hlocfïem kleur , en zyn eenbl^ig, ? haare
yruchten zyn groo-te vleesachtige b^eziën , die
ten nagften by de groptte_yan onze KaïdTen
hebben : z y worden in het rypen geel, en
bevatten een meenigte zaden. Deze plant
fchiet in 4e <\arde omtrent haar voet, dertig
o f veertig knobbelachtige , en dikke wortelen
u it, die in zekervoogeu , naar een kalfs-nier
gelyken , uit welke de fteelen en vezelachti-
wortelen der plant YPortkoomen.
Deze plant bemint de koude landen, en de-
mullige en eenig-zings vochtige aarde. Door
haar menigvuldig aan te kweken, Haagt men
•wel ras om verfcheidenheden te bekomen die
(edoch ten onrechten} voor porfpronkelyke
foorten konnen gehouden worden. Men ziet
onder deze wortelen eenige die rood en groot
zyn , en dit zyn de gemeenfte, andere zyn
geel o f wiu Deze plant is uit Chily oor-
lpronkelyk, alwaar de Inboorlingen haar Faas
noemen , hare wortelen dienen hen om
rood te bereiden.
Men heeft redenen om verwondert te zyn
dat het niet yqor het begin van de zeventiende
eeuw ge weeft is , en dus lang na de ontdekking
van Amerika, dat de Europeanen
bedacht g£weeft zyn,. om ’er gebruik van te
maken. De Inwoonders van Ierland hebben
h,et eerfte deze plant aiangek-weekt, Bretagne
is. na Ierland. djé plaats, op welke zy het befte
gföeilên^ Dit Ierland is de aankweking wek
ras naar Engeland overgegaan; en van daar
beurteEngfch. naar Vlaanderen , Holland.,. Pi-
cardyea, Frardche Comté , de E.lzas-, Bourgogne
, LanguedQj? en andere landfchappen
yaa Vrankeryk ; en eindelyk Haar Zwitzer-
land, al waai’- zedert vyf' en twintig o f dertig
jaaren derzelver aankweking zoo fterk is
voortgezet, dat dit manna, aan twee derde ge-
deeltens. van het voljc tot voedzel verftrekt^
en vooral aan de kinderen-, d ie g e ly k men
.weet-, niet minder fterk en zwaar worden aia.
de Franfchen die de fcbponfte tarw eeten.
De aankweking van deze plant is tot heden,
toe met zoo veel zorgvuldigheit niet behandelt
geworden, als zy wel verdient. Z y is-
waardig o.m de oplettènheit der Regering tot
zich te trekkenalsmede die; van alle onze
Landbouwers ; vooral om het groote nut dat
zy by misgewaffen der granen verfchaffen kan;
en noch des te meer om dat. een kleine uitge-
ftrektheit lands, zoo veel uitlevert als nodig
is om een. groot huisgezin te voeden; door
de wyz.e van aankweking, van welke wy lager
fprcken.zullen, kan een .akker, die twaalf
hpnd.ert ponden granen, zou voortongen
twintig duizenr ponden Aardappelen uitlevel
ren. In jaren in welke de graan-ropg-ft overvloedig
is , kan dez.e plant door hare ftelen
en wortelen, een uknement voeder voor ons
tam vee yerfeh.affen , gelyk, Paarden, Kpei-
jen, Varkens en Gevogelte, Derzelver aam
kweeking zal veel voordeeiig^r als die van het
kleine graan zyn; en des té meer om dat wam
neer ’er de Paarden aan gewend zyn, zy de
Aard-appelen met zoo veel graagte als de haver
eeten zullen. Dit voedzel ichynt raauw, een
weinig fcherp r en. gekookt, een weinig la f
re Zynmaa r men geweend ’er wel ras aan,
en des te gemakkelyker om dat het geen kwade
eigenfehappen. heeft. Men kan in ’t alge?
meen alle foorten van GevogeLte met gekookte
Aard-appelen voeden; men kan hen mede
in den- beginnen koken, om ’er het Hoornvee,
de Paarden en -Varkens aan te gewennen;,
maar in ’tvervplg.zullen zy hen gewilligraauw
eeten. L
Na dat men. het land omgeploegt heeft,
moet men .in-het laatft van February o f in hét
begin van Maart bedacht z yn , om de Aardappelen
te planten. Men plant'de kleine geheel
, twee voeten van elkanderen : men kan
de groote in fneden fayd.en; want het- is genoeg,
dat ’er op iedere een. o f twee. knobbels
zyn, om uit te fcliieten.. Men kan deze plam
ting verrichten door middel, van. een ploeg die
voren in den akker maakt, en aan welke een
trommel is , waar uit de Aard-appelen by tus-
fchenpoozingen vallen, en die aanftonds door
middel vah.de egge. met aarde bedekt worden,
die achter aan de ploeg vaftgeheeht is. Omtrent
de maand Anguftus.kan men het: loofaf-
maaijen, _ ’t geen- het; Vee met graagte e e t ; en
men kan in-November, en gedurende de ge-
heele winterde Aard-appelen ui edel ven.
* Volgens.de Sehryver, wiens Memorie wy
hier Verkort invoegen,. zyn de Aard-appelen
zeer voedzaam-, ligt en.matigende.: zy ontlasten
den.buik, en zyn een ukmuntent middel
tegens het fcorbup. De.Engelfchen kweken
hem zorgvuldig in hunne Volkplantingen, en
vooral op St.-Hel.ena a&nyen zy fchatten hen
haven allé andere wortelen die hier groeijen..
