koude, die beide de wond gevaarlyk en moei-
jelyk om te genezen maken zouden. Het is
.zeldzaam dat men de Varkens langer als twee
jaren laat leven, echter konnen zy noch gedurende
vier o f v y f jaren leeven; die gene,
die men onder de andere om de grootte van
hun lichaam en vetheit opmerkt, zyn oude
Varkens, die men verfcheide maaien op de
.eikels heeft laten aafen.
De during van het leeven der Wilde Zwy-
nen kanzig niet tot den ouderdom van v y f en
twintig o f dertig jaren uitflrekken ; Arijlote-
les bepaalt .hem op twintig jaren voor de Varkens
in ’t algemeen, en hy voegt ’er b y , dat
de mannetjes tot den ouderdom van vyftien
jaren voortteelen , en dat de wyfjes tot dezen
tyd werpen konnen. Z y konnen reeds
in den ouderdom van negen maanden , o f
een jaar paren. De Zeugen zyn , om dus te
fpreken * in alle tyden ritzig ; zy zoeken de
nadering der mannetjes, fchoon zy bevrucht
z y n , ’ t geen voor een uitfporigheit onder de
Dieren kan gehouden worden , waar van de
w y fje s , onder byna alle de foorten, de mannetjes
afwyzen, zoo ras zy bezwangert zyn.
Z y dragen vier maanden ; werpen in de vyf-
de , en konnen dus twee malen in het jaar
voortbrengen ; hare dragten zyn dikwyls van
achtien en zomtyds van twintig jongen. Het
w y f je van het Wilde Zyn , ’ t geen in alles
naar de Zeuge gelykt, brengt maar een maal
in ’t jaar vo o r t, waarfchynelyk door gebrek
aan voedzel, en door de noodzakelykheit in
welke zy is om langen tyd alle de jongen te
zogen die zy voortgebracht heeft: in plaats
dat men niet duld dat de wyfjes der tamme
Varkens hare jongen , langer als zeflien dagen
o f drie weeken zogen: men kathaar alsdan
niet meer als acht o f negen jongen behouden
om op te voeden : men verkoopt de
wyfjes , die alsdan goed om te eeten zyh:
dit zyn de Speen-Varkentjes. '
De mannetjes die men verkieft omhetfoort
voort te planten, moeten een kort en in een
gedronge lichaam bezitten , ’ t geen veel eer
vierkant als langwerpig is, en een dikke kop,
en een korte en plat gedrukte fnuit, groote
en afhangende ooren , kleine en vurige 00-
gen , een groote en dikke hals , een opge-
fpanne buik , breede dyen , korte en dikke
pooten , en dichtflaande en zwarte borflels
hebben ; de Witte Varkens zyn nooit zoo
fterk als de zwarte.
De Zeugen jjioeten een lang lichaam , een
wyden en breeden buik* en lange mammèh
hebben ; noch moeten zy van eenen vreed-
zamen aart, en een vruchtbaar ras zyn. Zoo
ras z y bevrucht zyn , fctjeid men haar van
de mannetjes af, die men Geltvarkens noemt,
en die haar zouden konnen kwetzen; en wanneer
zy werpen , zoo geeft men haar een
overvloed van voedzel , en bewaakt haar,
om te beletten dat zy niet eenige van hare
jongen verflinden, en men verwydert ’er de
vader noch met de uiterfle voorzorg van ,
want deze zou hen noch minder befparen.
Men laat haar in het begin van de Lente dekken,
om dat de jongen in den Zomer, zouden
geboren worden , en ~tyd om te groeijen,
krachten te verkrygen, en vet te worden, voor
den winter hebben zouden. Maar wanneer
men haar twee malen in het jaar wil laten
voortbrengen , zpo laat men haar in November
dekken, om dat zy in de maand Maart
werpen zouden , en men laat haar in het begin
van Mey voor de tweede maal dekken.
Men heeft zelfs Zeugen die regelmaitg alle
v y f maanden jongen voortbrengen. De wyfjes
van de Wilde-Zwynen brengen ,gelyk
wy gezecht hebben, maar eenmaal in het
jaar vo o r t, ontvangen de mannetjes in de
maand January, o f February ; en werpen in
de maand Me y , o f Juny; zy zogen hare jongen
gedurende drie o f vier maanden , zy geleiden
hen , velgen hen , en beletten dat zy
affcheiden o f verwyderen , en het is niet
zeldzaam dat men eenige van deze moeders
vind , die zoo wel hare jongen van het voorgaande,
als van het laatfte jaar, by zich hebben.
Men laat niet toe , dat de wyfjes der
tamme Varkens hare jongen langer als twee
maanden zoogen, men fpeent hen , met hen
des morgens en des avonds gekaamde melk
met zemelen, o f alleen laauw water met gekookte
peulvruchten te geeven.
Deze Dieren eeten zeer gaarne aardwormen
en wortelen, gelykdie der wilde Peen;
het is om deze wormen te vinden , en deze
wortelen op te delven , dat zy de aarde-ge-
fladig met hunnen fnuit om wroeten. De
Wilde Zwynen wier fnuit veel langer en fler-
ker, als die van de gemeene Varkens is , wroeten
veel dieper ; zy wroeten mede byna altoos
in een rechte lyn , in dezelve voor , in
plaats dat de Varkens hier en gins op een geringe
diepte wroeten. Vermits zy veel fcha-
de veroorzaken , zoo moet men hen van de
bebouwde akkers verwyderen, en hen-alleen
in de boflchen en op de onbebouwde landen
brengen. Wanneer deze Dieren in het veld
zyn , én ’er een onweder o f een zware regenvlaag
ontftaat , zoo ziet men hen , een
voor een, den troep verlaten, en al lopende
en fchreeuwende, de vlucht neemen,totaan
hunne flal. Het is zeldzaam , dat men de
Wilde Zwynen een Ichreeuw hoort geeven,
zoo dit niet is wanneer zy vechten , en door
een ander gekwetfl worden : de wyfjes van
deze dieren fchreeuwen meenigvuldiger; en
wanneer zy plotzeiing overvallen worden,
zoo blazen zy met zoo veel geweld, dat men
haar op een grooten afstand hoort.
