dat hy zoo meenigvuldig niet gezocht word
als de voorgaande ; behalven dit is het zeldzaam
om ’er te vinden die geen- gebreeken
hebben ; hy is veeltyds onderheevig om te
zagt te zyn, of. met wolken vervult , o f Cal-
cedonieachtig , gelyk men zulks in die geene
opmerkt die men uit Boheme, Silefiën , en
van Val St, Amarin in den Elzas bekooint.
3. De W a t e r S a p h i e r , 'Sdpbirus
gquaus* Hoe minder deze Saphier gekleUrt
is , hoe bevalliger hy is: men w i l, dat als hy
in ’t geheel geen kleuren heeft | de Juweel-
liers hem in plaats van dèn gemeenen Diamant
gebruiken , welke hy alsdan in luiker
en hardheit evenaart; men bekoomt deeze
Saphier van het Eiland Cylon.
4. De G r o e n a ch t i g e S a phi e r , Sa-
pbirusprafitis. Men ontdekt doör zyne blaau-
we kleur, een groenachtige kleur , die zeer
bevallig verfpreid is : men vind deze Saphier
in Perziën, en hy word weinig gezocht.
Men weet tot heden n ie t, o f de fchoone
blaauwe Saphieren hunne kleur van het Yzer,
o f van het Koper , o f van de Kobalt ontlee-
nen.
S A P O T I L L I E R , Sapota fruBu ovato
majori, Plum. Dit is een groote Boom,.die
op het Eiland Cayenne groeit: hy is zeer ge-
fchikt om een .tuin te'vertieren; zyne takken
breiden zich trechters wys u it , ferwyl.’er in
’t midden een fchent recht opwaarts gaat,
die boven alle de andere uitfteekt; zyne bladeren
zyn veel helderer groen , ais dis van
den Oranjeboom ; zyn vruchten , zecht de
Heer de Prefontaine ,' worden met recht onder
de befte van Amerika geielt; zy hebben
alleen drie langwerpige, platte en bruine kernen.
Men kan dezen Boom overal verplanten
waar men w i l , wanneer men dé nodige
voorzorgen gebruikt.
" Men heeft noch een ander foort van Sapo-
tillier , wiens vrucht de gedaante van een ei
h e e ft, en langer als de andere is , maar haar
imaak is zoo aangenaam niet.
Deze Befchryving fchynt van die geene te
verfchillen, die Lemery van den Sapotrllier,
onder de naam van Zapotuin, geeft; dit is
zecht hy, een vrucht van Nieuw Spanje; de
Spanjaarden noemen haar Zapotè blanco: zy
heeft de gedaante en grootte van een Queé:
haar fmaak is aangenaam , maar zy is onge-
'40nd : zy bevat een N o o t , die men zecht,
• dat een gevaarlyk vergift is. Deèz'e vrucht
koomt op een groote Boom voort, die cour
de Indianen Cochit zapotl genoemt word •
zyne bladeren gelyken naar die van den Oranjeboom
, en zyn drie aan drie op zekere af-
ftanden gepiaatft : zyne bloemen zyn klein
en hebben een geele kleur.
Men geeft op St. Domingo de naam van
SapotiUiêr-Maron , aan een foort van roode
Balatas, ’t geen een zeer nuttige Boom inde
Franfcbe Volkplantingen is. De Heer de
Prefontaine zecht, dat Barrere zich bedrogen
heeft, met de naam vm G a l ib i en Mari-
tambour te geeven, ’t geen dié van een foort
van Paffiebloem is.
S A R D A . Men geeft deze naam aan den
Koralynftyn. ,
S A R D A - A C H A T E S , Dus noemt
men een Steen die overeenkomften met het
Koralyn, en het eigentlyk Agaat heeft: hy is
hak7 d'oorfchynend: zyn kleur is altyd' zuiver,
geelachtig, o f bleek-rood.
S A R D O N IX . Dit is eén foort van
Agaat, da& een vaalroode kleur, en een hoornachtig
zamenweefzel heeft, zomtyds is hy
met een donkere bruine kleur gewolkt. Deze
Steen is hart, kan zeer fchoon gepolyft
worden, en is zeer gefchikt óm te gravcerèn,
om dat hy geen wafch behoud,maar h y heeft
geen luifter: meirondcrfcheid ’er tweé foor-
ten van.
1. De O os ter sch e S a r d o n i x , Sar-
donix Orientalis , is die geene die gewolkt,
bevallig géfchaduuwt, en het hardfte is: men
noemt hem meede' Steen van JMempbis, Men
maakt ’er zomtyds Camceh van : men vind
heminlndiën, in Egyptem, en op Cyprus.
2. De W e s t e rs che Sa r d o n i x , Sardonix
Occidentalis; deze Steen heeft een be-
rookte kleur, ten minften is hy gewoonclyk
met doffe en blaauwe vlakken doorzaait, die
met melkkleurige ringen omringt zyn ; hy is
zoo hart niet als den voorgaanden; meh vind
hem in Bohemen, en in Silefiën, in de fieu-
ven, na de zware waterftortingen,
S A R D Y N , Sardina. De Sardyn is een
kleine Zee-vifch, die.zagte vinnen heeft, en
tot het geflacht der Elften behoort. Hy ver-
fchilt, zegt Rondelet, alleen van de Sprot,
die
H
die ffien in Provence , in Italiën , en elders
vangt, om dat hy veel kleinder is.
