
Tegal is zeer regelmatig aangelegd, met breede, goed be-
grinte, door witte muren omzoomde straten, die elkander onder
rechte boeken kruisen en met tamarindeboomen en de uit Zuid-
Amerika naar Java overgebrachte Djati Walandä ') beplant zijn.
De woningen der Europeanen staan nabij het strand, gedeeltelijk
aan een langwerpig vierkant, met hoog geboomte beschaduwd plein,
waaraan ook het Gouvernements- of Eesidentiehuis en het fortje gelegen
zijn. Het eerste is een fraai gebouw, op de grondslagen van het
oude Gouvernements-huis opgetrokken; het laatste heeft sedert
lang niet meer als versterking dienst gedaan, maar wordt gedeeltelijk
als kazerne der pradjoerits, gedeeltelijk als gevan-
genis gebruikt. Achter het Eesidentiehuis ligt een tweede plein,
waarop de zware fundamenten van eene oude koepelkerk de
aandacht trekken. Tot den nieuweren tijd behooren de mede aan
het strand liggende Gouvernements-pakhuizen. Yan het sombere,
onoogeljjke logement kan niet veel goeds gezegd worden. De
dalem van den Eegent is geheel van steen en, behoudens de
vele muren die hem op Javaansche wijze omgeven, in Europee-
schen smaak ingericht. In den onmiddellijken omtrek der stad
verdienen de goed onderhouden, met vele monumenten prijkende
Christen-begraafplaats, en de fraaie zoogenaamde toerwegen, die
met een dubbele rij kanarie-, katapan- of tamarindeboomen
beplant zjjn, onze opmerkzaamheid.
In weerwil van de bezwaren die den handel van Tegal druk-
ken, is er toch veel vertier, vooral in het fraaie Chineesche
kamp, dat aan de zuidzijde der stad gelegen is , ter plaatse
waar men haar längs den postweg binnenrijdt. Men beweert dat
de vestiging der Chineezen te Tegal de oudste op Java is. In
de tiende eeuw zou hier een Chineesch vaartuig gestrand zijn,
waarvan de schipbreukelingen zieh over Tegal, Samarang en
Djapara verspreidden. Een hunner wist de verbazing van het
inlandsch hoofd van Tegal op te wekken door de vertooning
van een wondersteen, waarmede men denkt dat een zeilsteen
bedoeld is , daar de Chineezen sedert lang met het kompas be-
*) Guazuma tomentosa.
kend zijn. Yol eerbied voor een adept in zoo geheimnisvolle
wetenschap, vergunde hun het hoofd zieh met zijn gevolg te
Tegal ne6r te zetten '). De Chineezen hebben hier een groote
menigte toko’s , en zoowel de handel met het binnenland als de
kusthandel wordt voornamelijk door hen gedreven. Maar ook
de inlanders hebben hier vele winkele, waarin vooral een over-
vloed van kleedingstukken voorhanden is. Tegal is günstig bekend
om de bekwaamheid zijner steenhouwers, timmerlieden en sme-
d en, en men beweert dat nergens op Java beter rood wordt
geverwd.
Deze stad had vroeger den naam van zeer ongezond te zijn; maar
door het dempen der moerassen rondom het fort, schijnt de
toestand veel verbeterd te wezen. Dr. Bleeker bevond bij een onder-
zoek dat zieh over vijf jaren uitstrekte, de sterfteverhoudingen
merkelijk günstiger dan te Batavia. Zeker is het dat in de eerste helft
dezer eeuw Tegal herhaaldelijk door zware epidemien, is geteis-
te rd , die zelfs tijdelijk tot eene verplaatsing van den zetel des
bestuurs naar Bandjaran, zes palen ten zuiden van de boofd-
plaats, aanleiding hebben gegeven 2).
Wij slaan thans dien zuidwaärtschen weg in, om andermaal eenige
der belangrijkste punten van het binnenland te bezoeken en de
omstreken van den Slamat te leeren kennen. De weg is over
eenige palen zoo dicht met desa’s bebouwd, dat men nauweljjks
bemerkt de hoofdplaats verlaten te hebben. Geen plekje is hier
onbewoond gebleven en het voorkomen der bevolking getuigt van
welvaart. Op 3£ paal afstand van Tegal passeeren wij de sui-
kerfabriek Pagongan. Schoon is vaak op dezen weg de blik naar
het gebergte heen, met den trotschen Slamat aan den gezichteinder.
Het reeds genoemde Bandjaran, het eerste poststation, is een
') Roorda van Eysinga, Ld. en Yk. III. III. 13 .
s) Zie over Tegal Roorda v. Eysinga, Reizen en Lotg. III. 74 w ., Ld.
en Vk. III. III. 9 , en Aardrijksbeschrijving v. N. I. 220; v. Sevenho-
ven in T, v. N. I., II. 1. 328; Losse aanteeken., in T. v. IT. I. 1860, 1. 177;
van Hoevell, Reis, I. 84; Bleeker in T. v. N. I. 1849, II. 181; Buddingh, R.
0. I., I. 147, 149; van Rijckevorsel, Brieven. 337. Re oudere berichten spre-
ken over een ruim en fraai stadhuis uit de dagen der Compagnie, met een
tuin met grotwerk; maar in de nieuwere vind ik het nergens vermeld
HL 24