hendig om te ontkomen; wanneer zy ^an
een vifchhaak gevangen zyn, zoo byten zy
de lyn met hunne tanden af. Wanneer zy
in een net gevangen zyn , zoo ontkomen
zy door de mafen. Men vifcht deze vis-
fchen alleen aan de keifteen achtige randen
der rotzen: men neemt eenige van deze
keifteenen weg , om een graft tot aan het
water te vormen , o f anders giet men ’ er
een weinig bloed in , en men ziet ’er de
Zee-Lamprei ftraks naar toe komen , die
zyn kop tuflchen twee fteehen doprfteekr.
Aanftonds houd men hem een vifchhoek
v o o r , waar aan een Huk van een Krab o f
andere vifch tot aas vaftgehecht is , hy valt
’er aanflonds met gretigheit op aan, en trekt
het in zyn hol; men moet alsdan debehen-,
digheit bezitten , om hem *er eensklaps uit
te trekken; want zoo men hem tyd laat om
zyn Haart ergens om te flingeren , zoo zal
men hem veel eerder de kaak uit fcheuren
als hem vangen. Dit doet zien dat hy zy-
ne voornaamfte krachten in het einde van
den Haart heeft : dit word veroorzaakt om
dat de groote graat van dezen vifch omge-
keert is ; in diervoegen, dat de graten, die
in andere vifTchen haar den Haart gebogen
z yn , in deze een omgekeerde Hrekkinghebben.
Schoon de Zee-Lamprei buiten het
water i s , zoo doet men hem niet als met
zeer veel moeite fterven , ten minften zoo
men hem de punt van den Haart niet af-
ih yd,. of-dezelve verplet.
Het vleefch van de Zee-Lamprei is w it,
Vet en zagt, het heeft een vry goeden fmaak,
en is ten naaften by zoo voedzaam, als dat
van den A a l; de groote zyn veel beter als
de kleine.
Z E E - L E E U W , Leo marinus. Dit is
een levendbarent en halfflachtig Dier, o f
een foort van vry zeldzame groote Zee-
vifch , die men zomtyds omtrent de Kaap
de Góede Hoop, aan het Eiland Juan Fer-
nandez, en in de Hraat van Magellaan ontmoet;
dit dier gelykt eenigzins naar het
Zee-Kalf, maar het verfchilt ’er wezentlyk
van. Wanneer het tot zyne volkoomen
grootte gekomen i s , zoo heeft het omtrent
van vyftien tot twintig voeten lengte , en
van tien tot vyftien voeten dikte. Zyn huit
is niet fchubachtig, zy is met kort hair be-
i e t , ’t geen een ligte taankleur heeft, o f
geel is ; maar de Haart en de vier vinnen,
die het tot pooten verftrekken wanneer hec
op *t land is , zyn zwartachtig; de uit-cin-
dens der vinnen gelyken niet kwalyk naar
vingeren die tot aan de helft gepalmt zyn,
en zy zyn met nagelen* bezet: de kop van
den Zee-Leeuw, heeft een grove overeen-
komft met die van het Land-dier - van dezelve
naam: zyne oogen zyn groot, en ver-
fchrikkelyk; zyneooren zyn kort, zyn baart
is zeer dik en overeinde.Haande, dehonds*
tanden fte.eken een half voet uit den muil:
de tong , die niets anders als een klomp
vet fchynt te zyn , weegt vyftig ponden.
Men w i l , dat de mannetjes een foort van
dikke fnuit hebben , die een half voet lang
is , en van het uit-einde van de opperkaak
afhangt ; dit laatfte kenmerk is alleen genoeg
om de mannetjes Zee-Leeuw van het
wyfje te onderfcheiden , dat behalven dit,
veel kleinder is.
De Zee-Leeuw is zoo v e t, dat men, na
een infnyding in de huit gedaan te hebben,
die omtrent een duim dikteJieeft, ten minften
.een voet fpek vind, voor dat men aan
het . vleefch o f de beenderen koomt, en men:
heeft meer als eenmaal' bevonden ,. dat het
fpek van een der grootfte Zee-Leeuwen ,
v y f hondert pinten , Paryfche maat, Traan
uitleverde. Dit Dier is zeer bloedryk; zoo
men het diepe wonden, op verfcheide plaat-
zen van het lichaam maakt, zoo ziet men
aanftonds, met veel kracht, zöo veel bloedfonteinen
uitfpringen, die verfcheide vaten
opvullen konnen. De Zee-Leeuw brengt
den geheelen zomer in de Zee , en de ge~
heele winter op het Land, door.
De Lord Anfen verhaalt in zyne Reizen,
dat zyne Matrozen een Zee-Leeuw zagen,
aan welke zy de-naam van Bajfa gaven ,
om dat hy altoos van een talryke ftoet wyf-
jes gevolgt wierd, waar van hy de mannetjes
zeer wel wift te verdryven. Het is in
den winter dat deze dieren aan de voortplanting
van hun geflacht arbeiden , en dat
de wyfjes werpen : zy brengen twee jongen
ter eener dracht voort : deze jongen
zuigen, en hebben by hunne geboorte, de.
grootte van een Zee-Kalf, *t geen zyn volkoomen
aangroei verkreegen heeft. Gedurende
het verblyf van de Zee-Leeuwen op
het land, zoo voeden zy zich met de kruiden
die langs de oevers • van de ftromende
wateren groejen: tuflchen hunne maaltyden
flaapen z y in de flyk , en konnen niet als
met zeer veel moeite opgewekt worden :
men heeft altoos onder de troep een man-
- netje
msm
netje dat fchildwacht houd, en dat door
een onaangename en. zeer luide fcbreemv ,
zyne mede makkers opwekt , en die' gene
zelfs verfchrikt Üie hen naderen; Zomtyds
knorren deze dieren even als Varkens , en
zomtyds rinneken zy als Paarden. Men ziet
de mannetjes zomtyds vechten , en elkan-
deren de bezitting, der wyfjes- betwiften f
zy doen elkanderen het bloed door hunne
beten aan. alle zyden. uit het lichaam ftro-
men: de Zee-Leeuw Bafla, had zyn talryk
fërail, niet als door zyne meérderheit hovende
andere mannetjes verkregen, en door de-
menigvuldige overwinningen, waar van men
de lidtekens op zynen rug ontdekten.
