S A L O M O N S Z E G E L , Polygona-
turn. Deeze Plant groeit op fehaduuwryke
plaatzen, langs de heggen èn in de boffehen,
alwaar zy zich door haare lange en vöortkrui-
pende wortelen vermeen igtvuldigt-, waarvan
de knoopen een gedaante hebben, welke naar
die van een zegel gelykrdat ’er opuitgedriikt
ichynt. :
Deze wortel is dwars even onder het oppervlak
van de aarde geplaatft, en van afftand
tot atftand met groote witte knobbels geleed,'
en met een meenigte vezelen van een zoet-
aebtige. fmaak bezet: hy fchiet fteelen ter
hoogte van eeffen een halve voet uit, zy zyn
rond, glad, niet getakt, en een weinig aan
hunne uiteinde gekromt, en met verfcheide'
bladeren omkleed , die beurtelings geplaatft,
langwerpig, .breed, -vry bvereenkomftig -met
die van de Leliën van den Dale , zenuuwach-
5 groen bruin-van kleur, blinkende aan de-
boven z.yde , en zee-groen aan de onder zy-
cte. zyiv, hun fmaak is laf en hun reuk onaangenaam
, wanneer men ze verplet , o f aan’
ltukken fnyd..
De bloemen , die een voor een , o f meer
te gelyk in den fchoot der bladeren voortko-
men, vormen een klok, die pypswys- inco;e-
r e k t , en in zes' deel^n ingefneeden is , zy
nebben geen kelken , en haare kleur is wit -
op de bloemen volgen rondachtige beziën ,
die zagt en groen o f zwartachtig zvn , en ge-
woonelyk drie zaaden bevatten zy hebben
de grootte van die der Wikken , en zyn eirond
, hard en wit. Deze Plant bloeit in de
maanden Mey en Juny , en 'haare vruchten
tsyn m Auguftns ryp: haar wortel die het me-
nigvuldrgfte in de Gene eskon ft gebruikt word,
is;zoetachtig, en eenigzins lymerig; hy word:
wondhéelende en zamentrekkende ^efchat •
men bedient ’er zich difcwyls van regens de-
buikloopen , na dat men hem in witte wyn-
heeft laaten kooken. Het'water dat men ’er
door pverhaaling van aftrekt is een blanker
niK.dcl , dat is te zeggen, dat'het de eigen-
fchap bezit om het aangezicht te reinigen , en .
deszelts_ kleur fchoonder te doen worden.
Men fchryft aan; haare beziën-de éigenfehap'
to e , oni' on den en bóven te pui; ge ©ren.
R A L P A . Dit is een Zee-Vifch die doorn-
achtige vinnen heeft , en door ArteSi iii het
geflacht der Zee-Eraaffèrns geplaatft word :
«u, W ee!l t ? et laD.? ‘-ihgwerpig , eivzyns-
®h“bben hebben vcrfchillende kleuren.. De-
titi. Vndch. onthoud zich; aan. de. ftrandcnj h y
leeft m afzondering, en.gëlykt naar de Göitd-
braauems, zelfs door zyne vinnen ,'doornen
kieuwen, pogen, wenkbraauwen, en mond’
■ zyn bek is byna gelyk die van. den Herder ae’
vormt, en zyn kop is klein ; deze Vifch
heeft verfcheide goudkleurige' lireépen die
van de kieuwen tot aan den ftaart voortloo
pen , erf op galyke afftanden van ëlkanderen
geplaatft zyn: het vel van zjm buik is zwart
en zyn rob heeft dezelve kleur; Déze Vifch.
is de Sopi van de Imvoonders van Marfeille-
R om h le t zecht , dat men hem meede D rék
E e te r genoemt heeft , om dat hy zich met
drek voed , zyn vleefch heeft-geen , onaange-
fapmS fmaalE ’ en' verfG-lïap1 eén zeer Hecht
S A L P E T E R , Nitrum. Dit is een Zou:
aan welk de Kriftalfchieting een prifmatike
en zeshoekige gedaante, en een kleine fcher-
-pe. punt geeft ; het heeft een friflfc , bittere
en zoutachtige fmaak. De Salpeter is voor
den. gedeelte;valt, en voor een-gedeelte vluo-
hy fmelt op gevonkte kooien, en -word door
het vuur vloeibaar gemaakt , methoutskoolen
vermengt en op het vuur geworpen zyhde
• ontploft hy.. J ” .
