winters verbergt hy zich in de aarde o f in
demefthoopen, alwaar hy dit jaargetyde fla-
pende doorbrengt. Men zoekt deze gekrulde
bladeren zorgvuldig by elkanderen , en
verbrand hen.
De Schelp- o f Huisjesflakken. brengen een
aanmerkelyk nadeel aan de Wynftokken toe.
Men verkiert de tyd , wanneer het daauwt,
o f de morgen koelte, om hen te beoorlogen,
om dat zy zich gedurende de hitte van den
dach verbergen die haar verdroogt. De gewoonte
die in Languedoc plaats heeft, om
deze Infeéten tot fpyze te gebruiken, maakt
dat in dat Landfchap deze nafporingen met
veel meer yver als» elders gefchieden. Maar^
een byzondere Wyngaardenier zal zyne naar-
ftigheit te vergeeffch verfpillen, om alleen
zynen Wyngaart - van deze Infeéten te be-
vryden. Hier toe word vereifcht dat de
Wyngaardeniers van een geheel Landfchap
te zamenfpannen en met elkanderen mede
werken in hetugebruiken van dezelve middelen
; anders zal men zich te vergeeffch afmatten,
om hondert vyandenTn een Wyn-
gaard te dooden , terwyl ’er twee duizent
in aantocht zyn , en gereed flaan om ’er
uit de naburige Wyngaarden in over te
gaan. BHH
: De Wynftok is aan verfcheide toevallen
onderhevig ï zomtyds vloeit ’er een groote
hoeveelheit fap uit het hout in de Lente ;
men ontdekt dit ligtelyk om dat de bladeren
verdorren. Men moet alsdan infhydin-
gen in de grpote wortelen maken , : en ’er
droeffem van olie ingieten. Wanneer het
fap te overvloedig is , door de groote krach-
tigheit van den grond, zoo zal de Wynftok
alleen in het hout fchieten; het hulpmiddel
hier tegen is dat men de wortelen ontbloot,
en ’ er rivierzand op ftrooit. De menigvuldige
en zware regenvlagen zyn het hout der
Wynftokken nadeelig. De vorft-is hén mede
zeer fchadelyk en vooral de ryp , wanneer
het hout nat is ; want als de Zon ’er
op begint te fchynen, zoo verbrand zy de
jonge fcheuten , die na de fnoeijing uitgebot
zyn. Wanneer de hagel op de Druiven
valt, zoo verdroogen z y , en Verkrygen een
fcherpe fmaak ; maar zoo de hagelfteenen
grbot zyn, en door een fterke wind voortgedreven
worden, zoo beroven zy de Wynftokken
van hunne vruchten-, verbreken het
hout, en brengen hen een nadeel to e , ?t
geen verfcheide jaren hier na noch merkbaar
is. De bloemen der Wynftokken zyn onderhevig
om te vloei je n , dat is te zégge fl*
dat het ftof der helmftyltjes weggevoert
word, en by gevolg de ftampers niet bevruchten
kan , wanneer ’er regenvlagen ont-
ffcaan, gedurende de tyd dat de Wynftokken
bloeijen.
De Wynftokken leven een meer o f min
getal jaren. Ten ifte , volgens hun foort;
de witte Wynftokken duren langer als de
zwarte: ten ade , volgens den aart van den
grond, zy duren langer in de fterke als in
de luchtige gronden ; ’ ten 3de , volgens de
luchtftreken, zy duren langer in de Noor-
delyke als in de Zuideïyke Landfchappen :
ten 4de, volgens de wyze op welke z y be<
handelt worden* dus zullen, by voorbeeld,
de Wynftokken die men alle jaren in den
grond inlecht veel langer leven, als die, gene
die men zulks niet doed. Wanneer een
Wynftok zeftig jaren oud geworden is , zoo
moet men hem als oud en afgeleeft befchou-
wen.
De Inzameling der Druiven , en de wyze
om 9er IVyn van te bereiden♦
Om goede Wyn te vervaardigen , ,moet
men drie inzamelingen doen. De eerfte moet
van de rypfte, fynfte, en lofte druiven zyn;
men doet ’ er de verrotte en groene korlen
u i t , en men fnyd de troffen kort aan de
vruchten af, om de fcherpheit en bitterheit
van de fteelen. De. tweede moet van die
Druiftroffen zyn, die groot, vaftgefloten en
minder ryp zyn. De derde van de onrype,
verrotte en verdroogde Druiven , o f in een
woord van het uitfchot. Men perft deze drie
inzamelingen ieder afzonderlyk.
