achterfte, die met kleine nagelen bezet zyn £
zynen Haart eindigt in geen fp'itze punt ge-
lyk^ die van. de Haagdis,- hy heeft een lood-,
lynige breedte die omtrent een lyn middellyn
aan zyn uiteinde heeft. Het opperfte van
het dier-is zwart met geel’gevlakt: hy heeft
behalven dit noch twee geele ftreepen, die
van de beide zyden van het hoofd boven de
oogen voortkomen, en zich evenwydig tot
aan den oorfprong van den ftaart^uitftrekken*
Deze^ ftreepen worden gewone.lyk omtrent
het midden van het lichaam afgebroken, waar
na zy weder voortkomen; zeldzaam zyn zy
geheel: het overigë-van het dier is met geèle
vlakken gefchakeert, die noch byzondere ge-
daantensj-noch plaatzen houden. Zyn huit
heeft geen fchubben, en is vry glad, uitgezonden:
aan de zyden, alwaar hy eenigzins
■ naar fagrynleder g è ly k t: men ziet op den
xuggraad twee evenwydige ryen tepeltjes.
De huit van den Salamander is zomtyds
droog gelyk die van de Haagdis;, doorgaans
•is zy met een foört van daauw bedekt die
haar even als gevernift doét fchynen, vooral
wanneer mén hem aanraakt, en hy gaat in
een oogenblik van den eenen tot den anderen
ftaat over. Een van zyne zonderlingfte ei-
genfchappen is , dat hy onder zyne huit een
fdort van melk bevat, die vry verre uitipringt
wanneer men het dier drukt. Deze melk
'koomt uit een oneindig getal opëningen voort,
waar van eenige zoo groot zyn dat men haar
zónder behulp van een vergrootglas ontdekken
kan, vooral die géne die aan de tepeltjes
beantwoorden. Schoon het eerfte vocht,
9t geen dient om de huit van het dier te bevochtigen,
niets anders als een doorfchynent
,en ongekleurt vernis fchynt, zoo kan het
echter wel niets anders als de melk zyn van
welke wy fpreken * en die in by uitftek kleine
droppen verfpreid is-: deze melk gelykt
vry wel naar de melk die eenige planten uitfeven
wanneer zy afgefneden worden ; zy
ezit een onverdraaggelyke fcherpte en za-
mentrekking , en fchoon zy op de' tong ge-
p o omen , geen duurzaam ongemak veroorzaakt,
zoo zou men echter waanen dat men
een lidteeken o f ten minften een rimpeling
zou vinden , op de plaats die zy aangeraakt
heeft. De Heer de Maupertuis zecht , dat
men eenige viiïchen de naam van Netel ge-
geeven heeft om de overeenkoinft die zy met
deze Plant hebben wanneer men hen aanraakt
; dus zou men de.Salamander als de
Wolfsmelk der Dieren konnen noemen. Wanneer.
men den Salamander verplet, of fterk
drukt, zoo geeft hy een zonderlinge en kwade
reuk van zich; het verfcheelt veel, dat dit
Dier de vlugheit van de Haagdis bezit , het
is lui en treurig: het leeft onder de aarde in
koele en vochtige plaatzen, vooral .aan den
voet der oude muuren ; in de vervallen gebouwen,
onder de puinhoopen , in de yaliy,
yen, in de holle boomen , in de heggen, en
onder de ftamriiender hazelaar-boomen , alwaar
men hunne neften vind; de Salamander
koomt uit zyn hol niet voo rt, dan wanneer
het regent, ’ t zy om het water te ontvangen,
’t z y uit vrees van in zyn hol te zullen verdrinken,,
o f moogelyk om de infe&en te zoeken
met welke by zich voed , en die hy niet
als half in het water gedompelt verraftchen
kan. Hy vertoont zich in de Lente , en in
den Herfft, vooral by vochtig weder : hy
voorziet des zoomers den regen; en wanneer
de.-lucht helder is , zóo durft hy zich niet ver-
toonén om de hitte dsr Zon, en in den Winter
blyft hy. in zyn hol verborgen , en verdooft
door de» geftrengheit der koude; de Sa-.
lamanders zyri niet zeldzaam in Italiën , Zwit-
zerland, Duitfchland, Picardyën, Norman-
dyën, p f Bretagne, maar men vind hem volgens
de Heer Linnceus, in Zwede niet.
De Salamander, zeggen de Ouden, bezit
de wonderbaare eigenfehap om in het vuur
te konnen leeven : eenige Natuurkundigen
hebben het als het gevaarlykft en verfchrik-
kelykft Dier befchouwt. De eerfte Proefnee-
ming die de Heer de Maupertuis zich niet
gêfchaamt heeft om-te herhalen, was die van
het wonder dat men aan de Salamander toe-
fchryft: hoe fabelachtig en belachelyk de
hiftorie van dit onverbrandbare Dier , ook
fchynen mag , zoo wilde hy ecHter het ge^
voélen dat dooi*: de verhalen der Ouden ge-
wyd is , onderzoeken : hy wierp met dit
oogmerk verfcheide Salamanders in het vuur,
het grootfte gedeelte kwam,’er aanftonds in
! om ; eenige. kwaamen ’er half verbrand uit,
en fneefden in een tweede Proefneeming.
Echter gebeurt ’er iets dat vry zeldzaam is,
wanneer men de Salamander verbrand.: naauw-
lyks zyn ze in het vuur, o f zy fchynen met
melkachtige droppen bedekt, die uit hunne
kleine bewaarplaatzen voortköomen: zy hebben
’er meer op den kop en aan de tepeltjes.
Dit vocht-dat op hetzelfde, oogenblik; barC
word , én zomtyds de gedaante van Paarlen
aanneemt, bezit het vermoogen om eenige
kooien die noch niet recht ontbrand-zyn ?
