
noordoostwaarts, over een afstand van 16 palen, naar de voormalige
districtshoofdplaats Tji Manoek aan den voet van den Pepandajan
gaat, is een der schoonste, maar ook een der moeiljjkste van
Java. Men heeft tal van riviertjes te doorwaden, tal van ver-
moeiende klimmingen en dalingen te volbrengen, maar wordt
mcestal door het donker loof van maagdelijke bosschen tegen
den zonnegloed beschermd. Die bosschen zijn vol van arenpal-
men, en deze nuttige boomen hebben, scboon in het wild groeiende,
steeds een eigenaar wiens rechten geeerbiedigd worden. Het
schoonste punt op den weg is bij het riviertje Tji Boeta Roewa,
dat 25 voeten beneden de houten brug die het overspant, ont-
zettend kookt en schuimt, terwijl onmiddellijk aan de overzijde
een hooge, bijna loodrecht stijgende berg, bedekt met rasamala’s
en andere woudreuzen, den reiziger slechts door de slangvor-
mige uitkappingen in zijne helling gelegenheid biedt om, met
den gapenden afgrond aan zijne zijde, langzaam omhoog te
klimmen. Eindelijk wordt door deels nieuw aangelegde, deels
afgeschreven koffietuinen, het op eene hoogte van meer dan
1600 meters gelegen Tji Manoek bereikt, waar noch padi noch
klappers vruchten dragen, en dat dan ook, evenals het vroeger
door ons bezochte Pengalengan, alleen ten behoeve van de
koffiecultuur is aangelegd. Yan Tji Manoek verder trekkende,
overschrijden wij de grenzen van Kandang Wesi, en terwijl wij
Tji Kadjang, de op een 1200 meters hoog, door de hellingen
van Pepandajan en Tji Korai gevormd plateau gelegen pakemitan
van Negara, met haar reeds vermeld theeland, aan onze linkerhand
laten liggen, rijden wij door koffietuinen, bosschen en tegal-
velden, ten laatste sterk dalende, naar het in een kleine dal-
kom gelegen Bandjar Sari, de hoofdplaats van het district
Batoe Wangi '). Allervriendelijkst is de aanblik van het dorp in
') Koorders, wiens „Reis door Soekapoera“, in Bij dr t. d. T. Ld. en Yk.
v. iS. I ., He Yolgr., 1)1. IY , bl. 367—389, hier m|jn voornaamste bron is,
schrijft den naam dezer plaats, bl. 386, Bandjar Wangi, vermoedelijk een
eenvoudige schrijffout, uit verwarring met den distriotsnaam Batoe "Wangi ont-
staan, en die hij zou verbeterd hebben indien hij zelf de ait zijn nalatenschap
gepubliceerde aanteekeningen voor de pers bewerkt had. Junghuhn noemt
dit dorp Tji Gantoeng. Zie zijn Jav a, III. 279, vergeleken met zijne kaart.
het kleine dal, waardoor zieh bevallig de Tji Kaengan kronkelt.
Wij merken hier een nette pasanggrahan op met een smaakvol aangelegd
voorpleintje, in welks midden een heerlijk rozenperk prijkt.
Van Bandjar Sari zetten wij onze reis voort naar D edel, de pakemitan
van het aan Batoe Wangi grenzende district Tradjoe. De
weg derwaarts, 14 palen lang, loopt door een doodsche, hobbe-
lige, eentonige, uit zeer siechten grond bestaande, veelal met
glagah begroeide, maar-overvloedig door beken besproeide land-
streek, en het kleine Dedel ligt in een verbazend enge dalkom,
waarin men längs een vrij geleidelijke, maar sterke helling afdaalt.
Van Dedel gaat een weg noordwaarts naar Mangoen Redjo,
en een andere zuidoostwaarts naar Tji Balong. Mangoen Redjo
is het hoofddorp van het district Panjeredan en is bij de laatste
organisatie der Preanger de hoofdplaats geworden van de afdeeling
Soekapoera Kolot, en dus ook de zetel van den Assistent-resident.
Tji Balong is de pakemitan van het district Paroeng. Beide plaat-
sen liggen aan de rivier Tji Woelan, d ie , op den berg Kratjak op de
oostgrens van het regentschap Limbangan ontspringende, om
het tot de afdeeling Tasik Malaja behoorende district Singaparna
heenloopt en h e t, na hare aanvankelijk zuidwaartsche richting
met eene oostwaartsche verwisseld te hebben, van Panjeredan
scheidt. Aan den noordoosthoek van Panjeredan wendt ze zieh
zuidwaarts en vormt nu, over een körten afstand, de grens tus-
schen de districten Panjeredan en Tasik Malaja, en vervolgens
die tusschen Panjeredan en Paroeng ter linker- en Mandala ter
rechterzijde. Paroeng, waarvan Tji Balong de hoofdplaats is,
behoort reeds niet meer tot Soekapoera Kolot, maar tot Soekapoera.
De Tji Woelan stroomt door eene steile kloof, die,
blijkens de ontblootingen die van de grens van Limbangan tot
Tji Balong de waarneming der bodemgesteldheid begünstigen,
uit vulkanisch puingesteente, tot een verbazend dikke laag
opgehoogd, gevormd is. Die puinbrokken zijn de uitwerpselen
van den Galoenggoeng en gedeeltelijk eerst van zijne geduchte
uitbarsting in 1822, waarover straks nader, afkomstig '). De