Deze eerfte arbeid , die van het uiterfte
gewicht is , kan noch door een andere op-
lettenheit tot meer volmaaktheit gebracht
worden. Onder de Wyngaarden heeft men
’er van verfchillende hoedanigheden: de eene,
die in een by uitftek ligte en fteenachrige
grond groeijen, géven een wyn die zeer fyn
.is , en een aangename geur heeft; andere
die in een zwaarder grond voortkomen, geven
een wyn die meer lichaam heeft. Men
kan deze goede hoedanigheden allé in eene
wyn vereenigen, en de eene door de andere
verbeteren, ’ t zy met de Druiven van de
verfchillende Landfchappen met elkanderen
te vermengen voor dat men ’er het fap ui t-
perft , o f met-de verfchillende wyn en met
elkanderen te vermengen die men ’er uitgeperft
heeft; maar het;; is beter dat mén de
druiven vermengt, want de wynen vereenigen
zich zeer bezwaarlyk volmaakt met elkanderen;:
de zwakfte verandert van; kleur ,
en deelt de. andere zyn* gebrek mede, in
plaats van'door de goede hoedanigheit van
die gene verbetert te worden.,, waar mede
men hem yereenigt.; en het minfte nadeel
dat 'er uit optftaat, fchoon zeer groot zyn-
de, is een wankleur, een wolk, een dunne
hef, die altoos de fchoonheit van zyne kleur
befmet, en hem van de volmaaktheit van zynen
fmaak berooft. T ie t is ’er dus niet mede
gelegen , wanneer men de volmaakfte
Druiven van. een Wyngaard met de volmaak-
f e van een andere vermengt. Uit de vermenging
van. deze verfchillende ,vruchten die
met elkanderen uitgedrukt zyfi en gegift hebben,
vormt .zich een vocht dat beftendign
heit, eelheit, geur, en een levendige kleur
heeft, en verfcheide jaren zonder.de minfte
verandering duren kan. Het is de kun-:
digheit van het- goede uicwerkzel , ’t geen
de Druiven van drie o f vier verfchillende
Wynftokken met elkanderen vermengt zyn-
de voortbrengt , dat de, beroemde Wynen
van Silleri, A ï en Hautvilliers tot de volmaaktheit
gebracht heeft. Alle de aangenaamheden
die de tong konnen ftreelen, fchynen
’er in vereenigt te zyn.
Een der middelen . om de grootfte volmaaktheit
aan de wynen te geven, is dat;
men de druiven van de troffen afdoet voor
dat men ze in de perskuip werpt: met dus
de druiven , van de fteelen af te fcheiden ,
neemt men al de fcherpheit w eg, die z y aan
de wyn mededeelen , en men kan alsdan
zonder fchrqom de moft; laten giften.tot dat
de korrels volmaakt gekookt zyn. De .wynen
die met geen grove en ongelykflachtige-
deelen van de fteelen beladen zyn, zyn veel
molliger, en te gelyk veel kleuriger, en konnen
langer bewaart worden.
. Het gene wy van de keus en zamenvoe-
ging der verfchillende foorten van Druiven
gézecht hebben, is van een gelyk nut, ’t zy
gtftftuwe wyn , o f roode wyn bereiden
wil; want men bekoomt deze wyn naar zyne
begeerte gekleurt van dezelve druiven^
De witt'e> druiven verfchaffen alleen een. witte
wyn, die dóórgaans weinig kracht en hoe- ■
danigheid bezit, zy word ras geel, en verandert
voor den zomer. Deze witte wynen
zyn byna buiten gebruik; zomtyds worden
zy door de Geneesheeren noch aangeprezen:
IK D e e l .
maar de gra-auwe wyn, die men dus in Champagne
noemt., en die doorgaans Champagne
wyn genoemt word, die: zoo helder is , en
éen witheit en glans heeft, die het kriftal
nabootft , koomt .van . de zwartfte druiven
voort, en zyn witheit is nooit beftendiger
geweeft-^als.zedert men de voorzorg gebruikt
heeft om alle de witte Wynftokken uit te
réeijen. Voormaals Tuurde, de Wyn van
A ï naauwl:yks.r een jaar.;’ wanneer het fap
van de witte druiven waar van de hoeveelheid
zeer groot in deze Wyngaard was, geef
begon te worden , zoo kreeg het de overhand,
en veranderde al het overige van den
Wyn mede. Maar zeder.t dat men de witte
f druiven niet. ’meer: tót; het. zamenftel van.
de’Champagne wyn gebruikt heeft, zoo duurt
die van den berg van Rheims zeven o f acht
jaren , en die wan Marne houd het gemak-
kelyk vier o f vyf jaren uit.
De Wyn van de zwarte druiven kleurt
zich, om dus te fprèken , tot. dien trap als
men begeert. Wanneer men hem volmaak-
telyk wit begeert, zoo zie hier op wat wyze
men hier in flaagt. De Druivenfnydfters
begeven zich vroeg in den morgen in den
Wyngaard, en kiezèn de fchoonfte druiftros-
fen uit: zy leggen hen zachtjes in hare korven
neder , en plaatzen hen noch op. een
zachter wys in de mandens, met welke zy
naar den~-voet van den Wyngaard moeten
gedragen worden, alwaar men hen, zonder
de minfte drukking in groote korven plaatft,
met zorgvuldig in acht te nemen dat zy hunne
azuurkleur en de daauw behouden, waar
mede zy geheel bedekt zyn.
Wanneer de Zon een weinig heet, fchynt,
zoo fpreid men nat gemaakte ftukken lyn-
waat over de korven uit, want zoo de druiven;,
verhit worden , zoo zou het fap een
roöde kleur aannemen konnen. Men laad
deze korven op zachtaartige laftbeeften, die
hen langzaam en zonder fchokkingen naar
de kelders brengen, alwaar de Druiven bedekt
en koel bewaart worden.. Wanneer de
Zoo gematigt is , zoo oogft men zonder gevaar
tot e lf uuren: maar wanneer zy fterk
fchynt, en een weinig heet i s , zoo fcheid
men ’er ten negen uuren uit. Zoo ras alle
de korvën aan het huis gekomen zyn , zoo
plaatft men de druiven , in plaats van hen
in de kuip te werpen, op de pers, van welk
eene gedaante zy ook zyn mag , en men
geeft aanftonds de, eerfte perffing. . De wyn
die hier door uitvloeit, word droppelwyn ge-
V v v v v noemt.