Geiten. Het leeft gaarne eenzaam, het loopt
alleen door de afgronden der rotzen. Ruifcb
zocht, dat men in deze Dieren’ de grootfte
Bezoardfteenen vind. Zie B e z o a r d .
T A R T A .R I E S C H - L A M , zie Schy-
t i e s c h - L am .
T A R T A R I S C H E - R O T : men geeft
deze naam aan een foorc van Wiegende Eekhoorn
: zie dit woord, achter E e k h o o r n .
è
- T A R W , G R A A N , K O R E N , Tri-
iicum. Deze plant is zonder tegen fpr aak de
dierbaarfte van alle voor het Menfchdom, zy
is het .die in onze Geweften het algemeene
vóedzel van het grootfte gedeelte van het
Menfchelyke gedacht is ; zy is-, gelyk alle
de andere giften van den Schepper, een goed
dat altoos weder voortkoomt, dat zich ver-
jeugdigt, en zich vereeuwigt tot behoudenis
van het Menfchdom, Welk eene verbazende
vruchtbaarheit bezit ieder Graan niet !
Waar vind men een heilzamer voedzél-, en ’t
geen beeter voor onze werktuigen gefchikt
is ; vooral, zedert dat de korift'’, middelen
uitgedacht heeft om een lugtig voedzel van
dit Graan te bereiden % Den oorfprong van
deze Plant en haare aankweeking verlieft zich
byna by de Schepping der Wereld , mogelyk
wierd zy eerft met voeten getreeden , ' en
wierd.niet hooger als een foort van Gras gewaarde
er t : de aankweeking heeft hetzelve
tot dien trap van voknaaktheit gebracht, in
welke wy het tHaris befchouwen; want nlen
merkt telkens op , dat de Schepper der Natuur
I aan den Menfch een foort van Heer-
fchappy, en.byna fcheppent vermógen, over
de Vruchten i B lo em e n e n verfcheide andere
voortbrengzelen den Natuur, gegfeven
heeft. Hy doet haar fchoonder. worden , -
brengt haar tot meer volmaaktheit, maakt
baar byna onkènbaar door dé bevalligheit die
hy haar doet verkrygen door zyne meenig-
vuldige^ voorzorgen;, geftadigen arbeid , en
vérnuftigheit om voordeel' uit de natimrlyke-
middelen te trekken. Dit is een foort van
nuttige en aangename vergelding die aan. den
Menfch ,. als de vrucht van zynen. arbeid,
toegeftaan is»
- Wat ook de Tarw by deszelfs oorfprong"
was..,, ’ t geen.men mogelyk door middel van
de ontaarding zou kdnnen ontdekken , zoo is
dit echter .thans een Plant, die-uit een wortel
welke uit dunne, vezelen-, te zamen geftelt
i s , verfcheide buizen , ter hoogte van vier
o f v y f voeten uitfchiet, zy hebben meer of
min dikte volgens den aart van den grond
en naar mate dat het Graan meer o f min dun
gezaait is. Deze buizen zyn , van afftand tot
afftand,met knopen bezet; die de buis fterk-
te geeven, Zy zyn inwendig hol, én u i tw e n d
i g met bladeren bezet, die lang , fraai, en
gelyk vormig aan die van het Hondsgras zyn*
Z y onderfteunen aan haare toppen lange ai-
ren, uit welke bloemen, in kleine trosjes by
elkanderen gefchikt voortkoomen , deze be~
ftaan uit helmftyltjes , en worden door graa-
nen gevolgt, die eirond, ftomp aan de béide
uit-eindens, bol op den rug, en gévoort aan
de andere zyde zyn; zy zyn uitwendig geel,
en inwendig met een witte meelachtige ( to ffe
V e r v u l t , Waar van men brood b a k t . Deze
Graan en zyn in fchubben bevat die to t kelken
aan de bloemen gedient hebben, en die
men het |Caf van het Koren noemt.
Van alle tyden heeft den arbeid der Landr
bouwers daar toe geftrekt , om de grootfte
mogelyke hoeveelheit van Tarw van een ge-
geeven uitgeftrektheit van grond in te zamelen.
De Oogden zyn min o f meer overvloedig,
na- dat het jaargetyde min o f meer guns*
tig geweeft is , naar mate van de gefteltheit
van den grond waar in men het zaaid, en
naar maté van de bereidingen die een ver-
ftandig Landbouwer haar weet te geeven.
Deze bereidingen van de aarde , vèrfchillen
volgens den aart van den grond , d ie ieder
Landbouwer onderzoeken moet, In ’t algemeen
is dit‘dén grondflag van den-Landbouw,
dat men de aarde , voor dat men haar bezaait,,
door omploegingen- en meftingén bereid. De
aarde moet nog van alle vreemde Kruiden ge-
zuivert zyti'V die-het Graan van het noodige
voedzél berooven , en men moet haar , z o o
veel-moogelyk is, haare vochtigheit doen behouden
, die vooral tót de groejjing. vereifchc
word. De Tarw zal alsdan met kracht-uit-
fchieten , en een overvloed van' fchoone
Graanen voortbrengen ;f en wanneer de jaar*
getyden gunftig zyn, zal men eenryken O o g f t
inzamelen.
