dat zy op den gezetten tyd dat gene niet
bekomen konnen om hem te (tillen* De
Leeuw blyft zomtyds , zonder eeten , ver-
fcheide dagen achter elkanderen in zyn hol.
De Wolf'kan zich gedurende eenige weeken
van fpyzen onthouden, na dat hy een goede
maaltyd gedaan heeft. Dus verHrekken
de zwakke Dieren tot aas aan de verfcheu-
rende; de laatHe verfcheuren elkanderen onderling,
o f komen door andere toevallen om:
hier uit ontflaat een naauwkeurige evenre-
digheit onder alle de foorten, die altoos op
een gelyke wyze in Haat blyven.
W y hebben reeds gezecht dat de langbek-
kige en langbeenige Vogelen Egypte van een
oneindige menigte Kikvorfchen zuiveren ,
waar mede het geheele land, na de overftro-
ming van den Nyl , bedekt is ; en dat zy
mede de Rotten verdelgen die een plaag van
Paleflina zyn. De witte Vofch , gelyk de
Heer Linrueus aanmerkt, die men in de Bergen
van Lapland vind, doet het zelfde nut,
met de Rotten te verdelgen, die zonder dit,
tot in het oneindige zouden vermenigvuldigen,
en alle de planten der velden en tuinen
verdelgen. Hier uit ontftaat de nood-
zakelykheit van de verfcheurende Dieren;
de geheele aarde zou met Hinkende krengen
van allerlei foorten bedekt zyn , zoo men
geen Dieren had die gretig naar voedzel van
dit foort waren: dus ziet men dat, wanneer
’ er een Dier in het veld flerft, de Wolven,
Beeren, VofTchen, Ravens en Honden het
wel ras verflonden hebben , zonder dat ’er
eenig deel van over blyft. Wanneer ’er een
Paard o f ander Dier op de groote wegen
fle r ft , op welke de verfcheurende Dieren
zich niet durven vertonen , zoo is het binnen
weinig dagen met een , talloos getal
vleefcheetende vliegen vervult, die al het
vleefch verflinden , waar door de Voorby-
gangers wel ras van den ondraaglyken flank
verïofl zyn, die ’er uit voortkoomt.
V I G O G N E , of V I C O G N E . Dit is
een Viervoetig . Peruviaan fch D ie r , ’ t geen
naar het Schaap eri~’den Geit gelykt; maar
het is veel hoger en flerker: dit is de Vi-
cunas der Spanjaarden. Zyne kleur is vaalrood:
het is wild en -zoo vlug in ’t loopen,
dat men geen Windhonden heeft die het achterhalen
konnen. Men vangt deze Dieren
op de toppen der Bergen, op welke zy grazen.
Men vind, omtrent de Maand November
, in de eerfle o f tweede maag van dit
D ie r , een foort van Bezoardfleen , waar
van de Indianen veel werk maken. De wol
die de huit van de Vigogne bedekt,,word
zeer hoog gefchat: men maakt ’er mutzen
en zeer goede hoeden van. Het fchynt dat
dit Dier weinig van de Alpagne,.de Glama
en de Pacos verfchilt: mogelyk maken de-'
ze Dieren maar een foort u i t : zie deze
woorden.
V I N G E R H O E D S K R U I D , Digitalis.
Deze plant, die men mede onzen Vrouwen
Handfcboen noemt, groeit zonder aankweking
op'xle fleenachtige en zandachtige
plaatzen, op de Bergen , en door aankweking
in de Tuinen. Hare wortel is vezelachtig
en bitter ; hare Héél is twee o f drie
voeten hoog , zoo dik als een duim, wolachtig,
roodachtig en hol; hare bladeren zyn
in zekervoegen gelykvormig aan die van het
wit Wollekruid, en hebben een bittere
fmaak: hare bloemen zyn talryk , zy hebben
een purperachtige en gefchakeerde kleur,
zyn zeer bevallig voor het oog, in het on-
derfte gedeelte doorboort, en aan het andere
einde uitgebreid , en gelyken byna naar
een vingerhoed. Op deze bloemen volgen
langwerpige vruchten die wolachtig zyri,
het zyn fchalen die ieder in. twee afdeelin-
gen gefcheiden z y n , zy zyn met kleine,
eenigzins hoekachtige en roffe zaden vervult.
Het Vingerhoedskruid is ' brakingyer wekkende:
de Inwoonders van Sommerfet in Engeland
gebruiken het als een braakmiddel,
en verwekken zich zomtyds al te overvloedige
purgatien door haar af kookzel, ’’t geen
behalven dit zuiverende en ontlaflende is:
de bloemen van. deze Plant in reuzel gekookt
zynde, zyn een uitmuntende Pommade voor
de kliergezwellen. Men heeft in Italien een
oud fpreekwoord ’t geen zecht dat het Vingerhoedskruid
alle wonden geneeft: Aralda
cbe tutte piaghe Jalda.
V IN K . Dit is een Geflacht van kleine
Trekvogelen, waar van men verfcheide foorten
onderfcheid ; de kenmerken van dezen
Vogel zyn , dat zyn bek kegelvormig en
fpits is , en dat hy vier enkelvoudige vingers
heeft, waar van twee voor, en een achter
geplaatfl is. Zie hier de verfchillende
foorten van Vinken.
