de aarde. Z y zyn het, die den weg voor den
Heel banen , welkers uitnemende tederheid
zy voor alle wryvingen befchutten , die hem
fchadelyk zyn zouden ; en zy hebben moge-
lyk noch een andere nuttigheit. Deze eerfte
bladeren verfchillen zeer veel van de andere
bladeren der Plant, men noemt hen zaadbla-
d er en ; men heeft eenige Planten wier kwabben
zich tot buiten de aarde verlengen, en
dezelve dienft als de eerfte bladeren doen. x
Na dat het worteltje zich met de fappen
gevoed heeft die in de kwabben o f lobben
van het graan bevat zyn, zoo vind het in den
balt-of fchors die hen omkleed, een kleine
opening, die juill boven deszelfs punt koomt,
en die men door middel van een microscoop
in het hout van de hardfte amandelen, gelyk
mede ia de fchel van de granen vind* Het
worteltje fchiet door deze opening , en ver-
fpreid verfcheide draadjes in de aarde, die
men Vezels noemt; dit zyn als zoo veel geleibuizen
, welke dienen om het fap in den wortel
over te brengen, van waar het in de Heel
opklimt , en hem buiten de aarde doét uit-
fchieten. Wanneer de Heel een vafte en harde’aarde
ontmoet, zoo wykt hy ter zyden ,
om dat hy dezelve niet doorbooren kan ; en
zomtyds bar ft hy,en vergaat, om dat hy niet
verder koomen kan: zoo hy in tegendeel een
zagte en mollige aarde ontmoet, h geen het
uitwerkzel van'de bebouwing der aarde is ,
zoo volgt hy zyn weg zonder hinderpaalen.
Wanneer de kwabben o f lobben uitgeput zyn
ten voordeelen van de jonge Plant, zoo verrotten
zy en verdroogen. Dit gebeurt mede,
ten opzichten van de zaadbladeren , die>
door hunne poriën , een vochtigheit uit de
lucht ontvangen , benevens de geeften , die
heilzaam voor de Plant zyn wanneer der-
zelver nuttigheit ophoud, zoo verwelken zy.
De jonge P lan td o o r haare vezelen en wortel
, voedzamer en overvloediger fappen uit
de aarde trekkende , word van tyd tot tyd
krachtiger, en begint haare verfchillende dee-
lën te ontwinden , die te vooren in een ge-
ro lt , en in elkanderen bevat waren. Men
kan in een jonge boom dit geheel tuigwerke-
lyk geftel gade Haan ; de grove fchors , de
binnen fchors , het fpint, de luchtbuisjës,
de water vaten, en de byzondere vaten , zich
zien ontwinden* Z ie de on tb in d in g van d it
beele tuigwerkelyk g e f e l , op bet ivoojtcl Boom,
Men onderfcheidde Planten in’ c algemeen,
in jaarlykfche en langleevende.
Onder de langleevende., zyn eenige zulks
in alle haare deelen, als wortelen * ftèelen en
takken ; tot dit foort behooren alle de groo-
te en kleine boomen en heefters. Andere'
zyn alleen langleevende in'haare wortelen,
alles wat uit de aarde uitfchiet vergaat alle
jaaren: wy geeven hier van tót voorbeeld, en
het Bourgondiefche h o o i, en de haanekam-
metjes. Onder deze heeft men ’er , welk:
langleevender als andere Zyn, want de planten
die wy opgenoemt hebben , duüren veel
langer als de klaver.
Men verdeelt de planten in jaarlykfche ,
twee-jarige, en drie-jarige. De Heer D.uha-
mei bevat in de klaffe van de jaarlykfche Planten
, alle die geene , welke naar de rypheit
van haare vruchten verwelken , fchoon haar
leeftyd niet langer als eenige maanden , een
jaar , o f langer als een jaar duurt, gelyk de
Stek-Rapen en Peen , die gewoonelyk haare
vruchten niet voor het tweede jaar vóórtbrengen.
Het is noodig dat men aanmerke , dat de
langleevende Planten aan haare takken, met
knoppen bezet zyn ; en dat deze botten der
takken zich op de wortelen der Planten bevinden
, welke alleen dit deel langleevende
hebben. De jaarlykfche Planten hebben geen
knoppen*
Men kan de Planten mede in uitlandfcbe
en inlandfcbe verdeelen , dat is te zeggen in
vreemde Planten, en Planten die in het Land
natuurlyk groeijen.
Men ziet in de ftookkaffen der Liefhebberen,
en vooral in die der Vorften, enz*, een
meenigte uitlandfcbe Planten , welke ’ér met
de grootfte zorgvuldigheden in aangek weekt
worden. Het is in deze ftookkaffen, en vooral
in die van den Koning van VVankeryk', dat
men een. ontwerp kan ontleene , om dierge-
lyke aan te leggen, welke gefchikt zyn om
de vreemde Planten te behouden ; men ziet
’er mede op wat wyze men. haar, gediturende
den winter , voor de koude , door middel van
kachels, befchut; en haar die zagte warmte
verfchaft , die zoo onmisbaar voor haar behoud
is.
