den Fiervoetigen Moiioceros o f Eenhoorn, van
eenige Schryveren , het zelfde Dier , als de
'AfrïkaanfchèRhinoceros is.
R H I N O C E R O S - V O G E L . Men
geeft deze naaai , aan een gehoornde Indi-
aanfche R a a f h y is veel grooter als de Eu-
ropifche Ravens : zyn bek is klein in even-
redigheit van zyn lichaam.: hyis duTopau uit
het Mufceum van Wormius, en de yagervogel
van Nieuhojf, Zie mede her gene Bontius ,
Aldrovandüs, IViilughy en Ray , van dezen
Vogel gezecht hebben.
R H Y N B E Z I Ë N ,Rhamus Catharticas,
Men heeft verfcheide foorten van Rhynbeziën,
als die gene , die men alleen Rhamnus
Catbarticusnoemtde kleinepurgerende Rbyn-
bezi'én , of-Zaad van Avignon , die het Zaad
af de Beziën verfchaffen , van welk men in
de Verf-konft gebruikmaakt; en verfcheide
andere foorten die langwerpige bladeren-, en
groene Bloemen en zwarte Beziën , vóórtbrengen.
De Rhynbeziën-, hebbën kleine Bloemen,
die een graskleur hebben , o f geel zyn , zy
koomen even als in zamenhoopingen langs de
takken, voort, en haare gedaante is trechters-
w y s , zy zyn meteen vlaggetje bezet, dat in
vier deelen ingëfneeden , en doorgaans naar
de zyden omgeboogen is., en zy hebben
zoo veel helmftyltjes. Op de bloemen volgen
b e z ië n d ie vericheidp. zaaden bevatten,
welke aan. de eene zyde p lat,. en aan de. andere
zyde verhoeven zyn : de bladeren dér
Rhynbeziën zyn vry klein , niet ingefneden,.
gewoonelyk blinkende-,, en zeer fyn getant;
zomtyds ftaan zy tegens elkanderen over op
de takken, en zomtyds ftaan zy beurtelings.
Deze heefters groeijen in de heggen en bos-
fchen, en. op de vochtige plaatzen; zy kon-
’ nen in de zomer luftboichjes geplant worden,
en noch beeter i-n de fchuilplaatzenwant de
vogelen eeten derzelver vruchten, fchoonzy
een pujgeerènde kracht bezitten.
Men bereid van de vruchten der Rhynbe-
zïën een vatte deeg , die men gewoonelyk
Sapgroen-' noemt Om dit te vervaardigen,
verplet men de beziën wanneer zy zwart en
volkoomen ryp z y n ; men drukt ’er het fap
uit , *t geen lymerig en zwart is ; men iaat
het op het vuur uitdampen tot dat het dé dikte
van honing heeft, met ’ er een weinig-rots.-
sliün. by te voegen, onj de kleur fterker en
levendiger te doen worden. Men doet het
vervolgens, in blazen die men op een warme
plaats ophangt, en men laat het dus hartworden.
om het te konnen bewaren. Deze zelf-
ftandigheit geeft een fchoone groene kleur
van welke de Schilders en Verwers gebruik
maaken. Men noemt deze verfftof, Blaas-
groen, om dat zy in blaazen bevat is.
Men w i l, dat wanneer men.deze Beziën,
op verfchillende tyden bereid , zy hier; door
verfchillende kleuren verfchaffen sullen, voor
dat zy ryp zyn, een geele -of faffraankleur;
wanneer zy ryp zyn ,een fchoon groen; eindende
noch later , omtrent Sc. Martyn, een
fcharlakeii kleur, die nuttig is om het leder
en de fpeelkaarten te kleuren. Men bereid
van de vruchten van de Rhynbeziën , een
buikzuiverend uittrekzel. Men kan Karffe-
boomen en Pruim-boomen op_de Rhynbeziën
enten, en door dit middel pürgeerende Kars-
fen en Pruimen bekoomen ;. maar dit foort
van vruchten , veroorzaakt zomtyds al te
overvloedige buikzuiveringen, en. geweldige
braakingen. De bladeren van deze-Heefters
worden voor zuiverend gehouden.
Wanneer de vruchten van de kleine Rhynbeziën.
groen afgeplukt zyn-, zoo noemt men.
hen Zaad van Avignon , en zy verfchaffen
éen fchoone ge.ele ver-f,. waar van men menigvuldig
gebruik maakt om deftoffen te verwen.
De Schilders in Oly-verf en Miniatuur
, bedienen zich mede van.deze beziën,,
waar van men de verfftof in een aardachtige
zelfftandigheit heeft ingelyft', die- gewoonelyk
de. .grondflag van den Aluin is , om ’er
dat gene uit zamen- te fteMen , dat men Stil!
dè Grain , o f met den ónbebbelyken Haam-
van fchyt-geel, noemt.
R I C H E . Be Heer Brijjbn, geeft dezenaam
aan. een klein D ier,'v an het gedacht
van den Haas- Het verfchilt, zecht hy, vair
onze Konyn door deszelfs kleur; zyn lichaam;
is geheel.met bair van een bevallige graau-
we kleurbedekt. Zie de ■ woorden H aas en-
K o-n -y n ,
Men wil dat men de wezentlykc Riche in
-Zvvede en Poleii vind , onder dé naam va®
Richt', en dat dit Dier een. foort van Lucht
is , welkers vacht zeer- fyn is. Zie obhevmordl
L.I N X:
R ID D E R S P O R E N , Delphiniam. Dit;
is. een plant, die men in de. Bloemtuinen tor
fièraafi
lieraad aankweekf, en waar van men twee
foorten onderfcheid.
