan den grond. De gemeenschap der stad met de
reede door middel der verslijkte rivier is dikwijls onmogeljjk').
i) Zie over Besoeki Ren g e rs, Dagboek, Bijdr. 1846, bl. 262 v.; Ju n g h u h n ,
Reize. 355; van Hoevell, Reis, I I . 159—162; Bleeker, T. v. R. I . 1849,11.
129; Buddingh, R . O. I ., I . 397 ; T. V.R. 1 .1859. I I . 263; v. Gelder, Beschrij-
ving van J a v a , IY . 79 v.
Een opmerkelijk verschijnsel te Besoeki is de snelle aanwas
van het strand. E r heeft zieh een breede strandvlakte gevormd,
die jaarlijks toeneemt. De aangewonnen grond is telkens bebouwd,
het havenhoofd verder uitgebracht, en toch kon men weldra weder
bij ebbe het gebied der zee ver voorbij het havenhoofd bewan-
delen. Behalve de gewone aanslibbing, die wegens de onbedui-
dendheid der rivier slechts gering kan zijn, schjjnt hierbjj eene
langzame, maar regelmatige opheffing van den bodem, die ook
in andere gedeelten van Java wordt waargenomen, in het spei
te zijn. De koortsen die de bevolking van Besoeki teisteren en
aan de stad uit het oogpunt van gezondheid een kwaden naam
hebben bezorgd, schijnen aan de bebouwing van dit moerassige
strand te moeten worden toegeschreven ').
Wij keeren nu terug tot Boedoean, om de reis verder oostwaarts
te vervolgen. Boedoean ligt in het district Mlandingan,
het derde längs het strand van Probolinggo af; want de onmid-
dellijke omtrek van Besoeki, met eene strook lands die zuidwaarts
längs de hellingen van het Jang-gebergte opklimt, vormt het
district Besoeki. In Mlandingan, welk district grootendeels tot de
vlakte behoort, daar de bergstreek ten zuiden het district Wringin
uitmaakt, is de suikerindustrie weder vertegenwoordigd door de
fabriek die den naam van Boedoean aan het zoo geheeten dorp ont-
leent. Het hoofddorp Mlandingan, — men zegt ook Plandingans) —
ligt aan den postweg, 5J paal van Besoeki; op geigken afstand
van Mlandingan ligt Boegatan, het hoofddorp van het laatste,
gelijknamige, district der afdeeling Besoeki. Bij Boegatan begint
de postweg zieh om den noordelijken voet van den Ringgit te
buigen. Aan die bocht liggen de desa’s Petjaran en Elampokan,
bij welke laatste men den berg reeds eenigermate achter zieh heeft
en een vrjj gezicht krijgt op de vlakte en de ruime baai van
Panaroekan. De tocht om den Ringgit heen heeft eigenaardige
bekoorlijkheden. Men heeft rechts den berg zoo nabij zieh, dat men
de boomen aan zijne helling schier kan teilen, en ziet links den
’) Zie over de rijzing van J a v a ’s bodem vooral S tö h r, die Provinz Banju-
wangi, S. 49—5 3 , en in R. T. v. R. I., X X IX . 76—81. Historische gegevens
zgn verzameld door Hageman, R. T. v. R. I. , XXX. 248—284.
2) Zie Deel I I , bl 35 4 , noot 2> en Bleeker, T. v. R. I . 1 8 4 9 , I I . 130.