De gewoone- handelwys der Landbouwers-'
is , voor dat men de Tarw zaait, dat mem
de akkers omploegt die Haver voortgebracht:
hebben ,. en men laat hen alsdan ■ braak leggen;
dat is teizeggen , dat men hen-in een'
jaar , niets voort doet brengen , om dat ■ zy
door den invloed van den Dampkring zouden
bevoordeelt worden.,, en niéuwe zoutem
zou?
zouden verkrygen. Wanneer de aarde dus
geduurende een jaar geruft heeft, zaait men
.’er den Tarw in de maand Oétober in , mits
men haar twee o f drie maaien , geduurendé
het braakjaar, omgeploegt heeft. De grootfte
Konft beftaat hier in , dat men het Graan
overal even dik’ zaait , om dat de wortelen
zich overal gelykvormig door het oppervlak
van de aarde verfpreiden zouden , en alle de
Planten gelykvormig zouden konnen gevoéd
worden: men bezaait de aarde die in dit jaar
Tarw voortgebracht heeft, het volgende jaar
met Haver, en men laat haar het derde-jaar
ruften.
De Heer Duhamel, dien Verftandigen Borger,
die zoo veel yver voor het algemeene
welzyn heeft doen blyken , geeft in navolging
van den Heer'TW/ , een nieuwe wj^ze
van Landboüwen aan de hand , die in Engeland,
die groote School van den Landbouw,
vry algemeen in gebruik is ; 'welke handel-
wys door de Heer Duhamel, en verfcheide
andere Beminnaren van hun Vaderland , onderzocht
is. Zie hier een luchtige fchets van
déze nieuwe wyze , die groote voordéelen
fchynt te verfchaffen , en waar van het oogmerk
is om de Tarw indiervoegen te beftuu-
ren , dat hy de grootfte mogelyke hoeveel-
heit voedzel uit de aarde , en uit den dampkring
trekt-; en door de rechttydige .omploegingen
bevoordeelt word. 1
Wanneer men , by voorbeeld , een akker
bezaayen w i l , en de aarde door de noodza-
kelyke Omploegingen bereid is , zoo laat men
op den rand van den akker een uitgeftrektheit
(van twee voeten die men niet bezaait;
mén zaait alsdan met een zaaibak die hier toe
gemaakt word, en die overal gelyk, drie ryen
graanen laat vallen , die twee voeten in
breedte bedaar», waar door de ryen zeven of
acht duimen van elkanderen verwydert zyn.
Men laat vervolgens vier voeten aarde on-
bezaait; van .deze viervoeten aarde, worden
twee .voeten het volgende jaar , en de twee
andere, voeten , het derde jaar bezaait. Na
deze vier voeten onbezaaide aarde, zaaitmen
weder, drie ryen Tarw , en dus vervolgens
over^ cje geheele uitgebreidheit van den akker
: in de Lente bezichtigt men de ryen Tarw,
en men plukt alle de halmen uit die- nader als
vier duimen - by elkanderen ftaan , hier na
Ploegt men de open plaatzen om , die tus-
fchen de ryen zyn met een' ploeg die hier
toe gefchikt is , dit doet het Graan zich in;
halmen verdeden ,, zelfs z.00 verre dat een
korl die volgens de oude wys , maar twee o f
drie halmen zou uitfchieten , ’er tuiïchen de
twaalf en twintig uitgeeft, die alle groote
aireiTvoortbrengen. Wanneer het Graan ai-
ren heeft, ploegt men de ledige openingen
ten tweede maal óm, ’tgeen het Graan overvloediger
voedzel verfchaft, waar door het
fpoediger begint te bloeijen , en de bloemen
zich tot vruchten doet zetten , wanneer hier
warm weder op volgt, zoo is het fpoedig
ryp- . ,
Volgens deze wyze, is de aarde altoos van
vreemde Kruiden ontbloot, en de Plantefi
bevoordeelen zich van alle de invloeden van
den dampkring. Uit verfcheide Proefnee-
mingen b lykt; ’ dat een akker die op deze
wys bebouwt word , een derde meer Tarw
zal voortbrengen als volgens de gewoone wyze
, en zomtyds het dubbelt , door de lengte
en dikte der airen, en.de meenigte van fchoone
Graanen die zy bevatten. Men rekent hieir
onder de prys van de meft , die men volgens
deze wys in een geringe hoeveelheit gebruikt,
en de mindere hoeveelheit van zaad, die men
tot het bezaayen gebruikt. Men heeft dus
het voordeel, dat men drie jaaren. achter elkanderen
Tarw kan in-oogften , waar van
het voordeel veel grooter als dat van den Haver
is ; want den Haver word niet^ meer als
tegens een derde van den Tarw gefchat. Het
is in het werk van den Heer Duhamel, dat
men een breeder omfchryving van deze wyze
van Landboüwen zien kan , alsmede deszelfs
voordeelen , en de antwoorden op de
tegenwerpingen die men ’er tegens gemaakt
heeft.
Schoon deze handelwys volmaaktelyk aa»
eenige Landbouwers gelukt is , zoo vermeerderen
de zwarigheden echter naar mate dat
men dezelve meer in het groot bezoekt. Een
Boer zal geen de minfte zwarigheit ontmoeten
om ze te volgen , en hy zal- ’er voorzeker
wezentlyke voordeelen. door erlangen-; de
Hoefpachters o f andere Landlieden die groote
akkers bebouwen, en alle hunne be-arbei-
dingen door ploegen moeten verrichten, zullen
’er meer zwarigheden in ontmoeten. De
zwarigheit beftaat echter voornamemlykhier
in, om de omploegingen in de openingen met:
behendigheit te verrichten , die niet meer als
drie en een halve voet breed zyn. Men moet
niet verwachten , dat men hier omtrent in-
gronden (lagen zal , die moeyelyk te be-ar-
beiden zyn. Vermids de ware grondbcginfe-
len. van. den Landbouw in. dit Werk. betoogt
K k k k a wor