Zyne gedaante verfchjlt alleen van den Elft,
om dat hy minder breed en veel kleinder is ;
zyn lichaam is met groote fchubbén bezet;
de eerfte hebben verfchillende kleuren , zyn
kop is goudkleurig , zyn buik w i t , zyn rug
groen en blaauw , deze twee kleuren verkry-
gen meer luifter wanneer men hem levendig
uit de zee haalt', het groen verdwynt met zyn
leeven , en het blaauw blyft overig , maar
deszelfs luifter vermindert meede; hy heeft
geen gat, -hier om kan men hem eeten zonder
’er het ingewand uit te doen.
De Sardynen zwemmen Héén en wéder in
groote troepen; dan eens bevinden zy zich in
de volle Zee ,-dan1 eens omtrent de Ruften,
en dan weder naby de Klippen eri fteenen;
men vangt hen-in de Middelandfche-Zee, en
in den Oceaan. Deze vifichery- bedraagt een
atamerkelyke z’om op dé Ruften van Bre-
tagne, en kan op twee Miljoenen gefchat
worden.
De Sardynen zouden zich alléén maar heen
en weder Op de Ruften van Neder-Bretagnè
yertoonen, zoo men de voorzorg niet gebruikten
om hen met een mengzel te aafen, ’t
geen men uit Holland en uit het Noorden bekoomt.
Dit is een bereiding vah de kuit van
de Kabbeljaauw en andere viffehen. Het vertier
hier van is ze e f'g ro o t; cle ton hiér van
weegt omtrent drie hondert ponden,'en word
gewöonelyk tegens v y f o f zes Hollandfche
guldens verkocht, doch zomtyds ftygt de prys
tot twintig guldens.
Men perft uit de Sardynen een Olie, die
een Koopwaar is. Men zout de Sardynen,
en door dit middel, blyveri zy vry lang
goed.
De Sardynen die men omtrent de Barbades
Eilanden vangt , zyn koortzig in zommige
maanden van het jaar.
S A R G U S . Dit is een Zee- en Rivier-
viKh die doornachtige vinnen heeft. - Zyn
lichaam is rond en p la t; zyne 'fchubbén zyn
wit en zilverachtig: hy heeft zwarte kreepen
Qie van den rug naar den buik loopen , deze
treepen zyn beurtelings, èèn groote ën eem
Kleine zyne oogen zyn rond , zyne tanden
reed, en de vleugeltjes van de kieuwen rood-
lS ’ §elyk meede de kaart: de vinnen van
aen buik zyn zwartachtig , *zyn kaart is ge-
v °m , en hy heeft vier kieuwen. Deze Vifch onthoud zich tufichen de keenen
die op het krand liggen, voornaament-
lyk op de llykachtige plaatzen , hy is alsdan
zoo aangenaam van fmaak niet: hy fchiet zyn
kuit twee maaien in het jaar,' in de Lente en
in den Herfk, hy is zeer geil en liftig , zyn
yleefch evenaart in fmaak dat van den Goud-
braaiïem, maar het is drooger en harder , en
verfchaft veel voedzel,
S A R I C O V I E M E . Dit is een foort
van Amerikaanfche Otter. Thevet zecht, dat
de Wilden dezen naam aan een halfflachtig
Dier gegeeven hebben, even als wilde zy Ver-
lekkere! Diet\ zeggen. Het is niet grooter als
een kleine Kat; deszelfs huk is met graauw,
wit en zwart gemengelt, en zy is zoo-fyn en
zagt als fluweel , het vleefch van dit Dier is
zeer aangenaam, om te eeten.
S A R I G O Y . Dit is een foort -van Bra-
ztliaanfche Vofch : het is de Carigüeia van
Marcgrave.
S E R R A T U L A . Dit is een foort van
jfacea, wiens keel ter hoogte van twee o f
drie voeten opfehiet; hy is gegroeft en roodachtig
, de onderke bladeren zyn , gelyk die
van de Scabiofa ingefneeden , en de andere
zyn langwerpig-, veel grooter als die van de
Bëtqnie 2 even als een kleine zaag aan de randen
getand, eri donker groen van kleur’: aan
dén top der keelen koomen bloemen voort,
die in riempjes ingefneeden zyn , gelyk die.
van de andere foorten van de yacea , en zyn
in een fchubachtige kelk bevat; op de bloemen
volgen zaaden die met een pluimpje bezet
zyn.i Men vind de ëerratula in de bos-
fchen en weiden , op donkere' en vochtige
plaatzen.
Deze Plant word wondheelende gefchat,
als meede nuttig voor de kneuzingen, om het
Verdikte bloed op te lofien , en om de fmer-
ten der bloedvloeiingen te k illen ,z y is noch
mede nuttig voor de breuken ; men wil ,
dat de bladeren een geele verf verfchaf-
fen.
' S A S S A F R A S » Men kent onder dezen
tiaam een hout, o f veel eerder een wortel ,
die een witachtige rofie. kleur heeft, en fpons-
achtig en ligt is ,'h y is inwendig afchverwig,
en heeft een fcherpë , zoetachtige en fpece-
ryachtige fmaak, en een doordringende reuk,
welke met die van den Anys en Venkel eeni-
gè overeenkomk heeft. Men bekoomt de-
N n n 2 ze