zaden ge volgt, die in paaren by een. gefehikt,
langwerpig en gegroeft zyn. Deze plant
groeit op de moeraslige plaa.zen: men.ltweekt
haar mede in de tuinen der Liefhebbers aan.
Haar wortel, die- eenigzins naar die van de
Roode Steenbreek gelykt, ,is afzettende ,
verdryfe de winden , en verzagt de fpee-
rieri,
2. De O e n a n t h e me t b l a d e r e n
van Ke i v e l , Oenanthe Chariophyllii fo-
liis. Déze plant die weinig anders als in-de
koude en Noordelyke Landfchappen , langs
de beeken in Engeland, enz. groeit,:.heen:
veel overeenkomft en gelykvormigheit met
de Dolle Kervel , en- zelfs- in de eigenfehap-
pen. Haare wortelen zyn Rapen, gelyk die?
der Affodille ; zy zyn-wit, onmiddelyk aan
derzelver hooft verknocht r zonder vezelen,
en met het zelfde fap als de plant vervuld.
Uit de wortelenjkoomen verfcheide fteelen
voort , die drie voeten hoog , verfprëid ,
rond ,- en getakt zyn ;. zy brengen •bladeren’
voorc die,veel overeenkomft met die derKer-
vel hebben, z y zyn bruinachtig groen , en-
hebben een • fcherpe en walgachtige fmaak ;
z y zyn eerft met een melkachtig fap: vervuld,;
hetgeen vervolgens gedachtig, etterachtig,
Hinkend, emvergiftig word. Haare bloemen'
zyn by wyze van Zorinefchermen gefehikt,
gelyk die van de Dolle K erv el, en beftaan
uit verfcheide blaadjes , die als Roosjes o f
Leliën gefehikt zyn :-z y worden van kleine
vruchten gevolgt, die uit twee langwerpige
en gegroefde zaden, zamengefield zyn.
Dit fóort van Oenanthe , is een doodlyk.
vergift. Zy veroorzaakt een zeer fmertely-
ke hitte in de maag , ontftelt het gezicht,. en
de geeft; doet de kaken toefluiten , verwekt'
de Hik., 'en vrucht-elooze poogingéii om te
braken , bloedvloeijingen uit de OQren , een
aanmerkelyke ópfpanning omtrent de maag,
en verbrand derzelver. zenuwachtig vlies. De
hulpmiddelen tegens dit vergift zyn, dat men
veel olie, gefmolte vet Of boter, melk en andere
vettige vochten doorzwelgt, die het
bytende vocht verzagten , en defor de ftöel-
gang en braking konnen-doen loozen.
De Natuurkundige hebben mede de naam
van Oenanthe aan verfcheide vogelen , gelyk
de Wit-Buikjes , Goud-Vinken, enz.- gegee-
ven. Zie deze woorden*
O E S T E R , Oftreum, dit is-een geflacht
van. twee fchelpige fchelpen ,. die een ieder
kend. Het'hée-ft yéel overeenkomft met liet
geflacht der fchelpen .tlie fluitfchelpon hebben:
vzyne twee fchelpen zyn uit verfcheide
bladeren o f fchelpen zamengefteld: de. fchel-
pen der Oefters zyn.dikr fterk, zwaar, zom-
tyds aanmerkelyk groot, van een byna rónde
gedaante ,. gew.oonlyk ruuw en knobbel--
achtig, zyne üuitfchelpen zyn altoos onge-
lyk in grootte, en;uitwendig ruuw en fcherp,.
inwendig glad en zil'ververwig r de eene is
altoos meer o f min hol , en de andere-'plat-
achtig ,: zy zyn in het midden door een band
aan elkanderen gehecht,.
In de Natuuriyke -Hiftorie r die wy in
het artikel Schelp-Dier, van de fchelpen be-
fchryven zullen, zullen wy naar de byzonde-
re artikelen wyzen , om de byzonderheden
van ieder geflacht van fchelpen te befchry-.
ven. W y zullen düs hier met de Qefter, dit
ontwerp vervullen....
