Z O O T I P O L I T H E S . Men geèfc dezen
naam aan de Steenen waar op het af-
beeldzel van een Dier, o f van eenig van zy-
ne deelen afgedrukt zyn : zie I n d r u k ze-
L E N .
Z O P I S S A . Dus noemt men de T e e r ,
die men van de fcheepen afneemt, wanneer
zy van lange Zeetochten te rug komen.
7 0 R Q Z A A D . Dit is een foort van
kleine Tarw , dat men alleen' in de Lente
.zaait, en ’ t geen men te gelyk met die gene
In-oogft, die men in den herfft gezaait heeft.
Men oriderfcheid ’er twee foorten van ; het
eene is gebaard, en men noemt dit Gebaarde
Tarw; en het andere is glad. Beide ver-
fchaffen zy een Meel , maar voeden weinig.
JDeze foorten van Tarw , zyn een grooten
toevlucht in het Jaar 1709 ge weeft; vermits
Let Graan dood gevrozen w a s , zoo zaaide
jnen in de Lente, van dit foort van Graan,
dat in de maand Auguftus met een overvloed
van airen bezet was; in plaats dat de Herfft-
granen , die men in de maand Maart gezaait
zoude hebben, weinig halmen en zeer kleine
airen zouden voojtgebracht hebben, waarin ’t
.Graan zich naauwlyks zou hebben gevormt,
ten minften zoo ’er op de Lente geen zeer
gunftig weder voor den Tarw volgden.
Het ftroo van de Gebaarden T a rw , ver-
fchilt wezentlyk van dat , van den gemeenen
Ta rw ; want het is met m'erg vervult, en alleen
hol omtrent de wortel; dit is oorzaak,
dat wanneer dit foort van graan noch op het
veld ftaat, het minder onderhevig is om door
de Infeóten aangetaft te worden; o f wanneer
het ftroo zulks is , zoo lyd het zaad hier geen
madeel door, -en is altoos v o l , hard , en
zwaar.
In de zagte Winters koomt het Zorgzaad
niet om; en in dit geval, word dat gene dat
men in den Herfft gezaait heeft, veel ichoon-
der, en geeft meer zaad als het gene men in
de Lente zaait. Deze Granen Zyn mede zoo
wel aan den Honingdauw, als het gemeenè
Graan, onderhevig.
Twee redenen beletten de Akkerlieden ,
om veel van dit Zorgzaad te zaaijen; de eer-
fte is , om dat wanneer het tot rypheit gekomen
is , het zyn Graan laat uitvallen ; de
tweede , dat wanneer z y verplicht zyn om
hun graan in de maand Maart te zaaijen , zy
alle hunnen arbeid niet verrichten konnen.
Jiet is = echter van wezentlyk nut , dat zy ’er
een zekere hoeveelheit van .aankweken , om
tot een toevlucht in ongelukkige omftandig*
heden te konnen zyn.
Z O U T , zie Z z e -Z.o ü l
Z O U T E N ,Salia. De Natuurlyke Zouten
zyn delf bare zelfftandigheden die de ei-
genfchap bezitten, om zich in een meer
o f min groote hoeveelheit water te ontbinden,
en door het vuur vloeibaar te worden ;
en noch worden ’ er eenigevafte zouten door;
en andere maakt het vuur vlug, onder de gedaante
van een damp die niet. ontftoken ia.
Deze lichamen die wy onder de byzondere
namen van Aluin , Vitriool, Natron, Salpete
r , Steen-zout, Sal Armoniak, Borax, enz.
kennen, hebben een zeer verfchillende fmaak;
men heeft koude, fcherpe en zuure; andere
zyn warm , ftmakeloos o f zoutachtig ; hunne
kleuren zyn niet volftandiger, noch ook de
gedaante van hunne deelen niet, in den ftaat
van kriftalfchieting,
De Scheikundigen verdeelen , en onder-
fcheiden de Zouten in het-algemeen in Zuure
^ Alkalyne o f Loogzouten, en in Geenfiach-
tige - Zouten,. De eerfte zyn die. gene, die
onder een vloeibare gedaante , een bewee-
ging van opzwelling o f opbruiffing met de
aarden en de kalkachtige o f loogzoutachtige
fteenen maken ; en bygevolg, met de voortbrengzelen
der Dieren | die mén inftaat hervonden
heeft om Kalk te vormen ; gelyk de
Eijerfchalen , de Oéfters , de Paarlen * de
Kreeft-oogen, enz,. De zuure zouten bezitten
noch de eigenfehap om de blaauwe vochten
o f afverfzels der Planten, rood te maken.
De Alkalyne o f Loogzouten , brengen op
hun beurt dezelve verfchynzelen op de zuure
zelfftandigheden voort; zyhebben, ’ t geen
het tegeogeftelde van de zuure - zouten is ,
de eigenfehap om de blaauwe kleuren., die
uit de Planten getrokken zyn, groen te verwen,
in plaats dat de zuure haar rood doen
worden. De Alkalyne-zouten onderfcheiden
zich mede onderling door twee verfchillende
eigenfehappeo: eenige zyn vaft, en fmel-
ten door een gematigt vuur , zonder te vervliegen
, en zy konnen in het water opge-
lofcht worden; die gene die tot het Ryk der
Mineralen behooren, worden wéinig o f niet
ontbonden , en bezitten die groote brandende
' eigenfehiep niet van de Alkalyne-zouten
der Planten : de andere zyn de vlugge Alkalynelyne
zouten, zy heffen zich op , en verdwy-
nen zelfs door de werking van een vry zagt
'Vuur. Dit laatfte foort is vry zeldzaam in
het Ryk dér Mineralen , maar het is vry gemeen
in dat der Planten,- en overvloediger in
dat der Dieren.