Schoon deze Dieren zeer zwelgzuchtig
zyn, zoo tallen zy echter gelyk de Wolven,
geen andere dieren aan om hen te verflinden;
maar eeten zomtyds verdorven vleefch: edoch
dit is veel eerder door noodzakelykheit, als
natuurlyke geneigtheit; echter kan men niet
ontkennen dat zy begerig zyn naar bloed, en
verfch en bloedig vleefch , om dat de Varkens
hunne jongen, en zelfs de kinderen in
de wieg verflinden ; zoo ras zy iets vinden
dat fappig , vochtig , vet en fmerig is , zoo
lekken zy het eerft ,- en zwelgen het wel ras
door. Ik heb dikwyls gezien, zecht de Heer
de Buffon., dat een geheele troep van deze
dieren flilhielden wanneer zy uit het veld te
rug kwamen., en zich om een hoop verfche
kleiaarde by een vergaderde : alle lekte zy
deze aarde die maar een weinig fmerig was,
en eenige zwolgen ’er een groote hoeveel-
heit van door.
Hunne zwelgzucht is,gelyk men ziet, zoo
plomp als beeflachtig ; zy hebben geen zeer
onderfcheiden begrip , de jongen herkennen
naaüwlyks hunne moeder , o f ten^ minflen
zyn zy onderhevig om zich te vergiffen , en
om ,de eerfle Zeug te zuigen , die hen ontmoet
, en deze laat hen de mammen vatten.
De vrees en de noodzakelykheit, geven de
Wilde .Zwynen waarfchynelyk een weinig
meer natuurlyk vernuft; het fchynt dat de
jongen getrouwelyk aan hunne moeder verknocht
zyn , die mede naauwkeuriger op hunne
behoeftens 'acht geeft als de tamme Zeuge.
Inde paar tyd, zóekren volgt het mannetje het
wyf-je , en blyft gewonelyk dertig dagen- by
hetzelve in het dichtfle der boffchen op de
eenzaamfle en afgelegentfle plaatzen. Het
mannetje is alsdan woefter dan o o i t , en het
word zelfs verwoed wanneer een ander mannetje
deszelfs plaats bekleedèn wil ; zy be-
flffyden, kwetzen en dooden elkandercn dikwyls.
Wat de wyfjes betreft, deze worden
niet verwoed dan wanneer men hare jóngen
aantafl: en men merkt in ’t algemeen- op,,
dat onder > byna alle de wilde dieren , de
mannetjes meer o f minder verwoed wor>
den, wanneer zy paren willen, en de wyr-
jes na dat zy geworpen hebben.
De Wilde Zwynen jacht.
Wanneer een Wild Zwyn jong is , noemt
men het Frislyn o f Big , in den ouderdom
van twee jaren , twee-jarig Zwyn y in die
van vier jaren vier-jarig Zwyn , het js alsdan
zeer gevaarlyk ; in die van zes jaren,,
geeft men het de naam van , Groot Wild
Zivyn; en in die van zeven, Groot oud Wild
Zwyn. Men jaagt de Wilde Zwynen op
de openbare jacht met Honden , o f w e l,
men dood hen by verraflching, by het maanlicht.
Vermits zy zeer langzaam vluchten,
een flerke reuk achter zich laten, zich tegen
s de Honden verdedigen , en hen zomtyds
gevaarlyk kwetzen, zoo moet men hen
met geen goede Honden jagen , huis Honden
die een weinig afgericht zyn , konnen
genoeg voor deze jacht volflaan. Men moet
alleen de oudlte aantallen : men kent deze
gemakkelyk aan hun fpoor. Een W ild Zwyri
van drie jaren , kan men bezwaarlyk dood
jagen , om dat het zeer verre lo o p t, zonder
Uil te houden , in plaats dat een oud
Wild Zwyn niet verre vlucht, zich van
naby laat volgen , geen groote vrees voor
de Honden heefc, en dikwyls flil houd, om
hen we erfland te bieden. Wanneer men
deze dieren aantafl, zoo bedient men zich
van karren , op welke zich mannen^ met
vuurroers bevinden, men plaatfl deze in de
doortochten ; niemand durft in deze gelegen
tb ei t op de aarde blyven flaan , want
het Wild Zwyn, koomt op het gerucht en
de flemmen der . Menfchen toefchieten , en
brengt verfchrikkelyke wonden toe. Zoo
ras het Dier gedood i s , zoo zyn de Jagers
zeer zorgvuldig om het de ballen af te fny-
den , waar van den reuk zoo flerk is , dat
wanneer men maar v y f o f zes uuren hier
mede wacht zonder hen weg te neemen ,
zoo is ’er het vleefch geheel door bcfmet.
Voor ’t overige , is de kop alleen goed ,
aan een oud Wild Zwyn : waar tegens al
het vleefch van een Frislyn , en een jong
Zwyn van een jaar , zeer aangenaam , en
zelfsvry fvn is. Datder Geltvarkens o f der
N n n n n 3 ■ man