tufïchen droog en vochtig ; wanneer men het
echter alsdan in het water werpt, ,zoo zal
het aanftonds dryven: hier om word het zom-
•tyds Zee-Schuim genoemt. Wanneer men dit
Been in verfchillende richtingen doorfnyd,
zoo zal men ’er een wonderbare zamenvlechting
in ontdekken ; het beftaat uit een mec-
nigte loodlynige vezelen o f pylaren , die van
het bovenfte plaatje naar het onderfte voort-
loopen. Zie de Verhandeling overde Spaanfche
Zee-Kat, door Swammerdam.
Deze Vifch., heeft aan zyn kop acht poo-
ten o f armen, die op een gelyken afftand van
elkanderen geplaatft zyn , zy zyn rond , aan
het begin dik, en neemen vervolgens langzamerhand
tot aan het einde af, en eindigen in
een punt-: zy zyn alle een weinig bol naarde
jzyde van den mond, en met verfcheide ryën
van kleine en beweegbare zuigers bezet, welke
hem dienen om zyn prooi aan te grypen ,
en zeer vaft te drukken, om te zwemmen,en
het voedzel aan zyn mond te brengennaby.
welke zy geplaatft zyn ; hy heeft behalven
dit een loort van twee fnuiten , o f twee andere
armen, die langer , dunder en ronder '
zyn , zy zyn overal glad , uitgezondert aan
het uit-einde , alwaar zy mede met zuigers
bezet zyn , waar van het grootfte -gedeelte,
grooter als die der andere zyn, zy dienen hem
tot het zelfde gebruik, rykeh veel verder, en
hy hecht zich door middel van deze aan de
fteenen en rotzen, éven als met ankers , ge-
duurende de ftorm winden vaft.
Deze verfchillende armen zyn uit een ftof-
fe zamengeftelt, die vry wel naar die gene
gelykt die de Peezen in deJLand-Dieren uitmaakt;
zy zyn zoo veerkrachtig, dat , wanneer
men haar dwars affnyd , de einden van
het afgefheeden ded aanftonds van ’ t zelfs
rond zullen worden, en een bol vormen ,
zonder dat ’er eenig vocht uitvlpeij.en kan.
Wanneer de zuigers uitgebreid z yn , zoo gel y-
ken zy vry wel naar de kelk van een Eikel. Hun
werktuigelyk geftel, en hunne werking hangt
voor een gedeelte van hunne gedaante af, en
voor een gedeelte van een kraakbeenachtige
ring, die met kleine klaauwtjes gewapenr,en-
in een fyn vlies is vaftgehecht, dat een weinig
doorfchynsnt is, en hem tot aan de helft
van zyne hoogte omringt: men kan ’er hem
met eenig geweld te doen, uit trekken.
Ieder dezer zuigers is aan een arm van
het dier vaftgehecht, door middel van een'
peesachtig fteeltje, dat zich eenftemmig met
dk vlies,, uitzet, en de holte van den zui-
-ger op vult, wanneer het zich om te werketi
inkrimpt: alles wat het dan aanraakt, word
door de kleine klaauwtjes van den rincr val>
gehouden; en den Vifch trekt vervolgensom,
zynen prooi noch fterker te knellen ^ de
fteeltjes der zuigers te rug, alsmede het vlies
waar van- wy zoo even gefproken hebben’
hier door brengt hy een föort van zui<dn|
voort, die vry overeenkomftig is met het
gene gebeurt, wanneer men een laatkop aC-
bruikt, o f een natgemaakt leder op een fteen
hecht, en waardoor men den fteen opliclu
wanneer men het leder^e rug trekt. Meir
begrypt- gemakkelyk * dat de werking van
meer als duizent diergelyke zuigers, die het
Dier te gelyk doet werken , door de nadering
en" door een vlechting van zyne kleine-
armen, welke, het verricht om dat gene beter
te omvatten dat het aan grypen wil ;• men
begrypt gemakkelyk, zeg ik , dat een-diergelyke
terughouding , -de pogingen van den-
prooi overwinnen moeten om hem te ont-.
fnappen. Men heeft zomtyds meer als-hon-
dert zuigers aan een van zyne'kleine armen
ge telt, en meer als hondert' en twintig aan
het uiteinde van zyne groote maar het is
onmogelyk om ’er naauwkenrig het getal van
op te geven, vooral dat van de acht kleine-
armen, o f van de lengte yan een twintigfte
gedeelte van een duim, zy verminderen tot
een ongdooflyke kleinte, in het naderen naar
het uiteinde van den arm, en het is aldaar
onmogelyk om hen langer te tellen.
In het middelpunt van- de armen; is den-
bek van de Spaan fche Zee-Kat geplaatft,
dewelke in kleur en gedaante, naar die vaneen
Pappegaai gelykt: hy is uitbeen Zelffta-n-
digheid zamengeftelt, welke naaf die yan liet
hoorn gelykt , dat is te zéggen , ütt twee
harde en kromme kraakbeenderen, die in elkanderen
fluiten , door middel van een dik
en vleesachtig vlies, dat even als een gerimpelde
ring-, hen omringt, hen te zamen drukt,
en belet dat zy niet van elkanderen wykeii,
dit vlies veroorzaakt dat men ’er maar een
gering gedeelte van zien kan. De oogen vair
dezen Vifch zyn ter wedcrzyden van het
hoofd geplaatft , cn onder zyne. armen; zy
zyn eenigzins groot; en in de tuflehen wyd-
te die-hen van elkanderen fcheid is een kraakbeen
’ t geen een weinig brein bevat..