Verfcbeidenheden van de verfcbillende. foor ten.
van. Oefter*., door de vorming van..haare
- fchelpen*.
\ Het is in een verzameling van deze fchelpen,
dat men derzelver oneindig aangename
verfcheidenheit zien kan. De Oefters zyn-
dikwylsxnet punten , en. overeind ftaande*
deelen bezet; eenige verbeelden gebladerde-
Koeken § ó f een Egel ; • andere- hebben uit-
walFén o f deelen , byjwyze van loopgraven,.
die een Varkens-,Oor ofHaane-kam nabootsen
* : andere zyn troswys op de Rotzenff o f
opMadrepoiaas.geplaatft. De Oefters hebben
een kenmerk, dat aan hun geflacht eigen is ,,
’t geen hen van de GapeFS, moet doen onder- ,
fcheiden, met welke zy byria altoos door de
Schryvers verward zyn. Zie G ap er.
De Oefter is uit verfcheide korften o f platen
zamengeftelt,. die een ruuwe oppervlaktevormen
; zyn opperde fchelp is veel platter-
als de onderfte hy heeft een bek die zi£h
aan een van zyne uiteinden verheft. De Oefter
fluit-volm-aaktelyk,ondanks zyne ruuwe
oppervlakte , en dé punten met welke hy
dikwyls bezet is, De zonderlingfte • foorten
der Oefters , zyn diè_geene, die-men dz Hamer,
de Vogelfcbelp, het Lauwriersblad , de
Ajuinfcbel, de Hanekam , o f de Poolfcbe zadel
noemt. De verfchëiden-heden der punten
en knobbelen, die ,men op de fchelp -der
Oefters opmerkt, als.mede hunnefchoone
kleuren , zyn mogelyk niet anders als ver-
fcheidenheden,, en geenfoorten vormen. .
- Befcbrz-
"ii jBefebry'virig van-den Oefter..
De Oefter is-: uit, alle de deelen zamenge*
field | welke dè andere Schelpdieren bezit-
-ten ; het is een fchelp die onbeweeggelyk
door zyn gewricht is , en zich niet meer -als
een duim opent om adem te halen | water en
Voedzel dóór zyne zuigers-te neemeh-, ’t gqen;
rfierl zecht dat-in het lap* vanikleine dieren,
van 'planteh , ;-en zekere deelen ;vanreën’ flyk-
achtige aarde beftaaf. Het bovenfte deel:
van den Oefter is' alleen bevvceglj^k, heton-
dérfie isDhbeweeglyk, en dient tót een punt
dat wederftahd bied.' De Oefter zou zyn water
veiiie-zen, -zoofiy ’niet op de rug lag-. De
opening yah zyn mond , is;tuftchêö?dé kieu--
wèn--; hy-is<É<^':'gfoiété4ipi^h'^^Öómdj’wfe;!---;
ké met-zuigers bézet zyn-; dit vórmt e'eh'fóort.
van doörfchjmèride1 e-n harde loh die dë Inwendige
'Wänden 'van- de beide fchelp én -be- -
kleed. Hy behoud veel water in zyn be-'
waarplaats , en dit is het.geene zyn-leeven ;
buiten dé ^e.éy 'VèfFehgt.1 I-tét - v.eerkraehtl|ev
zamenhechtzél , ’t-geen de -fchelpen doet be- '
weegeh , is ' tufle-hen dë twee liuitfchelpëii^
befl o ö te n e i > j ui ft ia -het- k nobh ël ach t-i g-de el \
of top van de-fchelp-. De twëe;, fchelpen heb-1
hen geen fcharnier; !de peesachtige- fpter, die-1
heil' vèrëénigt, verKófo, dif-gébrék. De yicB ?
