T A M A R IN D . Dit is een foort van
Meerkat, die men op Guayana en Brazil
vind. Zie A a p .
T A M A R I N D E , Tamarindi , dit§is
een vleesachtige o f mergachtige zelfflandig-
heit, die even als vetachtig, lymerig en kleverig
is , zy is in. klompen gevormt, zagt,
zwartachtig en rosachtig van kleur, zy heeft
een rinfe en wynachtige fmaak, en is met
fchorfen, vliezen, peulen, kraakbeenige vezelen
, en zelfs met zaden vermengt, die
hard , rood bruin , blinkende , veel grooter
als die van de Kaffie, byna vierkant en platachtig
zyn , zy gelyken naar de kernen van
de Kaflie, o f van de Vygeboomen. Menhrengt
dit merg uit Egypten, uit de beide Indiën en
uit Afrika , maar vooral van de Senegal en
uit Ethiopiën.
De Boom die de vruchten voortbrengt, uit
welke men deze zelfïlandigheit trekt, word
T a m a r in d e n b o o m , Tamarindus ge-
naamt: hy is zoo groot als een Notenboom,
maar veel dichter getakt : zyn wortel is getakt
, vezelachtig en hairachtig, en fpreid
zich naar alle zyden u i t : zyn Ham btflaat
zomtyds tien voeten in omtrek ; hy is met
een dikke, bruine, afchverwige en geborfle
fchors bekleed zyn hout is hard , en heeft
een rosachtige bruine kleur: zyne takken zyn
in kleindere gefmaldeelt \ en breiden zich
aan alle zyden in een evenredige order u i t :
de bladeren Haan beurtelings aan de takken,
en zyn uit negen o f tien , en zomtyds uit
twaalf paren blaadjes te zamen geitelt, en
aan een rib valtgehecht; zy hebben een vro-
lyke groene kleur, zyn wolachtig aan de onder
zyde , en worden in hunne lengte van
een kleine zenuuw doorlopen ; hun fmaak
is rins.
De bloemen koomen in troffen van negen
o f tien uit den fchoot der bladeren voort,
z y worden door dunne lleeltjes onderlteunt,
en zyn uit drie blaadjes te zamen geitel t die
een rooze-kleur hebben , en met bloedkleu-
rige aderen doorltreept zyn : de Itamper die
uit het midden van de bloem voortkoomt,
is haakswys , en is alleen van drie helmflyl-
tjes vergezelt: hy verandert in een vrucht
die in grootte en gedaante naar de peulen der
boonen gelykt, en met drie o f vier verhe-
ventheden bezet is , zy is met twee fchors-
fen bekleed , de buitenlte is ros , breukig,
en heeft de dikte van een eijerfchaal , de inwendige
is groen en veel dunder, De tusfchenwydte
tulfchen deze fchorlfen bevat het
vleefch waar van wy gefprooken hebben,
De Tamarindenboom brengt zomtyds inde
zeer heete zomers een zekere lymachtige
en rolfe zelfltandigheit v o o r t, en die , wanneer
zy gedroogt is , de room van Wynlteen
in hardheit en witheit evenaart. Men vond
deze boomen op de Eilanden van Amerika
niet, voor dat zy ’er door de Spanjaarden,in
het begin van hunne overwinningen in dit
Werelddeel, geplant zyn.
De vruchten van den Tamarindenboom,
bevatten een overvloed van rins lap. Belton
zecht’, dat .wanneer de Turken en Arabieren
een lange reis in den zomer ondernemen willen
, zy een gröote voorraad van deze vruchten
vergaderen om hunnen dorfl te konnen
lelfchen : zy maken de peulen derTamarin-
denboomen , zoo wel groene als rype , met
zuiker o f honing in , om ze met zich te voeren
, wanneer zy door de Woeflynen van
Arabiën trekken. De Zee-lieden bedienen
zich mede van deze ingelegde vruchten.
Het vleefch van deze vruchten is niet alleen
verfrilfent, maar mede eenjgzins purgerende
, en echter zamentrekkende. De Eu-
ropifche Geneesheeren zeggen , dat de Tamarinden
de fcherpce^der vochten matigen,
de gilling van het Bloed en van de Gal llillen,
en de fcherpe , brandende , en peflachtige
koortzen , en de geelzucht genezen : zyworr
den mede tegens de galachtige buikloop zeer
geprezen , en zy verbeteren op een zonderlinge
wys de kwade hoedanigheden van de
buikzuiverende middelen die te fcherp en te
geweldig zyn. De Heer Geoffroi zecht, dat
zy de krachten van de braakmiddelen vermeerderen.
In den Koophandel onderfcheid men twee
foorten van Tamarinden-vleefch; het eene is
roodachtig, en koomt uit Perliën; en het andere
is bruinachtig zw art, en koomt uit de
Levant..
T A M A R I S C H B O O M , Tamarhcus.
Men onderfcheid twee voorname foorten van
dezen boom : te weten , de Duitfche Tama-
rifchboom , en de Tamarifchboom van Nar-
bonne.
De D u i t s c h e T am a r i s c h b o om »
o f de K l e in e T am a r i s c h b o om , Tarnt
scus Germanica , is een boompje dat na-
tuurlyk in Hongaryen , in den omtrek van
Straatsburg , Sandaw , Geneve en elders»
langs de vochtige en He enachtige plaatzen
groeit: men kan het niet gemakkelyk in de
tuinen aankweeken, ten minllen n ie t , wanneer
men het niet naby het water plant; het
weerftaat alsdan den winter vry wel , maar
fchiec nooit tot de hoogte van een boom op.
