overhaling, zoo wel als de Foelie , een we-
zentlyke olie .uit, die doorfchynende en vlug
is , en eene uitnemende reuk heeft.
Het is zonderling, dat de Muskaatnooten,
die men uitgezocht heeft, wel ras verderven
zouden , zoo men haar met geen kaikwater
belproeïden , o f liever ’er haar, om dus te
lpreken, mede konfyten; dit kaikwater word
van tot kalk gebrande fchelpen gemaakt, dat
men met zout water in diervoegen vermengt,
dat het de zelfïlandigheit van een dunne pap
heefc; men dompelt ’er de Muskaatnooten
twee o f drie malen , in kleine korfjes beflo-
ten, in ; tot dat zy ’er geheel mede bedekt
zyn* Vervolgens legt men ze op een hoop,
om dat zy zouden broeden , en door de uit-
waaffeming van de overtollige vochtigheit
ontlaft worden. Zoo ras z y genoegzaam gezweet
hebben , zoo zyn zy genoeg bereid ,
en bekwaam , om over Zee gevoert te wor-
den.
Men konfyt mede" op het Eiland Banda,
de geheele vrucht wan den Muskaatnooten-
bóom , op de volgende wys. Wanneer de
vruchten- byna ryp zyn , maar voor dat zy
zich openen, laat men haar in water koken,
en men doorboort haar met een naald ; vervólgens
laat men ze geduurende tien dagen,
in water weeken , o f tot dat zy haarem-rins-
achtigen én wrangen fmaak. verlooren hebben
: alsdan kookt meahaar noch een weinig
in firoop van zuiker,; zoo men wil , dat zy
hart worden , zoo werpt mên ’er een weinig
kalk in. Men herhaalt déze befèiding, ger
duurende acht dagen, en telkens in? een nieur
we firoop ; eindelyk lecht men deze vruchr
ten , dus gekonfyt: zynde , voor de laatHe
maal;, in eene. eenigzins dikke firoop , en
men' bewaart haar in welgeflooten aarde potten
.M
en maakt deze vruchten mede. met pekel,
zout, o f azyn in; en wanneer men haar
eeten w i l z o o weekt men ze in zoet water,
vervolgens laat men haar in firoop van fuir
ker kooken, enz..
E igenfcbapp en van de Muska at nooten-^ en
haare gebruiken-.
Men dient de gekonfyte vruchten van de
Muskaatnooteri-boomen by het nagerecht ger
heel voor, en men eet dezelve zomtyds wanneer
men thee drinkt; eenige eeten-’ër alleen
het vleefch van , andere kaauwen de Foelie
mede maar men gebruikt de Noot niet, die
eigentlyk de Muskaatnoot is. Veele Reizigers,
die naar het Noorden gaaiv, kaauwen
dezelve alle morgen. De Hollanders hebben
opgemerkt, dat wanneer men ’er een onma-.
tig gebruik van deze ingelegde vrucht maakt,
zy' het hooft aantaffc, en flaapziektens verwekt.
Men maakt meénigvuldig gebruik van
de enkelvoudige en ongekonfyte Muskaat-
nóoten, om de Ipyze wèlfmakende te maken
: men bedient ’er zich mede in cte Ge-
neeskonH van; zy verfierkt de maag, bevordert'
de verteering, verbetert de Hinkende
adem , doet de brakingen ophouden , breekt
de winden , en geneefi de kolykpynen ; zy
Hopt den buikloop , verwekt de maandfion-*
den, vermeerdert de beweegiiig van het bloed,
weerHaat hét vergift ,. en is zeer nuttig in de
koude ziektens. der zenuwen. Echter moet
men ’er een fpaarzaam gebruik van maaken ,
want zy veroorzaken flaapzucht,; en maken,
dof. Men.roemt de roking van deze Noten,,
als een-geneesmiddel dat beproeft is tegens
de winderige kolyken , en zekere fmerten der
lyfmoeder, welke* zomtyds na de baring ont-
Haan. Deze Nooten. gerooflert zynde , zyn
nuttig in de ropde lo.óp*.
De .Foelie heeft, dezelve kracht als .de Muskaatnooten
; zy is minder zamentrekkende ,
maar he.t Onmatig "gebruik van dezelve is niet:
mindefc gevaarlyk*, : ' v .
De olie van dé Muskaatnooten dié ’er
door. uitpérffing o f overhaling,- uitgetrokken
is , gelyk mede die .van de Foelie, is zeer.
nuttig tegens dé fnydingen in de ingewanden,,
de gr.aveelachtige • kolyken , eii zekere ziektens
der zenuwen.: hy flilt; den h ik e n wanneer
men ’ér. de flapén des hoofds zagtjes méde
w t y f t , zoo ver wékt. hy den flaap* Men
kan dezen olie wit maken, wanneer men hem
lang in geefl van wyn laat trekken.: hy is de
grondflag van een.menigte zamengefieldc bal—
temen , die de krachtigfle middelen tegensï
de berdertheit, en. Huiptrekkende ziekten,
zyn». .
Aanmerkingen ov.er. de Koophandelin Muskaat~-
\' nooten, Kruidnagelen en Kaneel. '.