Het befte middel om den aart en gefield-
heit der Planten te leeren kennen , zecht Brad-
hy, is dat men de luchtftreek in o ver wee-
ging neemt, uit welke zy overgebracht zyn:
by voorbeelt, die geene die uit de Landen
koomen welke naby de evennachdyn leggen,
moeten in de warmfte plaatzen van.de kas ge-
plaatft worden'; wanneer zy natuurlyk in Landen
aan deze zyde van de linie groeijen, zoo
begint
begint haare lente omtrent te gelyk met de
onze: maar zoo men haar uit JLanden heeft
overgebracht, wier legging ten Zuiden van
de evennachtlyn is , zoo begint haare lente
omtrent de maand Auguftus. Alle de Planten
van de Kaap de Goede Hoop , en andere
Landen aan gene zyde van de linie, gelyk de
Aloees van dat land, en de Vygeboomen, en
andere diérgelyke Planten , bloeijen byna alle
van de maand Auguftus tot het einde van
November, wanneer de koude van onze winter
haare groei fluit.
Alle de Planten van zaden die uit warme
Landen oorfpronkelyk zyn , en die men in
de Lente op een tuinbed doet voortkoomen,
moeten , zoo veel zulks mogelyk is , wanneer
zy uitfchieten , aan de lucht gewend
worden; want z y zullen anderzints zeer be-
zwaarlyk de winter wederftaan, zelfs op de
warmfte plaats van de ftoof. Ik heb opgemerkt,
zecht Bradley , dat de planten die ik
van zaden aangekweekt hebbe , die van Ja-
maika, Barbados, St. Kriftoffel, en de Ca-
raïbifche Eilanden overgebracht waren , de
tederfle , en moeijelykfte , om te behouden
zyn.,
De Chineefche Planten zyn tamelyk hart,
gelyk mede de Perfiaanfche ; en ik bevind ,
voegt hyï’er b y ; dat het grootfte gedeelte
van de Planten die men uit net Noorden van
Carolina en Virginiën overbrengt , alwaar
de jaargetyden niet veel vroeger als by ons
koomen , en alwaar het verfchil der breedte
niet meer als 26 graden zuidelyker als Lon-
don is , gemakkelyk aan onze luchtftreek,
konnen gewend worden, mits men haar twee
of drie winters voor'de onguurheden der lucht
befchut.
De. tyd in welke men de vreemde Planten
in de ftookkaffen befluit, is gewoonelyk de
tweede week van September; en die om ’er
haar weder uit te brengen , is omtrent half
Mey, wanneer het des nachts niet meer vrieft:
voor ’t overige , moeten de Planten die natuurlyk
in de Landen , naby de evennacht-
jyn voortkoomen , langer in de ftookkaffen
beflooten blyven als de andere ; maar men
moet in ’t algemeen opmerken , dat men de
vreemde plapten , van wat foort zy ook zyn
moogen , niet moet opfluiten voor dat haare
bladeren eirtakken , geheel van alle vochtigheit
ontbloot zyn ; en men moet , voor zoo
veel zulks mogelyk is , haar niet in de lucht
brengen, als by een zagte regen, die in flaat
is om haare bladeren te waffchen en verfris-
ichen*
Men moet de uitlandfche Planten in potten
zaaijen die men op een warm bed plaatft;
wanneer dit bed begint te verflaauwen , zoo
plaatft men hen op een nieuw , en men gewend
deze planten eindelyk om de gematigd-
heit van de lucht te verdragen. De Bemin-
naaren , die vreemde Planten verzenden , o f
over laten komen, zyn gewoon om zorgvuldig
acht te doen geeven dat de zaden naauw-
keurig droog zyn , voor dat men ze over zee
voert.
Men noemt die geene gebruikelyke Planten
welkers krachten bekent zyn, ’ t zy men haar
tot fpyzen, o f in de Geneeskonft , o f in de
Konften gebruikt; maar men heeft echter deze
naam byzonder aan de Planten gegeeven,
welke geneeskrachtig zyn.
Men heeft redenen om zich te verwonderen
, zecht den doorluchtigen Bernard de Jus*
feu , dat onder hetverbazent getal.Planten,
welkers namen en kenmerken by de Kruidkundigen
bekent zyn , men ’er maar weinige
heeft wier krachten men met zekerheit kent.
Men kan zich inderdaat op het fteltzel der
Ouden niet verlaten , om de krachten def
Planten te ontdekken, o f ’er zich van te,verzekeren
: de verborgen eigenfehappen en de
kundigheden die zoo onzeker zyn als die van
warm o f koud, en droog en vochtig , waren
de grondflag van hunne befpiegeling : het is
niet vreema dat zy met diergélyke grondbefinzelen
, zeer weinig vorderingen gemaakt
ebben. Men heeft dezelve verlaten , om
noch gevaarlyker vooroordeelen aan te nee-
men : men heeft gedacht dat men een zekere
overeenkomft ontdekt had in de gedaante ,
houding, kleur, en andere toevallige hoedanigheden
van een plant, met de verfchillende
deelen en vochten van het menfchely-
ke lichaam. Deze gewaande overeenkomft,
en andere diergelyke denkbeelden , gelyk de
Sympathetifche kracht, waren de eenigfte
leidraden der navoffehingen die men de e t ,
en de eenigfte reden , die meif van het uitwerkzel
der Planten , eh andere geneesmiddelen
voortbracht. Deze fleltzels ondergingen
het zelfde lot als de eerfte : men ontdekte
’er de belachelykheit van , in een tyd
in welke men begon om de redeneringen alleen
op de ondervinding te gronden , en op
proefneemingen die van de Natuur zelfs ontleent
waren : maar men verhaafte zich te
veel , om op de weinige ondervindingen en
proefneemingen die men bezat , de grondfla-
gen van de befpiegeling der Geneeskonft te
O o 2 bou