Mynwerkers, en de Zinck in rapen , van
de Kooplieden, Zie het Woordenboek der
Scheikunde , omtrent de zuivering van dit
half-metaal.
De Zinck die men uit de Ooft-Indiën in
rolletjes o f baartjes Sekoomt, word Toutte-
naque genoemt. Men is onkundig van de
wyze op welke men hem in dit Land zuivert
: alleen weet men dat de Hollanders
deze Zinck tot een zeer lagen prys van de
Indianen kopen, en dat zy hem weder voor
een hogen prys, onder de naam van Tintena-
que verkoopen: hy is alsdan met een weinig
Koper en Lood vermengt : zy brengen ’er
een weinig van naar China , en ’er koomt
noch minder van in Europa : zy bewaren ’er
hetgi^ootfte gedeelte van voor den handel by
verruiling in het O ölten. .
De Tinnegieters bedienen zich van de ge-
meene Zinck, om het Tin te reinigen , en
wit te maken; de Gieters mengen hem mede
onder hunne foudeer-fels : men mengt hem
onder het roode Koper , om dit metaal een
goudkleur te geven , en om ’er het geele Koper
van zamen te Hellen , als mede de Similor
en Tombac : de geele Engel fchc Zinck,
bevat een weinig Koper. De „Zinck behoort
mede tot het zamenftel van de Brons.
Z I N (j L De Chinezen geven dezen naam
aan het zaad van de Badiana , ’t geen de
Cbineefcbe Anys is. Zie Anys. Men bedient
zich van dit zaad in China, tot de bereidingen
van den Thee en Sorbet.
Z I N G - L Y S T E R , Paffer Solitarius.
Deze Vogel is vry gemeen in Vrankryk , hy
heeft in houding veel overeenkom!! met de
Nachtegaal; zyne grootte evennaart die van
de Meeuw; zyn kleur is vaalrood, ’t geen
met graauw geïpikkelt is : hy roert zyn Haart
na dat hy gevlogen o f voortgegaan heeft; zyn
bek is rond en fpits , zwartachtig graauw,
en veel Herker als die van de Meerl. Zyn
beenen en pooten zyn , gelyk die van den
LyHer gevormt, en hebben dezelve kleur;
deze Vogel voed zich met infeélen, en ont-:
houd zich gaarne in de vallyen ; hy verbergt
zich op zekere tyden onder de dakemderhuizen
, die met pannen gedekt zyn; hy maakt
zyn neH op plaatzen , die rotsachtig en met
Hruiken vervult zyn. Men voed hem in kooL
tjes op, om zyn zagte en aangenaame zang;
hy zingt des nachts zoo. wel als des.daags,
vooral by het licht der kaarflen: deze Vogel
is aan dezelve ziektens als het gemeene Sys*
je onderhevig , vooral aan de vallende ziek*
te.
Z O E T H O U T , G/ycyrrbiza♦ Onder
deze naam onderfcheid men twee foorten van
zeer verfchillende Planten,
i. Het V r e em d e Z o e t h o u t G;^y-
cyrrbiza capite ecbinato. Men .noemt dit
foort van Zoethout mede, Zoethout der Ou*
den, o f Valfcb Zoethout; .de w ortelen van
deze Plant zyn zoo lang en dik als een arm,
fpilswys en niet getakt, zy hebben een geeiachtige
kleur, en hunnen fmaak is noch zoo
zoet, noch zoo aangenaam niet als die van
het volgende lborr. Zy fchieten fleelen ter
hoogte van een man uit , deze zyn, getakt ,
en met lange, fpitze, even als die van den
MaHikboorn, gevormde , en eenigzins lym-
achtige bladeren bezet, die even als die van
het gemeene foort van Zoethout, geplaatH
zyn; de bloemen zyn klein , en hebben een
blaauwe kleur; ’er volgen doornachtige vruchten
op , die uit verfcheide langwerpige peulen
beHaan , die met tegens elkanderen ge*
plaatfle doornen bezet, en aan het onderfle
gedeelte vereenigt zyn : deze Plant.groeit
voornamentlyk in Italië. De Heer de Tour-
tiefort , heeft haar mede in het OoHen gevonden
; maar men fcbat het volgende foort'
hoger, ’tgeen meer kracht, een beter fmaak,
en meer deugd bezit.
' 2. Het G em e en e Z o e t h o u t , G/y*
cyrrhiza Germanica : deze Plant groeit ha*
tuurlyk in Italië, Languedoc, Duitfchland,
en byzonder in Spanje, omtrent Saragofla,
yan waar men ’ er de wortel van overbrengt,
die inwendig geel, en uitwendig rosachtig is,
hy heeft de dikte van een pink o f duim , is
fappig, getakt, kruipende naar alle zyden,
en heeft een zoete fmaak : deze wortelen
fchieten verfcheide getakte Heelen u it, die
omtrent drie o f vier voeten hoog zyn ; hare
bladeren zyn langwerpig, lymachtig, groen,
blinkende, en by paren op een rib gefchikt,
die in een eenig blad eindigt. De bloemen
zyn klein, peulswys, purperachtig , en by-
wyzevan airen aan het uit-einde van de fleelen
gefchikt,. Op deze bloemen volgen gladde,
verheven en rosachtige peulen, die zich
in twee deelen fcheiden, en hebben niet meet
' als
■ -•als eene holligheit, in welke kleine, harde
...en platachtige zaden bevat zyn, die byna de
gedaante van een .nier hebben;
De wortel van het Zoethout verzagt de
-.zoute en fcherpe vochten , vooral de gedroogde
; hy geneefl de gebreken der borfl
en van den hoeft. Men laat hem in byna alle,
de garflewaters aftrekken om haar mede
.een aangename fmaak te geven.