Uit.het.geene voorgaat, heeft meri gezien-dat:
dé Muskaafnooten^boomen op verfcheide Eilanden
van den OoH-Ibdifchen Oceaan groei—
jen* De Hollanders ,, welkers gedült nooit
door de grootHe hinderpalen vermoeit is ,,
hebben zich van dérzélver inzameling, mee—
Her gemaakt, als.mede van die der Eruidnagelen.
celen en de Kaneel, waar van de eérfte op
het Eiland Ternate, en de tweede op het Eiland
Cylon wafcht, -t zy door middel van
hunne wingeweften op de Portugeezen, o f
door zekere jaargelden aan de Bewoonders
te betalen , welke, deze Eilanders voordeeli-
ger zyn als de oude winft is, die zy vanhunne
boomèn trokken.' Het is zeker dat de
Hollanders hen aangefpoort o f genoodzaakt
hebben om alle de Kruidnagelbóomen overal
uit te roeijen , uitgezondert op het Eiland
Amboina, waar van zy de meefters zyn. Z y
zyn mede geflaagt om de Kaneel overal te
verdelgen, uitgezonden in hunne bezittingen
op het'Eiland Cylón.. Het is .dps _mede. met
de vvitte peper , enz. gelegen; in diervoegen;
dat geheel Europa; en het grboefte gedeelte
van Azia , deze koopwaren van hen bekoo-
men moeten. Dus heeft men niemand als de
Hollandfche Oöft-Indifche Maatfchappy, die
deze koopwaren in Europa, overbrengt.
De pakhuizen die de Hollanders van deze
dierbare fpeceryen bezitten , zyn verbazent
groot, eri-feevatten eenen aanmerkelyken ryk-
dom ;.z y hebben thans den oögil van zeftien.
jaaren onder zich. Z y verkopen nooit de
laatfté inzameling , maar altoos de óudfte:
in ’t jaar 176P verkochten zy den voorraad
van het jaar 1744. Men vertelt elkanderen
in Vrankryk en 'elders, dat wanneer de Hollanders
te veel Kruidnagelen, Muskaatnooten,
enz., hebben , zy dezelve in zee werpen. Maar
zy ontlatten ’er zich op deze wyze niet van,
zy verbranden het uitfehot van alle deze fpeceryen.
Ik zag, den lo ju n y 1760, te Am-
fterdam , niet verre van de Óoft-Indifche
Werf,een vuur ontfteken, waar vandebrand-
ftoffen op agt miljoenen 'Franfch geld gefchat
wierden, 1 en men moeft den volgenden dag,
een diergelyke hoeveelheit verbranden. De
voeten der Aanfchouwers. baden zich in den
wezentlyke. Olie van .deze koftbare zelfftan-
digheden ; maar het was aan niemand geoor-
looft om ’er iets van naar zich te neemen,
veel min.om de fpeceryen uit het vuur te redden.,
W y zullen- ons over dit onderwerp in
het Dagverhaal van onze Reizen verder üir-
breiden , ’t. geen. wy binnen weinig tycL in ’t
licht denken te geven.
M U S K A D E L D R U I F , deze haam
geeft men aan de Witte Druiven van Fron-
tignan , en aan de roóde van Toulon : men
bereid ’er een uitmuntende wyn van.
MUSK US , zie op hetvioor.t G a ze ll e .
M U S K U S D IE R , zie G a z e l l e .
M U S K U S R A T , zie C i v e t k a t .
M U .S K U S K R U ID , zie M o sh a t el -
l i n e .
M U S K U S R O T , Mus mofebiferus, dit
is een halfflachtig dier , dat door de Heeren
Limmus tn Brijfon in het geflacht van de Bevers
geplaatft is , en door de Heer Klein , in
dat van de Relmuifen.
Men beeft Benige van deze dieren, die geheel
zwart zyn in Rusland en Lapland ; en
in ’t algemeen , hoe kouder het Land is dat
zy bewöónen, hoe donkerer hunne kleur is:
de kóp en het lichaam van deze dieren zanten
genomen, is negen duimen lang:de omtrek
van het lichaam is zeven duimen : hunne
fnnit is gelyk die van de Mollen , uitgerekt
; dè opening van hunnen mond is klein,
en hunne oogen zyn naauwlyks zichtbaar ;
hunne ftaart die aan de zyden plat is , heeft
een lengte van zps en een halve duim, en een
breedte van acht lynen , hy eindigt in een
ftompen punt, en is met zeer kleine dakpans
wyze fehubben bedekt, tuffehen welke eeni-
ge bairen uitfteken ; zyne pooten zyn hart;
hy heeft aan.ieder derzelve v y f vingeren, die
met fterke vliezen aan elkanderen verknocht,
en met fterke'en lange nagelen.gewapenczyn:
zyne achterfte pooten zyn- veel langers als de
voórfte : zyn geheel lichaam is meteen zagt
en dichtftaande hair bedekt, dat op den rug
glansryk bruin, en witachtig blinkent graauw
aan den buik is r het heeft een fterke muskusreuk,
gelyk de Piloris: zie dit woort. :
1V1 en vind in de Memorien van de Jkade-
'mie dér Wetenfcbappen van Parys van het jaar
1725, de hiftorie van de Kanadiaanfche Muskusrot
: dit Dier , dat mede een fterke mus-
kusrenk heeft, koomt vry wel met.de Bever
overeen : de \'V ilde zeggen , dat zy broeders
zyn ; maar de Bevers zyn veel grooter , en
-bezitten meer vernuft. By de eerfte op-
flag van het oog; zou men een oude Muskusrot
en een Bever van een maand, voor twee
Dieren van het ielfde foort aanzien. De Heer
Brijjon'zeeht, dat de Kanadiaanfche Muskusrot
een voet lang is-; haai- gefchubde, ee-
nigzins wolacbdge , en aan de zyden platte
ftaart, *is negen duimen lang, en omtrent tien
lynen breed: hy eindigt in-eeir ftompe puntr
haar kop is langwerpig; haare oogen zyn-
groot, en: haare ooren. en. beenen kort: z y
R j heeö