1 Eert meenigte Natuurkundigen-, befcliou-
wen de Salpeter als een ftoffe- die haaren oor-
fprong uit het Ryk der Mineralen-ontleent
Hecgrootfte'gedeelte der Scheikundigen zeggen
, dat dit Zout tot het Ryk der' Planten
behoort, eneenige Laatêre Onderhen,-' brengen
het tot het Ryk der Dieren-. Het voegt:
ons niet om hier een 'diergelyk gefchïl te he-
Hechten : zie de-Wérken der Scheikundigen:
over dit onderwerp. Welke' die'ook zyn ïnag
zoo is het echter vol Handig-dat men- Salpeter
die völkoomen^gevormc is , op een meèiiigce'
plaatzen vind, alwaar de lucht een vryen toe-'
gang heeft; het is- dan een-s aan de-muurèn-gehecht,
waar van de Kalk noèh-niet dröovis,.
en -is alsdan1 zeer 'onzuiver ; maar hy koomt
atltoos weder voort, zoo' lang de muur vochtig
blyfc-, en wanneer zy naby riolen-of ver-
blyfplaatzen van Dierengeplaatft is f men:
ne'emt ’ër hem met bezemen af, dit is net ^e-
ne men A f geveegde. Salpeter noemt: zomtySs,
edoch zeldzaam , vind men Salpeter op zekere
woefte rotzeil in lndiën ; men vind mede
Salpeter-tufïchen de fteenen, naby de aarde
; in dë Plantén, vooral in .de Berriagiey
in de bittere Planten , gelyk-'de Aardrook,-. ■
de Waterkers , en de Zonnewende.1 Rau-
valf zecht, dat de.Mahomextaneneen. Salpeter
aft de tot afichen gebrande Bladeren , en u-it
de Aarde, op welke de Dieren pillen, bereiden.
De Salpeterachtige Aarde , die geene^ die
men zecht da-t alleen de eigentlyke Matrice is
om Salpeter te konnen vóórtbrengen^ ó f die
dezelve reeds voortgebracht heeft, endie vbl-
, ftrekt noödzakelyk is pm dezelve voort te
brengen, moet lymerig'en Alkalyn zyn : het
is een dier-gelykè aarde die- zoo wonderbaar-
lyk medewerkt tot de verbetering o f vrucht-
baar-making der aarde.
Al het Steen-Zout, anders de Salpeter van
den Koophandel genoemt, dat men in Parys
maakt, word.uit de metzelkalk bëreid , die
men van hef Puin der Oude Gebouwen be-
koomt, 'en vooral van dat der kelders, enz.
Men loogt deze ftoffe door een be-arbeiding
in het groot u i t , en men verfchafc het vocht
eenalkalyne voe t: vervolgens Haagt men door
middel van de zuivering, en trapswyze uitdamping
, om kriftallen te verkrygen , die
min óf meer -doorfchynent zyn , enz. Zie
deze bewerking in het Woordenboek der Schel-
kunde,- "
De Salpeter behoort tot het zamenftel van het
Donderpoeder-en Buspoeder,, en tot de Smelt-
ftoffen, die door de Konftennaars gebruikt
worden óm een meenigte Metalen te fmel-
'ten: men- bedient ’ër zich van om Glas te
vervaardigen , en vleefch en zommige vifch
te zouten , ’t geen hen een roode kleur ver-
fchaft. In de Geneeskonft is-,dit Zout zeer
verfriffend en pisdryvend: men maakt *er het
Minerale Kriftal o f het Prunel-Zout van ,
welkersNeigenfchappen- dezelve als die;van den
Salpeter zyn.