Ten
Ten i f l e , De G e m e e n e V i n k o f
Schild V i n k , Fringilla. Volgens de
Heet Lïnnceus verfchilt hy van den Berg-
Vink door zyn purperachtige vlakken: men
onderfcheid het mannetje mede van het wyf-
je door zyne roode borfl:' deze Vogel heeft
een fcherpe, flerke en loodkleurige bek ;
zyn kop is' graauwachtig; alle zyne boven-
fle vederen zyn groen afchverwig , uitge-
zondert die van den hals en de borfl, welke
een roeflkleur hebben; de vleugelen zyn
blaauwaehtig zwart, hebben een drievoudige
witte vlak.
De Vink, zecht Albin, is een Vogel die
zynen nefl tegenseen boom maakt,^hy vormt
hem van groene mofch,.kleine takjes en paar-
dehair: hy' lecht zes- o f zeven eyeren , en
broed twee o f drie maleri in een jaar , hy
is Hout, zyn voedzel beHaat uit zaden. De
Vink fchynt zomtyds van kleur te veranderen,
want de kop van het Mannetje is zomtyds.
blaauwaehtig, en zyn rug roodachtig,
met een mengeling van groenachtig. Deze
Vogel zingt des Winters meer als in eenig
ander jaargetyde : zyn gekweel -is vry aangenaam;
hy verlaat des Winters de boffehen
om, in de velden zyn aas te zoeken, ’ t geen
in wormen, zaden , diflels, enz. beHaat, men
vangt deze Vogelen gedurende. de Maand
October, wanneer zy doortrekken. Zyby -
ten hunne nagelen zöo Herk met hunnen
bek af, dat ’ er het bloed uit voortkoomt.
T en ade, De B e r g - V i n k , Monti-frin-
gilk. Men onderfcheid ’er een groot en
klein foort van. Die van het eèrHe zyn
een weinig groöter als > een Leeuwrik ; de
kruin van hunnen kop is bruin met geel en
wit gemengt; de rug is donker geel, de hals,
de borH , en het begin der vleugelen zyn
fchbon helder JtaHanje kleurig ; de buik en
bouten hebben een witte kleur; de vleugelen
zyn een mengzel van zwart, geel, groen
en wi t ;-de Haart is gevorkt, de beenen ,
voeten en klaauwtjes zyn zwart; de achterre
klaauw is de langHe, gelyk die van den
Leeuwrik.
De kleine Berg-Vink heeft een bek die
een. trechterswyze gedaante heeft. De kleur
van zyne vederen is van den kop tot aan
bet midden van den rug, gelyk aan die van
den Spreeuw, die zwartachtig is; de randen
der vederen zyn afchverwig, en roodachtig;
de keel is oranjeachtig , en den buik wit-,
achtig; de baarden der pennen zyn voor een
gedeelte witachtig, hét overige is zwartachtig
en geel:- de Haart is zwart, met wit en
roodachtig gemengt.
In ’t algemeen is de kleur der vedereh
van deze Vogelen niet zeer HandvaHig. Men
ziet noch in de . Kabinetten der Liefhebberen
van opgezette Vogelen de Gekuifde vuur-
kleurige Vink: men vind deze in Northland.
De Konings Vink is de Dikbek van Belonz
zie D i k b e k : hy vliegt in troepen, en zyn
Hem is niet zeer Herk. De Violette Vink,
heeft een graauwe buik en pooten: die van
Babama heeft een zwarte kop, hals en rug,
een witte flreep onder en boven het oog ,
en een geele vlak onder den bek ; de borH
en buik zyn oranje verwig , het opperfle
van den hals en Huit is donker rood, en de
vleugelen en dén Haart zyn gefpikkelt. De
Driekleurige Vink heeH een fchoone blaau-
we Azuurkleur aan den kop en hals , de
borH en. buik zyn vuurkleurig , en de rug
en de vleugelen groenachtig. Albin geef?
noch de befchryving van groote en kleine
Berg Spreeuw-Vinken; men vind deze in het
Landfehap Effex en in het Noorden van
Yorkshire. Kolbe zecht dat men aan de Kaap
de Goede Hoop, zoo veel foorten van Vinken
'als in Europa vind , hy geeft zelfs de
befchryving van een Vink die wy in onze
landen niet hebben ; zyne vederen zyn in
•den Winter geheel afchverwig; zy vallen in
den Zoomer uit, en hy verkrygt alsdan nieur
we vederen : zyn hals en rug hebben .een
fchoone kraproode kleur ; maar zyn kop ,!
buik , vleugelen en Haart zyn zwart; zyn
bek is hart, breed, fpits en geel; hy vormt
zyn neH op een aanmcrkelyke wyze: hy bedient
zich van de kleine uicfpruitzelen der
boomen o f heeflers , die hy zeer konHig
met Vattoen door een vlecht: men merkt ’er
twee afdeelingen in op, die boyen elkanderen
geplaatHzyn, en zy hebben maar eenen
ingang ; het mannetje houd zyn verblyf in
de bovenfte afdeeling , en het'wyfje in de
onderfle. Kolbe zecht, dat men geen plaats
.aan de Kaap heeft, alwaar men ’er meer
vind als omtrent de MofTelbank.
V I N K O O R D E N , zie M aagde -
P A L M.
V I O L E N , Viola. Deze Plant groeit in
Boffehen in vette aarde, in de gragten langs
de heggen , tegens de muuren, in het Veld*
en in de Tuinen , alwaar zy zich gemakkelyk