Eindelyk , dat gene ,• dat men Geenfiacb-
t i g - z o u i noemt , heeft noch de byzondere
eigenfehappen van een zuur-zout, noch die
van een eigentlyk gezecht alkalyn-zout. Het
Geenfidchtig-zout, is dat gene , datuit .de
naauwkeurige' vereeniging van deze twee
verfchillende zouten ontftaat, die door el-
kanderen' verzadigt zyn ; door de wyziging
van deze vereeniging van zuur en alkalyn,
flkagt. de Konft zöo wel als de Natuur,- om
een groot getal van verfchillende Geenflach-
tige-zouten voort te brengen. Men vind omtrent
de (Ethiologica' van deze verfchillende
Zouten-, zeer omftandige en met Philofo-
phifche en- fcheikundige oogmerken vervulde
ornfchr y vin gen , in het Woordenboek der-
Scheikunde.
De Natuurlyke-Zouten zyn% zoo wel als-
de Bitumen en de Metalen , zeldzaam zuiver
in de aarde bevat: zy zyn altoos met onge-
lykflachtige deelen vervult, die hunne eigen-
ichappen veranderen.
Vermits wy van den- Aluin ,. de Borax ,•
het Ammoniak-zout , de Salpeter , Vitri--
o o i , enz. op hunne byzondere naämen ge-
fproken hébben', zoo wyzen wy naat_deze
Artikelen.^
Z O U T v a n E B S O M , zie E b s o m s-
Z o u T.
Z O U T v a n S E D L I T Z , zie G e-en-
SL ACH TIG N a TUURLYK Z O U T .’ .
Z U I K E R R I E T , z ie S u ik e r r i -e t .
Z U R I N G , Z u R’KE L ,• Acètofa, feu
Qxalis. Men onderfcheid verfcheide jfbor-
t-en van-deze Plant: wy zullen ’er de drie
voorhaamfte van befchryven.-
T , De G e me en e Z u r i n g: o f L a n g e
Z u r in g , Aceto fa vulgaris pratenfis : deze
vind men gewonelyk in de Weiden en Bos-
ffehen: men’kweekt haar mede in de Tuinen
tot gebruik in - de keukens aan : haar wortel
i s vezelachtig , lang ,- geelachtig bitter
zuurachtig, en geeft wanneer hy**gedroogt i s ,
een wynkleui^ aan- de- Garft e- waters; hy
fchief beurtelings-ftaande bladeren u i t , zy
zyn langwerpig, met oortjes bezet aan de
zyde, waar mede zy aan hunne fteeltjes gehecht
zyn , en groen , blinkende , en met
een zuurTap vervult; de fteel isgevoort, en
fchiet ter hoogte, van een en een halve voet
op, en is aan zyn top met bloemen zonder
helmftyltjes bezet, ff, Ray ,- merkt aan ,
dat men in dit foort van Plant onvruchtbare
en vruchtbare bloemen heeft ; de onvruchtbare
, brengen geen vruchten voort, maar
de ftamper van de vruchtbare', verandert in
een driehoekig zaad, ’t geen een blinkende
kaftanje kleur heeft.
Men maakt in de Geneeskonft , van het
zaad, de bladeren, en den wortel van deze
Plant, gebruik: het fap van de Zuring heeft
een zeer blykbare zuure fmaak , en het doet
het blaauwe papier een purperkleur verkry-'
gen; men trekt ’er een wezentlyk zout uit,
’t geen wanneer het op brandende kooien
geworpen- word ,■ even als room van Wyn-
fteen brand; maar zoo men het met zout van
Wynfteen mengt, zoo geeft het een pisachtige
reuk van zich , even als het Armoniak-'
zout. De krachten van de zaden , zecht de
Heer Geoffroi, verfchilt geheel van die dér
bladeren en den wortel.
2. De R o oms Che Z u i i n g , AceioJa:
rotundifo.Ua hort en fis, ' Haar wortel is kruipende,
gelyk mede hare fteelen: hare blade--
ren zyn byna rond , en:zy- hebben een zeé-r
groene kleur: voor ’ t overige gelykt zy naar
het voorgaande fo o r t: men zaait haar in de
Tuinen tot hergebruik in de Keukens.
3. De K l e in e Z u r in g , o f S c h a p e
Z u r k e l , Acetofella ovina. Deze Plant
die in de Velden op de zandachtige plaatzen
groeit, is omtrent vier duimen hoog; hare:
bladeren zyn klein , en hebben de gedaante
van een' lans ; hare bloemen zyn in troffen
by elkanderen gefchikt: deze kleine Plant
vertoont zich geheel rood op de aarde , en
vooral wanneer hare zaden ryp zyn ; haar
wortel ïs kruipende, houtachtig', vezelachtig
en rood : dit is het zuurfte van alle de
foortten van Zuring: de Schapen eeten1
-haar.
Men bereid met de bladeren'van het een
en ander foort van Zuring zeer goede fous-
fen : want zy maaken eenige foorten van:
vleefch en Vifch veel aangenamer ; en wek--
ken den eetluft.,: door hunnen zuren fmaak ,
op4.