Men kan de Zee-Leeuwen met zeer veel
gemak dcjoden , om dat zy byna éven zeer
onbekwaam'zyn om zich te. verdedigen, als
om te vluchten.: niets is plomper als deze
dieren. Op de minfte beweging die zy maken
ziet men hun week vet even- als onder
hun vel golven; echter moet men zich voor
hunne tanden wachten , die zeer te duchten
zyn.. De Heer Anfon zecht, dat ’ér zyne
Matrozen een> menigte van dooden om
hun-- vleefch te eetën , en dat zy. boven alles.,,
het hart en.de tong verkoren , die zy.
aangenamer als dezelve deelen der Offen
vonden: men zecht echter,.dat het vleefch
der Zee-Leeuwen in de Straat van Magellaan
vergiftig voor de Menfchen is , dat die
gfne die ’ ér van eeten ,. door beklaaglyke
toevallen aangetaft worden ,. en dat zy na
het uitftaan van hevige fmeften , hun - ge-
heele opperhuic verliezen , eén jaar na de
genezing, gevoelt men nieuwe, fmerten, en
dit ongemak houd verfcheide jaaren na:elkanderen
aan..
Z E E - L IC H T . ' Dit is. een verfch.ynzel
dat den rykften luider bezit, en'gemeen in'
zekere Zeen is. De Heven van een Schip
’£ geen de baren k lie ft, doet haar fchui-
tnen, en fchynt haar gedurende de nacht te :
ontfteken , .het Schip ftevent door een lich- '
tende kring , waar uit in het zog een lange
llchtftreep voortkoomt. De Zee geeft meer
licht van zich in de Nabuurfchap van de
Maldivifche Eilanden, en de Kuft van Ma-
labaar-, als op eenige plaats van den Oceaan:
hier om bevoordeelde de Heer Godebeu zich
van deze gelegentheit wanneer hy zich op
deze Zee bevond , om de ware oorzaak van
dezen lichtenden glans waar te nemen, gelyk
omftandigjn een Memorie i>efchr.even .
heeft, welke onder die gene gedrukt is , die
aan de Akademie der Wetenfchappen van
Parys aangeboden zyn. De Zee , waar van
de oppervlakte op een flaauwe wys bewogen
wierd , fcheen hem met kleine Harren bedekt
: iedere golf die zich brak , verfpreide
een zeer luiflerryk lich t,. het geen naar dat
van een zilver Hof geleek, ’t geen in den donker
ge-eleélrifeert word ; het zog van het
fchip was glansryk en helder w i t , en met
glinfterende en azuurkleurige flippen bezaait.
Hy heeft, door herhaalde Proefnemingen,
bevonden,dat de Zee op de plaatzen daar zy
ïhet grootfte licht van zich g a f, met kleine
levendige dieren bezaait was, die niet alleen
lichtende waren, maar die noch uit hun lier
haam een olieachtige ftoffe uitgaven, die op het
Zee-water dreef,, en het heldere en azuur-
klèurige lich t, verfpreide. Deze Dieren ,
zyn niet zichtbaar,. als doormiddel vaneen
ftcrk vergrootent glas , en het-vocht dat zy
uitgeeven, blyft op het doorzygftof hangen ,
waar door men het zeë-water doorzygt, ’t
geen hier door van alle licht ontbloot is. Deze
Waarheming koomt met het gevoelen van de
Heeren Viannelli en AV/W overeen , die dit
licht, aan lichtgevende Infeften toefchryven:
zy ftryd mede niet met het denkbeeld van den
Heer leR o i, ’tgeen men in hetzelfde werk
befchreven vind, die dit licht aan een phos-
phorieke ftoffe toefchryft, die de lucht, o f
zelfs andere vochten , in beweging brengen
konnen. De Traan van verfcheide foörten
van VifTchen, gelyk de Bonnetten-, by voorbeeld
fchynen het vermogen te bezitten, om
lichtgevende te zyn vooral, wanneer zy
fterk bewogen worden. Zie G l in s t e r --
w o rm en Z e e - D u iz e n t b e e n .
Ik za tbydeze voorbeelden en aanhalingen
het verfchynzel voegen , ’ t geen ik den ig >
July 1762, in de Haven van Cette in Lan-
guedok waarnam. Het was dezen dach, by
uitftek heet.. Ik had, zeaert lang , reeds het
voornemen- gevormt, om eenige Waarnemingen
te doen , overdemcerofmin gemakkelyk-
heit om in het zeewater, en zoetwater te zwem- -
men, en te ontdekken o f het water, ’ t geen
omtrent den bodem der Zee is , koelder is , ,
■ als dat van het oppervlak van deze hoofdftof.
Ik haalde de HeerOrtez over, die alstoen myn ■
reisgenoot w a s ', om deze Waarnemingen te
verrichten. Wy begaven ons naar het ftrand
omtrent ten tien uuren dés avonds ; na d a t '
wy.ons. ontkleed hadden begaven wy.ens tot
aan 1