Zyn wortel heeft ten naalten by de dikte van
een been , en is met een ’ fchors bedekt die
eenwzins dik en zeer bitter is : hy fchiet een
meenigte breukige Helen uit , die met een
roodachtige fchors ■ bedekt, getakt, en met
een groot getal bladeren verzien zyn, welke
naar die van de gemeene Heide , o f die van
den Cyprelfenboom gelyken , zy hebben een
zee-groene kleur, en een zamentrekkende
fmaak;. Zyne bloemen zyn aan de toppen'
der takken in airen by een gefchikt, en be-
ftaan ieder uit v y f eironde blaadjes, die pur-
perachtig wit zyn; zy bevatten mede zoo veel
helmftyltjes die rondachtige en geelachtige
toppen hebben. Op deze bloemen volgen
kleine, langwerpige, fpitze, en driehoekige
vruchten , die verfcheide kleine zaadjes'bevatten
, die met pluimpjes bezet zyn ; deze
bloemen en zaaden , duuren byna den gehee-
len zomer.
De T a m a r i s c h b o o m v a n N ar-
bonne, o f de G em e e n e T a m Ar i s c h -
b o óm , 'Tamariscus vul g a r i s , groeit voor-
[ namentlyk in de warme Landen, gelyk Span-
; jen, Italien, en Languedoc: hy fchiec verfchei-
i de lteelen uit, die, doorgaans, een heefler
of ftruik vormen ; maar zomtyds maken zy
een boom u it , diefde hoogte van een Kwee-
böom heeft. De Ham vau 'dezen boom is ,
uitwendig met een graauwe fchors bekleed,
die uitwendig roodachtig is , en het hout is
. wit. Zyne bladeren zyn veel kleinder als die
van den vorigén Tamarifchboöra. Dit boompje
bloeit gewonelyk drie malen in het jaar,
in de Lente, in den Zomer, en in den Herfit:
hët vormt een vry bevallig gezicht, om.zyne
bloemen , die purperachtig wit , .en in
airen by een gefchikt zyn : ■ het lecht zyne
bladeren inden winter a f , en verkrygt in de
lente weder nieuwe; dit boompje bemint een
vochtige aarde ; de Hrenge koude is het nadelig
: het word door knoppen en fcheuten
vermeenigtvuldigt; zyn hout, wortel, fchors
en bladeren, worden in de GeneeskonH gebruikt.
v ...
Men maakt van de beidiC foorten van Ta-
ïïiarifchboomen gebruik : men Helt van het
bout kleine tonnetjes , fchoteltjes, drinkbe-
*ers, en andere vaten te zamen , die het
vocht dat zy bevatten , een openende kracht
byzet. Alle de deelen van deze boomen
worden afzettende gefchat, als mede het
loogzout dat men ’er uit trekt, en het geen
tégens de verHoppingen der Mild , van de
Lever en Middeldam vlies gebruikt word.
Men wil dat het hout van de Tamarifchboo-
men zoo goed als het Pokhout tegens de Ve-
nusziektens is : het is noch mede tegens alle
de gebreken van de huit , nuttig. De Ver-
wers maken zomtyds van de vruchten van den
Tamarifchboom, in plaats van Galnoten, gebruik
om zwart te verwen.
T A M A R U -G U A C U . Dit is een foort
van Braziliaanfche Zee-Kreefc, die de Portugezen
, Caramon de Saldago noemen : zy
word nooit tot fpyze gebruikt. Ruifch zechc,
dat zy negen duimen lang is ; haar kop heefc
de lengte van twee duimen; haareoogen Hee-
ken uit , en zyn langwerpig , zy heeft acht
hoornen , ge*tyk de Krabben. Deze Schaal-
vifch neemt in breedte naar den kop af, welke
driehoekig is , en de grootte van een O ly f
heefc. Haar lichaam heefc e lf ringen , gelyk
den Haart der Krabben en Kreeften. Het
achterfle gedeelte van het lichaam fleekt ter
wederzyden uit, en is methairenbezet. Haar
geheele lichaam is met een witte fchaal bedekt
, die zoo glanzig als hoorn is ; naby de
zamenvoegzelen trekt zy op het zwart o f
op het purper; zy heeft aan iedere zyde drie
poten die dun en lang zyn. Naby de kop
heeft z y , aan iedere zyde, een arm, die vier
gewrichten heeft; het uiteinde van den arm
is.aan het laatHe gewricht als een fys ge-
kromt , en met zeer fcherpe tanden bezet.
Dit Dier kwetH door middel van deze armen
, en de wonden die het veroorzaakt, zyn
moeyelyk te genezen,
T A M A T I A , Men geeft in Brazil deze
naam aan twee foórten van Vogelen; de eene
is een foort van LyHer , en de andere een
foort van Waterhoen.
T A M B O U R E C I S S E : dit is een
Boom van Madagaskar , waar van de vrucht
een foort van appel is , die wanneer hy ryp
is , zich in vier deelen van een fcheid : uic de
oranjeachtige fchors van deze vrucht, trekt
men een afverfzel, d a t, wanneer het uit gedampt
is , een uictrekzel, o f liever een droes-
fem verfchafc , die naar de Roukoe van A-
merika gelykt. Zie R ou k oe .
TAM O -
WÊItSÊÊSSÊlÊÊÊÊÊ!!!SÊBÊÊS!ÈÊÊÊtSlSSBÊSÊÈ