byna bruin, de nagelen zwart, de kop eenig-
Zins afchverwig o f treurig blaauw , de kin
zwart, de kaken met wit gevlakt, de keel
afchverwig wit-, de borft en buik witachtig,
en de vederen die den hals en den rug van
een fcheiden ros ; de rug en de fluit hebben
dezelve kleur als die der Lyfters , en zyn in
zekervoegen met groen , bruin en afchgraauw
gemaliet; de -pennen der.vleugelen zyn aan
de randen rosachtig, en hebben overdwars
een witte ftrecn ; alle de vederen van den
ftaart zyn zwartachtig bruin , én rosachtig
aan de randen. Voor ’t overige ; verfchillen
de kleuren van de vederen der ivi uüchen volgens
het geweft en het jaargetydé. De wyfjes
hebben .geen zwart baardje , noch witte
vlakken -aan den hals : de kleuren van haare
vederen zyn in ’c algemeen zoo levendig niet
als .die .der mannetjes.
■ De M ufch is een geile vogel , en welkers
zaadballen zeer -groot zyn. aildrovandus
ze ch t, dat by ’er éen gezien heeft, die in
minder als’ één uur , zyn wy fje twintig malen
dekten , -en gereed was om dit noch ver-
fcheide malen te herhalen , zoo zy niet van
plaats 'verandert had. Frifch zecht 5 dat deze
vogelen drie malen in het jaar jongen broe-
demwanneer zy jong zyn ; zy worden ligte-
lyk tam , en 'zyn zeer vermakelyk ; zy bonnen
het gezang der andere vogelen leeren ,
die naby hen geplaatft.zyn.
■ Deze Vogelen zyii zeer laftig , om dat zy
de gratiën befbhadigen , zoo Wel in hét veld
:als in de ■ korenfcnuren. Zy vermeerderen
fterk , en benadeelen.de tuinen : zy rechten
méde éen groote flachting onder de honing-
byè’n aan, vooral wanneer zy jongen hebben:
zy zyn méde nadeelig aan de Duifhuizen ,
óm;dat zy dé jonge duiven met den bek de
krop doorpikken , ' om' ’er de .granen uit te
eeten die ’er in zyn. Z y eeten alles, Vliegen
. Vlinders , Wespen , 'Byën , Horfels;
Hommels, Mieren, Krekels, Torren,Wormen.,
Granen, Vruchten , en Peulgèwaffen;
Hierom'plaatzen de Landlieden , om hen te
verdryven , menfchelyke figuuren van ftro'o,
met oude vodden Jjekleed j 'o f andere moo-
likken in hunne'moestuinen , of. boomgaarden.
De Muffchen doen hun geluid het geheels
jaar door , hoören. Wanneer twee mannetjes
een wyfje vervolgen , zoo verdedigt zy
zich in diervoegen met pikken , dat zy beide
bèzwymt ter aarde ncdcrvaücn. Men kan
haar gelchreeuw onderfcheide , als zy paren
; wanneer zy haare jongen waarfchuwen
om zich ftil té houden , uit vrees van zich te
zullen ontdekken; wanneer zy een vyand
omtrent zich gewaar worden , gelyk een kat,
roofvogel , o f een u il; wanneer z£ in troepen
door de velden vliegen ; wanneer zy el-
kanderen iets betwiften , of fmerten gewaar
worden. M en heeft Landen , in welke de
Heeren hunne Leenmannen verplichten , om
’s jaarlyks een zekèf.getal Muflchen-koppen
te leveren, om dat deze vogelen niet te fterk
Vermenigvuldigen zouden : maar zy zyn zeer
liftig, en ontdekken wel ras de hinderlagen,
welke men hen lecht; hier om heeft men veel
moeite om hen te.verfchalken, zelfs met een
vogelknip. Zy vliegen gewoonelyk eoo lang,
dat dé Jager moeite heeft, om hem met een
vuurroer te fchieten. ' - f"
- Eenige Lieden willen geen Muffchen eeten,
om dat zy'zich verbeelden , dat.zy .aan de
vallende' ziekte onderhevig zyn; andere eeten
haar na dat zy ’er het hootd.afgedaam hebben.
Zoo deze ziekte, onder de Muffchen plaats
heeft, zoo kan zy wel van haare uitftekende
geilheit voortkomen. Men heeft echter in
de Èphemerides ban Duitfcbland, twee voorbeelden
, dat de Muffchen.de- vallende ziekte
veroorzaken. De Muffchen zyh vet wanneer
zy jóng zyn\. en zöo lang zy niet zoeken te
paren ; want haare..groote geilheit-belet haar
dan het gróeijen. Z y .gaan lal huppelende
voort ; verméeriigvuldigen fterk , en maken
haare neften in een holte boom.,- op een gev
el, o f in het gat van een muur-, in een oude
ekfters tieft , op een appel- o f Olmboom , o f
in een put op zekere diepte ; zy maken zich
zomtyds van de neften der Baere-zwaluwen
mede, m eefter, waar by een. hevig, gèvecht
van deze twee vogelen voorvalt. Men hangt
zomtyds aan de gevels kannen o f potten , die
hier to.e. gemaakt worden.,, en dié;om deze
-reden , Muffchenikannen o f Muffchen .potten
genoemt worden', op dat ’ er deze vogelen
hunne neften in makén zouden.; Z'inmmi
ze ch t,.. dat zy ■, in een neft die van drooge
kruiden en vederen gemaakt is', v ie r ó fv y f
eijeren leggen , welke zeer dunne fchalen hebben;
zy zyn hier eri' daar' met vlakjes-gefpik-
k e lt, welke de kleur van de waterverf hebben
, die als een mengzel van inkt en lak is.
