open vuur w it; maar wanneer hy in een geweldig
vuur, in een beflooten vat , gekalk-
brand word, verkrygt hy een geele kleur.
Men maakt mede van de Serpentynfteen, en
vooral van die g,eene , die men oneigentlyk
Marmer van Zoeblits noemt, kopjes, koffy-
kannen , fnuifdoofen , reukdoozen , en ver-
fcheide andere zaken welke zeer gemeen zyn.
Juftus Raben was de eerfte | die in het jaar
1546 , de Serpentynfteen ontdekten ; f maar
het was Chrifiojfel Illgens, die in het jaar 1580
leefden, die het eerlte bedacht was , cm dezen
fteen te be-arbeiden, zynen Jongen, Bran-
Jtf/ genaamt, bezat toen reeds de Konft om'
hem van zyn korft te ontblooten en te klieven.
Brandei, overtrof zynen Meefter: hy
bracht deze uitvinding tot een hoogen trap,
en onderwees zyne konft in het jaar .1600,
aan zyne vier Zoonen , die hun onderhoud
met dit handwerk wonnen. Deze wiérden
door de Zoonen van Geprge Schiffle opgevol
gt , die ’er eerft , door zwaaren arbeid,
vry plompe zaaken van vervaardigden, tot de
tyd van Michiel Boffer, die in het jaar 1634,
in den ouderdom van 70 jaaren ftie r f, deeze
vond de konft u it , om dezen fteen op de
draaibank te be-arbeiden. Zedert die tyd is
men voortgegaan om op deze wyze , vafen
van |erpentynfteen te maaken , die een zeer
bevallige vorm hebben. Deeze fteen is niet
harder als het Albaft; en bygevolgf is hy veel
eerder zagt als hart.
S E S A M O ÏD E S , Sefamoïdesfructufiel-
lato. Dit is een Plant die in de warme, zandachtige
en Bergachtige Landen groeit, en
vooral op het Pyreneefche Gebergte : zy
heeft een geringe overeenkomft met de Sefa-
mum: haare bladeren fcyn fmal, gelyk die van
de Linaria : haar fteel brengt aan het uiteinde
van zyne takken,$ een foort van airen voort,
aan welke een foort van mosachtige bloemen
zyn vaftgehecht, die'naar franjes gelyken, en
geelachtig zyn , op deze volgen roosge wyze
vruchten, die ingefneeden, ftarswys , en met
kleine en bleeke zaden vervult zyn. Lemery
zecht, dat deeze Plant afzettende , en oplos-
fende is.
S Ë S B A N , Galega JEgyptiaca , filiguis
articulatis, Dit is een Heefter die in Egyp-
ten in, de heggen groeit : hy is zoo groot als
de Myrthus: zyne takken zyn recht, hol, en
mergachtig: zyne bladeren zyn klein , langwerpig,
fmal, fmeerig, en bleek-groen, zy
hebben een zenuuw in ’ t midden: haare bloemen
zyn in tronen gefchikt ,■ en byna gelyk
aan die van de Brem: zy worden van peulen
gevolgt die langer als een vinger , zeer fmal
en ipits zyn, zy bevatten langwerpige zaden
die vry veel overeenkomft met de Fenegriek
en een bytende en fcherpe fmaak hebben! Men
bedient zich van dit zaad om de maag te vèi-
fterken , de verteering te bevorderen , den
buikloop te ftoppen, en den vloed der maand»
ftonden te maatigen. ..
S E S E L I , Sefeli Maffilienfe aut Creticum,
Dit is een. Plant die overvloedig in de warme
Landen , en vooral in detj_pmtrek van
Montpellier, langs de wyngaardcn, langs de
weegen, en in het Koren groeit: men kweekt
haar in de tuinen aan. Haar wortel is niet
zeer dik , enkelvoudig., wit en fpeceryaeh-'
tjg: deze Plant fchiet een fteel u i t , 1dié omtrent
een en. eenf half voet hoog , gevoort en
wolachtig is , hy verdeelt zich in verfcheide
vafte, bochtige, geknoopte, vry dikke, en
verfpreide takken: haare bladeren gelyken
naar die der Venkel; maar zy zyn veel dikker,
veel korter, en veel harder:haare bloemen
koomen in de maanden Juny en July, aan
de uiteïndens der fteelen op zonnefchernien
voort, zy zyn ieder uit v y f lelies wyze blaadjes
zaamengeftelt, en hebben een gelyk getal
helmftyltjes. Op deze bloemen volgen zaden
die twee aan twee.zamengevoégt,, rondachtig,
platachtig, en met een verheeven boord-
zel bezet zyn, ’t geen bywyze van een Rod-
zenkrans gekorrelc is , zy hebben nen aange-
naame reuk, en een zeer fcherpe fmaak.
De wortel en het zaad van deze Plant zyn
nuttig in de flymefige engborftigheit , en om
de borftzuiveripg te verwekken : het zaad is .
vooral pisdryveiit , bevordert.de maandfton-
‘ den der Vrouwen, en verdryft de winderige
kolyk'en : dit is een der inmengzels van den
grooten Theriakel. De Ouden fchatten de
Sefeli van Candia, Ethiopiën, en uit den Pe-
loponéfus zeer hoog.
* S IB Ö N . Dit is de naam die de Hotten-
tptten aan een, Afrikaanfche Slang geeven.