] ongswyze blaadjes dienen-den Oefter om zich :
van eea overtóllig vocht te öntlaften, en èën-'
nieuw fap in te zuigen. De Oefter heeft een' 1
zagt vlees , ? en een wit vlies , dat een’ ftóffe :
bevat, die met een bruinaehtig geel gemarmert- -
is , en defïèlvs ingewand'Tchynt te zyn-. Men
vermoed dat hét uit deze dikke en gedreinde
dóffe is', dat' het melkachtig vocht vöort-f
köomt, 9t geen het loert vcrmeenigvuldigt, ’
en het zaad voortbrengt. Dit melkachtig vocht,
gaat door verfcheide trappen van aahgróei, '
voor dat liet -de twee fchelpdn in Zyn middelpunt
beflooten laat zien. MènzaTin een eo-
genblik wegaar worden, dat deze lytnerige ftof-
fé*doör kleine roode wormen lévendig gemaakt,
en door de ontroerde'baren op de takken .der
Mangliers geworpen- zynde , welke aan de
onvruchtbare óevers van het Eiland Cayenne
gröeijm^, Oefters voortbrengt, welke
Paarlenmitiëverèn , en aan de fakkènVan de--'
ze boomen fchynen te hangen.. De Oefters
hebben niet meer als^-twee ;pèëfen -of zanlen—
hechtzels van een donkere violet klèur, die’
hen aan hunne twee fchelpen vafthechten ,
waar van de bovenfte gèwooneiyk plat i s ;
de andere is hol, en bevat Uet geheele lichaam
van dit Dier. De Oeftè^ is doöf Lifter znJVil”
les. ontleed,
Kuitfehieting j en tyd' van de ziekte der
Oefters.
•- Zoo het moeijelyk is om dë‘teeldeelen vaü'
dit Dier te ontdekken , zoo ds-het niet ge*'
makkelyk ,. om de mannetjes van de wyfjes-
të önderfcheideh. Men- weet alleen , dat zy
iri.de maand Mey hun-kuit fchieten ij die een-
lin-swyze gedaante heeft.- Mén- wórd door
een goed Microscoop , in deze melkachtige,
zelfftaridigheit, -een oneindige meenigte ei-
jeren gewaar , en in deze eijeren , kleine'
Oefters , die reeds volkoomen gevormt zyn.
Dë kuit o f het zaad der Oefters , hecht zich
aan JJj nóczeri | fteenèn | oude fchelpen, ft ukken
hout, en andere diei*gelykö zaken , die
ia - dè zee yprfpreid zyn : ■ w y • hebben' ’er
iri fleflehen y fuiker vormen , fchoenen , en
op een- vuurroer gevonden , h geen- men met
vöórdacht inde maand Maart, in zee geworpen
had-; de kuit had zich- op deze ftoffen,
binnen'vyf weeken gezet.
' Men gift , met’ veeb’ waarfdhyirelykheit,
dat dé eijeren:, binnen vier ën twintig uu--
ren , _zich met fchelpen- beginnen te bedek*
ken. ■
• D-e-Oefters -zyn ziek en- mager , na dat zy
harin# kuit gefchooten hebben , -maar krygen
iri Auguftus hun vetheit weder. Lifter en-
Willes willen , dat men de ziekte der-Oefters,
aan de, mannetjes , door een-zekere zwarte*'
-ftoffe ontdekt, die zich aan de kieuwen ver--
toont; en aan de w y fje s , door de witheit,.
van deze ftoffe;
Het-is in de maand Mey, aan de Viflchersy
door de Bevel - Schriften , geoorlooft, om-
allerlei foorten van Oefters te viflehen_;, en-^
vermits men zomtyds op een • eenige fteerr,
o f op een eenige fchelp twintig kleine Oe—
fters-telt; zoo is-hen meede bevolen, om dë*
vermeerdering van het foort te bevorderen,
dat zy dezelve, weder in zee moeten werpen.
Wanneer de maand Mey voórby is , zoo mogen
zy- alleen , Oefters van een bekwaame
gróótte viflehen : wat de kuit betreft -die zy
van de fteerieri los riiaken , etf de Oefters die-
noch te klein zyn , plaatzen zy op de een
o f andere plaats in zee, alwaar zy groeijen.,
en v e f worden konnen ; diervoegen, dat
zy-binnen twee óf drie j«naren, tot volmaakt--'
hek koomen.-
Y- 3i Groene