Men heeft Voorgegeeveri , dat- de mannetjes
niet langer als twee jaren leefden ; maar men
heeft Muffchen gezien, welke-; z'00 wel mannetjes
als-wyfjes , agt jaren in éen kooitje
leefden. De Huis Muffchen fchynen die, van
haar
ltsar foort driftig te beminnen; want f } yoe-
den niet .alleen haare jongen met Veel Zorgvuldigheid
op, maar zy nodigen ze lfs , wanneer
zy eenig graan ontdekken , haare gezellen
op een edelmoedige wyze , door luide
fchreeuwen , om met haar te koomen ee-
tcn.
Deze-vogelen werden zeldzaam als alleen
door het.gemeene volk gegeeten: hun vleefch
is mager , . droog , hard , en heeft weinig
ftjiaak. De Schryvers van het Vervolg van de
Matiere Mèdicale;, zeggen, dat zoo het zomtyds
gebeurt is , dat men de vallende ziekte
door het eeten van deze vogeltjes-.bekomen
heeft, zoo is dit om dat een diergelyk voed-
zel.door eenige .Geneesheeren aangepreezen
is-., als een middel dat bekwaam is , om tot
de liefde op te wekken , en als een welluft-
bevorderéne. middel, zoo kan het wel zyn dat.
eenige lieden, na dat zy dezelve met dit oogmerk
gegeeten hadden-, en vervolgens een
onmatig gebruik van de vrouwen gemaakt
hebben, deze verfchrikkelyke kwaal gekreegen
hebben, die zomtyds een gevolg van de neiging
tot het venus .fpel is ., en aan welk men'zich
zonder gematjgbeit aan overgégeeven hééft.
De drék der Muffchen; in een gifte van twee
qf drie greinen in vlbefchnat, ontlaft den buik
gelyk die van de Muizen mede doet: deze
zelfde drek, met yarkens reuzel gemengt, en
in. een fmeerfel op het hoofd geftreken , belet
het uitvallen van het hair , en vermeerdert
hetzelve: zoo men dezelve in warm water
ontbind , en.’er de handen mede wafcht,
zoó maakt dit het vel zagt en blank.
2. De B oot«- M u s c a , Paffer arböreut,
is de kleinfte van alle foorten ‘v.an Muffchen
zy heeft een korte, zwarte, en-eenigzins dikken
bek ; en haare pooten , beenen, vleugelen
en kop komen metdie van de HuisMuich
overeen. Z y onthouden zich in de hoornen
en h’eefters, en maaken haare neften in de holle
hoornen der boffehen ën xuinen.; .zy vermeerderen
niet zeer fterk , om het groot getal
van vyanden die zy hebben , en dikwyls
vind, men hen des winters in de holle hoornen
dood : haar geluid verfchilt van dat van
de Huis Mufch. Z y die bezoeken om baftaart
foorten onder de -vogélen aan te kwecken ,
verzekeren , dat de mannetjes van dit foort
van Muffchen, met de wyfjes Kanarievogels
paren.:... . • . .
: 3. De B osch M o s c h , Paffer fflveflris,
‘. II. , D z b l . .
Deze heeft de grootte van de gemeene Mus-
fchen ; de kruin van haaren kop is roodachtig
geel,
4. Men ziet by de Vogelaars , Muflchea
die geheel g e e l, o f geheel wit zyn, o f drie
kleuren hebben; te weeten,wic, zwart, en
geel. Men ziet ’er mede de Italiaanfche of
Boulogneefche Mufch , . die geel en wit is ,
en zich op de kerffenboomen ze t: de Illirifchc-
Mufch, die wit aan de borft, en rood op den
rug i s : de Mufch met èen geele ring om den
hals -, die zeer zeldzaam is , zy is veel groo-
ter en tederer als de Huis Mofch., haar geluid
is hart en Iui4 : de Mufch met een roo-
de kop, en de Berg. M ufch, die zeer gemeen
in zekere Landen zyn ; haar lichaam is zeer
ïcheutig; zy'bemint de Bergachtige landftre-
ken , die eenzaam en met boffehen vervult
zyn ; zy dient de Vogelaars zoo: wel om de
andere Muffchen te vangen , als de gemeene
Muffchen: de Riet-Muffchen die een zwarte
kop, en een witte ring dm den hals hebben ,
haare vederen zyn met zwart en een foort
van rood gefchakeert; zy zingt vry w e l , en
onthoud zich veel in het r i e t z y heft zich
al neuriënde in de lucht op, en valt eensklaps
weder in het riet neder; des zomers zoekt zy
de’ koele plaatzen; en op welke men wind
h e e ft; en des winters -bemint zy de bedekte
plaatzen, en die, op welke de zon zich vertoont,
.
5. De Vogelkundigen , maaken. van verfcheide
foorten van Indiaanfche Muffchen,
gewag; die met de fchoonfte kleuren ge-
têkent zyn. De Indianen maaken , van de
vederen van deze fchoone vogelen , hun vederwerk;
men ziet ’er het groen der weiden,
het,purperachtig violet der Amathiften , het
hemelfch blaauw , en het glansrykfte zwart
onder uitblinken. Eenige hebben kuiven ,
en andere geen merkbare ftaarten : de ftem
van deze vogelen, bootft het geblaas van den
wind 'na. Men onderfcheid , onder andere,
üe Bengaalfche Mufch, de.Chineefe Mufch,
welkers vederen naar die van de Vlafch-Vink
gelyken, en de Mufch van de Kaap de Goede
Hoop. ..
Merolla maakte , na dat hy de wonderbare
verfcheidenheit van alle foorten van vogelen
waargenomen had, een zonderlinge aanmerking
cover de vreemde 'Muffchen. Zy hebben
, zecht hy, dezelve gedaante als de Eu»
ropeaanfche ; maar geduurende het re'genaeh-
R - tige