Wy-hebben hier voor gezechr, dat. wanneer
men aan dit voedzel gewoon is, liet dé frnaak
behaagt,. vooral- wanneer men hen met een
weinig fpek kookt. -Men kan, zech.t dé Heer
Dübameï, een zeer wit meel van de Aardappelen
bereiden ; ’t geen , met dat vantarvr
vermengt zynde r yry goed hrood, verfchaft^
Ik heb van dit foort van brood gegéeten ,
zecht hy, in welk geen meel van tarw gemengd
w as, als alleen zoo veel nodig was om
den deeg te doen ryzen,
Aard-peeren o f Topinambours»
De Aard-peer is een plant welkers fteel ter
hoogte van vy f o f zes voeten opfehiet. Des*4
zelfs fchors is groen, en ruuw in ’t aanrakeni
hare bladeren zyn breed aan de fteelen en ein-4
digen in éen punt. Op de top komen ge**
ftreepte bloemen voort, die naar onze hartle-
vertde Zonnebloem gelyken, maar veel klein?
dér zyn. Hare wortelen zyn groote groen-
aehtige knobbels, die dikwyls eenigzins naar
peéren gelyken : maar zy hebben méde zom-
tyds een onregelmatige gedaante. Deze knobbels
groeijen zoo welig, dat zes'voeten in ’t
vierkant ’er drie • o f vier fchepels van vóórtbrengen
konnen.
Deze plant is uit Noord Amerika oorfpron-
kelyk, en groeit natuurlyk in Nieuw Engeland
: zy brengt in Vrankeryk nooit zaad
voort 5 fchoon zy ’er bloeit.; maar zy word
door hare wortelen-vermenigvuldigt, en hare
aankweking is dezelve als die van de Aard-appelen'.
men kan hare fchors gelyk die van de
Hennip bereiden*. Het wee eet hare bladeren
vry we l; en men kan ’er zelfs de zywqrmen
mede, voeden. Men kan van het pit van hare
fteelen lemetten maken, gelyk men zulks
van de takken der vlier doet.
P A T I G , zie P e e r d i k ,
door alle de latere Methodifche Natuurkundigen.
in het gedacht der Hoenderen , Aves
Gallina geplaatft is. Men onderfcheid ver-
fcheide foorten van Patryzen die alle zeer
goed om te eeten zyn: zy zetten zich byna
nooit op: de boomen : zy maken geluid onder
het vliegen; hunne vlucht is laag, duurt
niet lang, en heeft weinig uitgeftrektheit.
I. De G ra au we P a t r y s , Përdix cinerea.
Dit is de gemeenePatrys: men noemt
hem mede Afcbverwige Patrys. Volgens Wtl-
loughby en Albin, weegt het mannetje veertien
oneen o f daar omtrent. Déze vogel is
van de punt van den bek tot aan hét einde
der .nagelen veertien duimen lan'g ,~eh zyne
vlucht heeft een uitgeftrektheit van byna twintig
duimen: zyn bek is- eerft bruin, en word
vervolgens witachtig: de regenbogen van
zyne oogen zyn geelachtig: zyn börft is
met een rofle vlak getèkent, die dé gedaante
van een hoefy^er hééft, en wélke
de wyfjes niet hebbehi Men ziet zekere
roode uitwaflen onder dé dogen. De kin én
de zyden Van bet hoofd ;zyn eerft faffraanver-
wig, vervolgens afchvérWig blaauw, dat met
dwarslopéndè zwarte ftrepén geftreept is , éti
eindelyk geelachtig graauw. Hét öpperft'e
van hét lighaanï is met rösaféhverwig en
zwartachtig gefchakeert. De vleugelen zyn
iéder uit drie eh twintig groote pennen zamen-
geftelt, wélbé bruinachtig zyn , én vervolgens
geelaehtfg wit worden. De ftaalrt is drie
en een halve duim lang, én uit twaalf pennen
zamengeftelt, welké géélacHtig zyn , eh
’afcbverwige punten hebbéri. De beenen zyn
kaal ónder dé gewriélïtéfi, eh hebben géeii
merktekenen van fporëtu De voeten zyn groenachtig,
én w-itaiéhtig, Wanneer de vogel oud
word; en de vingers zyn door een foort
van vlies zarnéngehecht, gelyk dié der Veldhoenderen.
Wanneer dit dier noch jong is-, zoo is zyn
vleefch zoo fmakelyk en gezond, dat men het,
vooral in den zoomer en herfft, hooger als dat
van alle vogelen fchat. Het voed zich mét
mieren en derzelver eyeren, alsmede mét granen,.
beziën , Hakken , en de katjes van de
hazelnoten en berkenboomen , en zelfs met
de groene bladeren.' De Patryzen brengen
véél jongen voort, want zy leggen tot ieder
broedzèl zeftien o f agtien eyeren. Hun neft
is een kleine gragt, die byna gelyks de grond
geplaatft is , in welke men eenige ftrootjes o f
dröoge kruiden vind, die hier en daar geplaatft
zyn. De eyeren hebben een vry harde fchaal,
én een geelachtige graauwe kleur. De Italianen,
by welke deze Patrys veel zeldzamer
als de Roode Patrys is , noemen hem Starna
Perdice , Vreemde Patrys: hy kan niet lang
vliegen, om dat zyne vleugelen zeer kort, en
zyn lighaam zwaar is. Hy loopt beter als dat
hy v liegt; echter vliegt de kleine graauwe
Patrys, die men in Vrankeryk Roquette noemt,
en zeer gemeen in Neder Normandyen is ,
zeer we l, en hylaat zich bezwaarlyk door de
Jagers naderen. Men vind de oude en jonge
Patryzen dés winters altoos by elkanderen;
men noemt déze troepen Broedzels o f Gezel-
fchappen van Patryzen ; maar in dé lente ,
wannéér de mannetjes en wyfjes paren, vliegen
zy twee aan twee; want zy verjagen alsdan
hunne jongen. Wanneer iemand hun neft
l i 2 nadert