De eerfte is , de Delphmum hortenje der
Kruikundige. Dit is een getakte Plant, die
invefneden bladeren uitfch'iet, en die byna
zoo fyn zyn als die van de Venkel. Haare
toppen zyn met fchoone bloemen b e ze t, die
in order by wyze van airen gefchikt z yn ,
en verfchillende kleuren hebben ; ieder van
deze bloemen beftaat uit verfcheide onregelmatige
bladeren , waar van v y f grooter als
de andere zyn, zy zyn in het ronde geichikt.
De bovenfte breid zich over de onderlte, by
wyze van een fpoor uit,dié de fpoor van een .
ander blad ontvangt. Op deze bloemen volgen
vruchten die uit drie zwartachtige fche-
den beftaan , welke hoekachtige , zwarte en
bittere zaden bevatten. Deze Plant is zamen-
trekkendeenwondhelende: zy bevordert mede
de haring.
De tweede is de Calcatnppa. Z y femet
een getakte Heel u i t , die een voet hoog is.
Haare bladeren zyn zeer ingefneeden en zwartachtig
groen. Haare bloemen zyn metblaauw,
wit en rood geftreepf. Deze plant heeft dezelve
eigenfehappen als .de vorige : men bedient
’er zich.echter zeldzaam i-n de Genees-
konft van, en men gebruikt in haare plaats
een foort van 'Wilde R iddersporen , Del-
phinium Legaium ÉI dat tuffehen de granen
groeit , en ten mmften zoo veel krachten
heeft. , .
De Bloemmiflen kweeken de twee andere
foorten- tot fieraad der tuinen aan, om de
groote fchoonheit van haare bloemen. Men
zaait haar in den herfïl in de volle aarde , en
op de tuinbedden.
R I E K E N D E L I S C H W O ïL T E L ,
zie C a l m u s ,
R I E T , Aruncto, Dit is een foort van
Plant, d ie , volgens Lemery , van het gras
niet verfchilt, als alleen door de grootte van
haare lieden. W y zullen ’er hier drie voor*
name foorten van aanhalen; te weeten,
1. Het G e m e e n e R i e t Arurido vuï-
garispalufiris. Deze Plant, die op de moerasachtige
plaatzen groeit,heeft talryke wortelen,
die lang, 'geknoopt en kruipende zyn-,
zy fchieten verfcheide buizen uit , die zes
vóeten hoog ,''en zomtyds hooger zyn , zy
zyn veel dunner als de pink, en h o l; uit de
knoopen van deze holle Heel, fchieten bladeren
u i t , die meer als een voet lang^, vry
breed, Hevig, en een weinig ruuw in ’ c aanraken
zyn , en die.den Heel met hun onder-
fte gedeelte omkleeden: haare bloemen koomen
aan de toppen in troffen voo rt, zy zyn
klein, zacht, en uit helmftyltjes zam en geile] t,
die uit een ge-fchubde kelk voortkoomen, haare
kleur is eerft purperachtig , vervolgens breiden
zich deze troffen u i t , worden langer ,
neeinen de gedaante van hooft-hair, en een
afchverwige kleur aan ; wanneer deze bloemen
afgevallen zyn , volgen ’ er zaaden op.
Men fnyd dit Riet a f , voor dat het volkoo-
men ryp i s , om ’er kleine ftof-bezems van
te maken.
a. Het S p a a n s c h R i e t , Arundo fati-
va domejlica. De wortel van deze Plant is
lang, dik , vleesachtig, en verfpreid.zich,
wyd en zyd in de aarde uit; hy heeft een zoete
en aangename fmaak; hy fchiet verfcheide
fteelen ter hoogte van acht o f negen voeten
u it, die veel dikker als de duim, iterk, hol,
geknoopt, en geelachtig zyn; haare bloemen
en bladeren zyn gelykvormig aan die van het
voorige fo o r t, maar zy zyn veel grooter.
Men kweekt deze Plant in de tuinen aan ;
men kan de malfche uitfpruitzelen van de
wortelen eeten. Eenige Schryvers hebben
gedacht, dat de wortelen van deze Plant gebrand
zynde het Spodiutn der Arabieren is,
’ t geen men thans niet meer gebruikt, als
mogelyk noch in Guayana , alwaar de Wilden
, die - geene met de affche wryven , en
zwart maken, die door de Pions gekwelt wor-
Het tamme o f aangekweekte R i e t , anders
spaanfeh Riet,, groeit natuurlyk in Langue-
doc , Provence , Italië en Spanje ; en het
bloeit zeldzaam in de Noorderlyke Landen;
maar vermits het een meenigte-gewortelde
uitfpruitzelen voortbrengt, zoo kan men het
gemakkelyk vermeenigvuldigen. Het is goed
dat men dit foort van Riet op een plaats plant
die eenigzins koel is ; echter groeit het mede
op zeer drooge plaatzen ; maar de Rietitok-
ken worden alsdan ; noch zoo groot, noch
zoo dik. Z y , d ie ’er Koophandel mede dry-
v en, plaatzen hen op zeer warme plaatzen ,
om dat de Hokken des te ryper zoude worden.
Dit foort van Riet is van zeer groote
nuttigheit in eenige Landfchappen ; deszelts
Rokken dienen tot latten , om de velden at
te perken; men maakt ’er getraliede latwer-
ken van, welke zeer duurzaam zyn. Het is
K e e s ' mcde