Mëh vind , in1 het Woordenboek der Belf-
bare licbaamen van den Heer Bertrand^ wyd-
loopige Omfchryvingen over-de Salpeter, en
zelfs over de door Konftgemaakte Salpeter-
ftofferi, volgens de opgaven van de Heefen
Gruner en Pretfeh 5 men ziet ’er in dat deze
laatfte in het jaar 1749, verfcheide Memoriën
s?.n.de Koninglyke Akadetnie van Berlyn aan-^
geboden heeft, over den aart en'Vermeerdering
yan de Salpeter. To t voortbrenging van
Qeze^zelfftandigheit word een Alkalyn©-en
lymachtige Aarde vereifcht, die te gelyk.po^
rieachtig fs : zoo êene , zecht hy , is de Aar-
öe’ óie men ter diepte van eenige duimen-,
©nder de met gras bewaffen' bovenkorft der
gemeene weiden vind ; zoo- eene ds medé de
Zwarte. Aarde-, die-.men. om de-Steeden en
andere bewoonde.-plaatzen heeft.,,, en die niet
^ouw.t. i&- geweeft, „ de.- befte- van alle. is die
461
geene , die lang onder de gooten en rioolen
gelèegen heeft. Men voegt een vyfde gedeelte
afïchen by deze Aarde , en men maakt ’er
een deeg van ,- met haar met flyk o f uitvloei-
zel van mefthoopen te kneëden, en men mengt
’er zagt ftroo onder, om ’er een Kalk van te
bereiden. Het is met een diergelyk mengzel
dat men Salpetermuuren oprecht, zy moeten
breed aan hunnen voet zyn , uit- en inwendig,
luchtig, zoo wel in hun ftand’ als zamenftel
, en echter voor de Zon befchut. De
Salpeter-bloemen vertoonen zich eerft in de
inwendige gaaten van de muur ; wanneer het
ftroo verrot, zoo wordende poriën hier door
noch vermeerdert, waar door de lucht meer
en veel vryer rondvloeijen kan. Een dier-
gelyke muur eindigt in een ezelsrug, en is in
diervoegen met een dak van ftroo bedekt,
dat de reegen de Salpeter niet fmelten kan-.
Men verbreekt deze muurén gemeenelyk een
jaar na dat zy gebouwt zyn , en men loogt
hen door dezelve handelwyze u i t , als men
zulks de Salpeterachtige Aarde doet, om ’er
de Salpeter uit te trekken. Men heeft, opgemerkt
dat .de nevels de vorming van de Salpeter
zeer vëel bevordert: zie de hier booverr
a.angehaalde. MemoriënC
S A E S A - P A R I L L A . Men kent onder''
dezen naam , wortelen , o f veel eerder takken
van wortelen, die verfcheide..ellen lengte
hebben , enzo.o dik als biezen, zyn , zy
zyn buigzaam, inde lengte gegroeft, en hebben
een rosachtige fchors : onder deze fchqrs,'
ziet men een witte en meelachtige zelfftan-
digheit, die , wanneer men haar tuftchen de-
'vingers wryft,- gelyk de Agarik, in fto f verandert.
Men brengt deze wortelen uit Peru*,.
Brazil, en- Nieuw -Spanje.
De Inwoonders van Brazil noemen, de Plant
die deze-wortelen voortbrengt, yua Pecan--
g a ,. en^ de Kruidkundigen Smilex Aspera : zy
fchiet houtachtige , groene , en rankachtige'
ftcelen uit, die ter wederzyden met fteekëls•
bézet zyn , aan welke beurtelings geplaa^fte
bladeren voortkoomen; deze bladeren zyn zes
o f acht duimen-lang;- aan hunne fteeltjes merkt
men vezelen op, die de Salfa-Parilla-zeer vaft'
aan de omftaaiide planten hecht. Haare bloe--
men vormen-troffen-, op deze volgen beziëm
die eerft groen, vervolgens, rood-, en ein-
delyk zwart z-yn; haaregrootte evenaart om*-
trent die van middelmatige karffen.^-
De Spanjaarden zyn de eerfte die 'hei ge*
bruik van dezc^i. worteKu.it Peru ih Europv
fa' 1 - ovoxr- ’