
verder de grens der afdeeling Probolinggo met Loemadjang.
Letjes ligt aan den noordelijken voet van den zadel tussehen het
Tenger-gebergte en den Lamongan '); men begint dus bier zachtjes
te stijgen en bereikt het hoogste punt van den weg op 200
ä 250 meters, bij het station Ranoe Jä sä , 4f paal voorbg
Malasan. Dan daalt men wederom tot Kelakah, de hoofdplaats
van bet district Ranoe Lamongan, dat zicb van de grens der
afdeeling Probolinggo ten noorden tot aan die van het district
Loemadjang ten zuiden uitstrekt. De bodem bestaat hier overal
nit fijn vulkanisch zand, aan de oppervlakte vruchthaar en bruin
gekleurd door de vermenging met teelaarde. Domis, die dezen
weg in 1827 hereisde, vond dien van Letjes tot Ranoe Jäsä
schier geheel onhewoond en met zware bosschen bedekt, enzag
slechts hier en daar kleine woningen van Madoereezen en enkele
Javanen, die hezig waren het zwaar geboomte te vellen voor
den aanleg van tegalans. Tussehen Ranoe Jäsä en Kelakah had
de cultuur eenigszins grootere vorderingen gemaakt, enzag men
eenige kleine desa’s en stukjes grond, met tabak, djarak en pisang
heplant s). Junghuhn hereisde denzelfden weg in 1844 en kon
reeds toen getuigen, dat hij voortdurend door behouwde streken
liep ’), zoodat de wensch van Domis, dat het d is tric tJt welk
den nijveren Madoerees als het ware tot hearbeiding noodigde,
spoedig een talrijke bevolking zou voeden, binnen weinige jaren
verhoord was. Het gezicht dat men op het hoogste gedeeltevan
dezen weg geniet, is zeer schoon. Men ziet een zacht gol-
vend terrein voor zieh, waarin rijst- en maisvelden, koffieplant-
soenen en dorpsboschjes elkander afwisselen, en dat als een
uitgestrekt perk naar de hellingen van den Lamongan opstijgt.
Daar wordt het woud dicht en onafgebroken tot het de kale hoo-
pen van asch en slakken bereikt die den top van den berg vormen.
Aan de rechterhand weidt het oog over een terrein, uit lage,
kantige, met bosch gekroonde heuvels bestaande, waarop de som-
bere massa van het Tenger-gebergte neerziet. Blikt men achter-
waarts, dan overziet men de bebouwde vlakte, omzoomd door een
gordel van strandbosschen en kokosboomen, en daarachter de
') Zie D. I, bl. 102. s) Domis in Oosterling, II. 2. 57. l) Java, II. 1104
straat van Madoera met de kust van het eiland in het verre
verschiet ‘).
Kelakah is beroemd door zijn meer, de Ranoe Kelakah of
Ranoe Lamongan, aan welks oever een uitstekende pasanggrahan
te midden van een schoonen bloemtuin is opgericht. Van de met
slingerplanten omgeven verandah aan de achterzijde van het bam-
boezen, op een terras van gebakken steen geplaatste gebouw,
heeft men het gezicht op de schoone, ronde kom, waarop tal
van eenden en waterhoenders rondzwemmen en die door een gordel
van dicht geboomte, met slanghalsvogels, neushoornvogels,
zwermen van vledermuizen en enkele vliegende katten bevolkt,
prächtig omzoomd is. Achter die kom rijst de kale top van
den Lamongan uit het woudkleed aan zijn voet tot een hoogte
van 1669 meters omhoog en spiegelt zieh met den krans van
rook die zijne kruin omkronkelt, in den kalmen plas. Maar de
pasanggrahan zelf ligt slechts ongeveer 230 meters boven den
zeespiegel, zoodat de Lamongan zieh 1440 meters verheft boven
het punt waarvan hij hier wordt gadegeslagen. De hoogte schijnt
dus niet onbelangrijk, maar is inderdaad in vergelijking van die der
meeste Javaansche vulkanen slechts gering, evenals de Lamongan
ook in omvang, bij Tenger en Smeroe vergeleken, slechts een
miniatuur-vulkaan heeten mag. Trouwens ook van zijne werk-
zaamheid, hoeveel vertooning die ook maken möge, heeft Junghuhn
niet ten onrechte gezegd, d a t, in vergelijking met de ver-
woestende uitbarstingen van sommige andere vulkanen, die van
den Lamongan slechts een vuurwerk schgnen, ter verlustiging
van de toeschouwers ontstoken 2).
De Lamongan is aan de oost- en westzjjde door de reeds
vermelde vlakke zadels met den Jang en den Tenger verbonden,
terwijl de noordelijke en zuidelgke voet geheel in de strandvlakte
overgaan. De berg rijst dus, in het algemeen gesproken, uit vlakke,
met woud bedekte streken omhoog, zonder dat hij door ketenen
met duidelijk ontwikkelde vormen met eenig ander gebergte verbonden
is.
De gedaante van den Lamongan zelven is echter verre van
') Jukes, Voyage of the Fly, II. 22 v.; Teysmann, t.a. p. 163 v. 3) Java, II. 1105.