In den bek is een fponsachtig vleefch bevat,,
o f wel een vlies dat met verfcheide reyeir
tanden bezet is , waar van eenige ftomp, andere
kegel vormig , kram. en veel langer zyp,s-
. zy dienen de Spaanfche Zee - Kat om de fpys
te vermalen, met- welke hy zich voed: -dit
vlies vormt, met zich naar boven uit te breiden
en zich naar beneden te krommen , een
tong en een keel.
De Heer Needbam, zecht volgens de aanmerkingen
van de Vertaalers van Swammerdam,
dat de beweging van de twee ftukken
van den bek vair de Calmar van de rechter
'naar de linker zyde gefchied: zöo-dit mede
in de Spaanfche Zee-Kat plaats „heeft, zoo
2011 dit Dier geen opper o f onderkaak hebben
, maar alleen twee.'zylingfche kaken :
voor ’t overige, is dit een waarneming die
men op dit Dier , wanneer het noch leeft,
doen .kan. De Heer Needbam wil dat; dit
Dier niet meer als vier en veertig tanden in
iedere rei heeft, in plaats dat hy ’er zes en
vyftig in de. Calmar getelt heeft , welkers
tong met... negen . van. deze reyen tanden bezet
is. Het is noch me'de een zonderlinge
waarneming, maar die'gemakkelyker in de
Calmar als in de Spaanfche Zee-Kat te doen
•is, zecht de Heer Needbam, dat alle de tanden
naar het middelpunt van de openingder
keel 'gericht zyn- -
Swammerdam heeft een wydlopige .Ontleedkundige
Befchryving van een Mannetjes
Spaanfche Zee - Kat in ’ c licht gegeeven. Deze
Schryver zecht, dat het bloed der Spaanfche
Zee-Kat wit is , dat het hart van.dit
dier; alleen een holligheit. en twee Qortjes
•heeft; dat in den buik, naby het cæcum, een
blaas geplaatft is , die een zeer zwart en fma-
keioos vocht bevat, aan welk Cicero denaam
van Inkt gegeven heeft: men kan deze blaas
voor de. galblaas houden, en het vocht dat
zy bevat voor de gal. Het uiteinde van de
darmbuis,-en die van de galbuis, loopen in
.den aars te zamen, en vormen maar een eeni-
gen uitgang voor het zwarte vocht, den drek,
het zaad o f de kuit, en voor de eyeren van
dezen Vifch.
Wanneer men het zwarte vocht voor. de
open lucht blootftelc,dat door eenige Schry-
vers Smiiefu genoemt word, zoo verdikt het
en word een harde en breukige zelfftandig-
heit, die naar een kool-gelykt, maar die
men echter gemakkelyk in water dn tb in den
if|ff Men ontdekt noch in het lichaam van
de Spaanfche Zee- Kat t,er wederzyde, een
verzameling van vaten die in eên zoete en
olie achtige zelfftandigheid verfpreid, en ’er
mede vermengt zyn", zy fchynen met een
zwarte- én ondoorfchynend.e ftoffe. vervult,
en Swammerdam zecht, dat zy de kieuwen
van dezen. Vifch zyn.
Paring, kuitfebieting èn leeftyd van de
Spaanfche Zee-Kat♦
De Sexe laat zich gemakkelyk in de Spaanfche
Zee - Katten onderfcheiden : het Mannetje
is meer gevlakt als het Wyfje; zyn
rug is zwarter, zyn geheele lichaam veel ruwer
j en den ftaart veeLfpitzer: behalven
dit heeft het Wyfje een föort van twee mammen
, die het.Mannetje niet heeft. De Spaanfche
Zee - Katten paren zoo wel als de .Cal-
mars en de Polypen , met elkanderen te omhelzen;
en zy leggen hare eyeren in de Lente
op het ftrand, onder het wier en riet dat
de .Zee op de Oevers werpt, o f in de bondelen
reizeren, die de Viflchers met dit oogmerk
hier tóe plaatzen.
Het Wyfje fchiet hare kuit by tuiïchen-
pozingen gedurende veertien dagen, om dat
zy gedurende dezen arbeid ruft nodig heeft:
liet Mannetje volgt het Wyfje alsdan op het
Tpoor, en befpröeid deze eerft gelegde eyeren
met zyne hom, zy hebben-de grootte van
kleine druiven: zy zyn eerft w it, en gelyken
naar hagel korlen; maar. zoo ras ’er het
Mannetje van zyn inkt op uitgeftort heeft,
worden zy zwart en veel grooter : zy zyn
by een gevoegt op de wyze van groote druif-
troflen, hier om noemt men de eyeren van
de Spaanfche Zee-Katten in Languedoc ,
Druiftroffen van de Spaanfche Zee-Katten.
Ieder .eitje is met een dik vlies omkleed, en
word door een kleine band onderfteunt: wanneer
men deze eyeren opent voor dat zy
droog zyn, zoo Ontdekt men ’er gemakkelyk
de kleine Spaanfche Zee-Kat in die reeds
geheel gevörmt is; men onderfcheid hare oo-
gen, haar lichaam, het been dat het bedekt,
en ’t geen vry hard is , en de zak . o f blaas
die het zwarte vocht bevat. Het jong vormt
zich’ van het wit dat het ei bevat , en het
verbreekt ’er het vlies van om ’er uit te gaan.
Deze eyeren hebben noch merkbaare reuk
noch fmaak; wanneer zy droogen, worden
zy vliesachtig, flap en zeer ligt.
Men gift dat de Spaanfche Zee-Katten
langer als twinti g jaren leven konnen: men
heeft ’er in de Spaanfche Zee gezien, die
een- wanfehapen grootte hadden.
Redt zecht dat hy in de Mannetjes der
Spaanfche Zee-Katten, een foort van witte
doorfchynende .wormen gevonden h e e f td ie
Y y y a vidr