Men bereid op een verfchillende wyze ,
.een fap , ’t .geen uit de wortelen van deze
.Plant getrokken word ; hierom heeft men
..verfcheide foorten van lap van hetZoethout,
het eene is uitlandig en koomt uit Spanje;
. dit beflaat uit zwarte en vafle rollen die met
. laauwrierbladen omwonden zyn : het Word
•van het afkookzel der wortelen gemaakt, ’t
• geen men tot de zelfflandigheit van een uit-
trekzel heeft laten uitdampen ; doorgaans
laat men in dit afkookzel, Gom van Pruim-
boomen, Abrikoosboomen, Karfleboomen,
. enz. ontbinden , om het een meer lymachti-
. ge zelfflandighëid en fmaak te doen verkry-
. gen. Veele, Brouwers mengen dit fap van
Zoethout onder hun Bier.
In de Apotheken , laat rnien dit zwarte
Zoethout fmelten , en men voegt ’er Olie
..van Anys , enz. b y , om het fpeceryachtig
te maken, en Helt ’er koekjes van te zamen.
Men maakt mede plaatjes van Zoethout van
• een ligt afkookzel van dezen wortel, ’tgeen
.men met een groote hoeveelheit fuikér ,zoet
.maakt,; vervolgens laat men het te zamen tot
een bekwame dikte koken. Men mengt mede
een weinig poeder van Zoethoutmet Suiker
■, en men maakt ’er een deeg , met ontbonden
Gom Adragant van. Men Helt hier
platte o f vierkante koekjes van' tezamen, die
/men in de Hoof laat droogen. Het is op
deze wyze , dat het fap van het Zoethout
van Blo is , Rouaan, Parys', enz4 zamenge-
flelt word , ’t geen men alsdan een horfl-
middel noemt, dat'gefchikt is om de fcherp-
_heit der verkoudheit te matigen , de lozing
.der fluimen te bevorderen , en de borfl .en
de long te bevochtigèn.
, Z O E T W A T E R P O L Y P U S , zie
op het artikel P o l y p h s .
Z O M E R - D I S T E L , .Carduus Sol/H-
itiqlis. Deze Diflel die omtrendt de Zonne-
fland van de.n Zomer bloeit., en in zyne
kracht koomt, groeit doorgaans in de war-
-sae Landen. Men kweekt hem mede in de
XL D e e l .
Tuinen aan; zyn wortel is houtachtig , zyn
Heel, die omtrent twee o f drie voeten hoog
is , is getakt en katoenachtig; zyne bladeren
en hoofdjes gelyken naar die van de korenbloem,
en zyn met lange , geele , en ftars-
wyze doornen bezet : de bloemen en zaden
, gelyken naar die van alle de foorten
van Diflels; deze Plant is zeer zweetdry-
vende.
Z O N , zie D w a a l s t a r .
Z O N . Dus noemt men een Zee-vifch
o f Monfler , die volgens het verhaal van
R u if eb, in het jaar 1707 , naby Bagewale ,
niet ver van Amboina, gevangen wierd :
deze zonderlinge Vifch , die men op het Eiland
bewaart, naby welk hy gevangen wierd,
is drie en een half voet lang, en heeft een
harde huit, en doornen aan het uit-einde van
het lichaam en op den Haart; dit Dier is
helder blaauw; maar het zeldzaamfle dat hy
heeft is het af beeldzel van een welgetekende
Zon , die glansryk , blond goudkleurig, en
op het bovenfle gedeelte van zyn rug-, naby
den kop geplaatH is : hy heeft noch twee
vlakken van dezelve kleur naby den Haart,
en drie andere zwarte vlakken op den Haart:
hy is met doornen gewapent, zoo wel op
het boven gedeelte van den kop, als onder
de vinnen : hy heeft twee andere onder den
buik, waar van de punten naar-den Haart ge-
keert zyn.
Z O N D V L O E D , Diluvium.pit woord
drukt de grootfle overftrooming uit, die ooit
de Aarde bedekt heeft; diegene die de eer-
fle overeenflemming , o f liever het zamenftel
van de 'oude Wereld , ontzet hoeft; die
ge ene die , door de geweldigfle en on gemeen
He oorzaken, de verfchrikkelykfle uitwerkzelen
voortgebracht heeft, met de Aarde
om te keeren , de Bergen te doen opry-
zen, o f te Hechten, en de Bewoonders der
Zee in lagen over de aarde te verfpreiden;
die gene eindelyk, dié tot in de ingewanden
der Aarde , de gedenktekenen gevoert heeft,
die wy ’er in vinden, en die als de grootfte,
oudfte, en algemeenfte omkeering moet be-
fchouwt worden , waar van in de Hiftoriën
gewach gemaakt word.
De Heer Pluche zecht, dat de voortbrengselen
van den Oceaan, tot alle oogen fpree-
ken, dat de taal der verfteeningen , door de
plompfte Volken verftaan wöra ; dat dit ge-
•Gggggg denk