Haar kop is rond, en haare oogen zyn groot:
zy heeft een bruine yzer-kleur: zy word mede
Veelkleurige Slang, om de meenigte der
kleuren die haare vlakken hebben , genoeim:
haar kop is w i t , en met kleine fchubben
bedekt: het overige van haar lichaam is helder
geel , en mét roffe eh roodachtige ylak-
- v ken -
ken gefpikkelt: de. fchubben van haar buik
zyn graauw en met ros gemcngt.
S ID E R I T E S . Dit is een Steen van
welke de Steenkundige meenigvuldig gefpro-
ken hebben: het is de Ruuwe Zeiljleen. Zie
Z e i l s t e e n .
S IE G E . Deze naam geeft Rondelet aan
een foort van zoetwater Harder, die gemeen
in de Rivieren en Beeken, naby de Sevennes is.
S IG A R A S. > Dus noemt men een foort
van Vlieg die men in Afrika vind : haar kop
is breed en heeft geen bek. Dit Infedt zet
zich gewoonelyk op dc boomen , en maakt
nacht en dach een feherp geluit.
S IG N O C of S IG U E N O C . Dit is
een foort van Zee.-Kreeft die men in de Ooft-
Indiën vind: zy is met twee zeer hardé'fcha-
len bedekt, waar.van de vo.orfte bultig, en
eenigzins dik is | zy is-dubbelt om het voorhooft!,
en halvemaanswys uitgefneeden op
de plaats alwaar zy zich mét de andere ver-
eeiiigt: het uitwendige gedeelte is met knobbels
öf ftompe punten bezet, die in twee ry-
en gefchikt zyn. De tweede fchaal is dunder
als de andere, ruitswys ge vormt, ter we-
derzyden getant, en met kleine gaatjes doorboort.
De ftaart van dit foort van Kreeft
Overtreft het pyerige van het lichaam in leng--
te, en van het midden tot het einde , is hy
met zeer harde punten getant.
In het holle gedeelte, van het eerfte bekkeneel,
zyn de oogen van deze Kreelb geplaatft,
zy zyn vry zichtbaar zoo lang zy lééft, maar
zeer ingetrokken en met eenhoornachtig vlies
bedekt wanneer zy dood is. Z y heeft verfcheide
pooten, gélykvörmig aan die der Krabben:
de acht eerfte zyn veel korter als de andere,
de twee die ’er op volgen zyn veel langer,,
en de "twee laatfte zyn veel korter als de
acht eerfte. Deze-Vifch heeft geen vinnen ,
zecht de.S'chryver van het Woordenboek van-
bet Ryk der Dieren , maar hy is aan iedere
zyde van een klein ftomp been voorzien die
hém tot riemen verftrekken, en waar meede^
men gelooft dat hy roeit.. I
Na by den bek, heeft hy-twee kleine poo-
waar van hy zich tot het knaauwen be-
dien-t, en onder het ondèrfte bekkeneel, ziet
men eenige'kleine blaasjes , die- zich op de
38l l vandiederKikvorfchen vertonen. Deze
Schaalvifch | onthoud zich gaarne langs de
ftranden, en in de diepe plaatzen , men vangt
haar gemeenelyk in de monden der Rivieren.
Men- ziet Signocs van verfchillende grootte
in de Weft-Indiën: men heeft ’er van welke
de ftaart langer als een voet is.
S I L E N U S. Dit is een viervoetig Dier,
dat korte en ronde oor en , gelyk de Aapen
heeft: het is de Ai o f Luiaart van Cylon ;
volgens het zeggen van Seba, die 'er het eerfte
van gefpropken heeft. Zie L u ia a r t .
S I L E X . W y hebben van dezen fteen T
die men overvloedig over de aarde verfpreid
vind, op het woord K e i s t e e n gefproken;
maar vermits men door dezen naam een zeer
groote meenigte fteenen beteekent, die zeer
veel in vorm en zaamenweefzel verfchillen,
zoo gelooven wy hier te moeten zeggen, dat
men door het woord Silex, de gewoone vuur-
fteen verftaat,die een valfche doorfchynent-
h e it, en een onregelmatige gedaante heeft ^
en die overeenkomftig met d e -hollighéit isy
in welk het fteenachtig fap, dat hem voortgebracht
heeft , zich heeft gevormt: men heeft
’er van verfchillende kleuren : gelyk het Jaspis
en de Egyptifche Keifteenen, enz.' Die
geene die het zuiverfte en even als doorfchy-
nende zyn , vormen de Agaaten , die,' volgens
hunne kleuren , de naamen van Koraly-
nen, G it, Calcedöniefteen, Sardonix, Onix,
enz. bekoomen. Zie deeze woorden, en dat
yan K e i s t e e n .
S I L U R U S , zie M e i r v a l .
>, S IM A R O U B A , Evonimus fructu ?/L
grpf tetragonö, Barr. Dit is dé ïchors van
een boom die de In woon der s van Guayana,
in .wiens Land hy groeit, deze naam ge geeven
hebben ; zy bedienen zich gewoonelyk:
van deze fchors om de roodeloop te doen
ophouden -, en men heeft dezelve voor de
eerfte maal in het jaar 1713, in Europa overgebracht.
Deze fchors heeft een gedachtige
witte kleur, ggen reuk, en een eenigzins bic—
tere fmaak: zy is uit buigzame vezelen zamen-
geftelt, die aan het witte ^ li'gte, en fmaake-
looze hout der wortelen , takken en ftam ||
vaftgehecht zyn, van welke men haar gemak-
kelylc affeheid.
De Simarouba bevat veel Harft-Gom, zy
geeft het water een. melkachtige > kleur : zy