.*"; zwart
zwart te maaken: maar ondanks deze.byzon-
derheden ,zoo kan men de.Oudheknietrecht-
vaareiigen , teit' opzichte van de pnverbrapd-,'
baarheit van dit Dier ; men moet veel eer-"
der' töëftémmen dat zy zomtyds watëe iigt-
geloovjg 'ge,weeft is.,
De-Héer de. Maupertuis ,. de et,, me^e/Proei
vcn'ovër h^t B y
Helde zicli twee ,P>fp,efn-ecmipgen/ v$or die.
? welke dié
geen e/die,' de/^'alamanders duchten ,' niet ,-lig-
tèlyk vermoeden konnen.; de eerfte was om
dé 'Salamander door' het een o f ander Dier,
te/dp'e.ë eeten;_; en de tweede , om liet één
of ander .Dier, door /.de, Salamandér ,-te^ doen,
Byten': hy tergden hen oja; duizenderlei, wyy
zéh/, maar 'nöpiéöpëndén ^ër'eëri zynën .be?d
Hy. mqeft?hem, du^.f^èlls,Qpe,nen; .-.maar .wanneer/.
hy hunpé tanden, |i£z%riVjjg§ 1 wélden;
fchyii was^r dac. zy.'hèt Dier dtwerzeft-kon-’
' den! .klein r.,yaft pi^hd^fen. geflopten
en gelyk,, , zoo zouden zy. ééel eerder* in ftaat
zyn.ióm..te fnydén/j^s.fté^Q^bpo-Een , . zoo.
dé Salarnander hfer;'tpe, krachten .genoeg,be-
gM..ma,ar,,dit Dief; $ëzitfdiaér niét. i Men-'
zocht t<mn.X)ieren/:wëlkers', ve]- zdo,,'fyq én
téder was , ;-.dat :-
worden; tuen opendé' den bék vair een .Salamander,
die mén aan de gevilde dyë van een
Hoen. vafthechté é mén drukte de kaékën' toe'
om hem, tot diyten ute werplicliten ; én men,
deed hem mede yèrfelVeidé ’beién in de .tong
en in de lippen van. een Hond doen., , en zelfs,
in de tong van een Kalkóen ; icji'odn dè Saé
lamandef gecergt w a s z o o wierd'echter niét
een der :geBêete,n .Diéren .dóór -èènig .toéval
aangetaft.- Om te .bezóqken" o f het Hinkende
en affchuuwclyke vocht dat de Salamander
onder het yel heeft ,',ïchadelyk' is , wanneer
yët. mgëpöpmèn word , zoo, deed mén met
éon Hond een Salarnandei; die leeyëné
de in Hukken gehakt was inzwelgen, men liet
zynen muil gcd,uufende"een halfuur, tpe-.
gebondeh ; mén dééd ’er ’mede een .door een
jonge Kalkoen inzwelgeh. Deze beide Die-
ren fcheenen zoo vmlyk als naar gewoonte:
zoo ras men den Hond zynen muil los ge-,
maakt had., zpo fpoog by ’er de Haart en poo-
ten wedef van uit, even als' deelen die yvaar-
mhynelyk -moeijelyk om te verteereri zyn :
dpopte brood in het melkachtige vocht
van een Salamander é en men deed het door
een Hoen eeten ; men doopte'meede in dit
X ° - k l e i n e ftokjes, die me.ii iri de woh-
ae?r die men aap dén‘króp , en aan de
i l . D e e l .
bputen van ,een Hoen gemaakt .had : .dit alles
was. nüttëio.os;, .en de Salamander^, zecht de
Heer de 'Maupertuis,fcheen altoos zeer wei-
hig gèvaarlyk te zyri. Moogelyk is zy liet op
zettere tyden , en in zekere omftaridigheden,
o f -voor; zekere Dieren ; want wat deMenfch
nietdat dit Dier hem lcha-
dèiyk is : 'wat riieerus, net'fchynt zelfs dat
ipqp diét zpndèf.uadeël eéten ,kan. Men leeft
in. dé .Eppèmerïdès ‘ van Duitfchland , dat een
yfpuw ,'.’’aan welke, haaféii man tpt.,een laft
vefftrek.tën héip-, vergeeveri wilde , niet dit
po’gmerk de,et zy.hcm eën Salamander eeten ,
die zy in,ëëri tagput EQ.epgdén, niaar hy leed
-.’ër géén hef mirüle nadeel dpor : echter het
vémgftë 'is.vdat diieri ’êf n ièri vapfeec.
D e ;piidéfviridirrg,iéer't, fègéris. het-gémee-
nefgeypelën ; 'dat pit L ief poch van gehopt
np.cli van Sex,e ontbiooê is. ‘ V^anppër de^el-
yë Sphriyvérpénigef.'él^maridersgeopénthad,
zpó ;vond hy y met verwondering eijcrcn, en-
té gelyk' jorigèn , dié alzoö, volmaakt.als' die
der, l;.ëy.ëptb.arëndë. Dieren waren ; dë eijeren
vormden tyteé troffen ,• gè.lykvprmig ,aan; die.
van de .qijcrftpltken der Hoénderén , en de
jppgen Ayafep in lange buizen bevat, wel kers
z.amépweefzel zpp vyn was , dat men ’ër hen
door neen zién kon -: hy telde in eeri -eènige
Salamander, twee en veertig jongen ; en in
een andere vier en vyftig , welke byna-alle
leefderi, en die alzóp wel gevórmt en veel
vlugger als' d e : groptfte , Salamapders waren :
déze Dieren fchynen ze éi* gefchikt óm de
yerbórgentheit der vbortteeling op te helderen.
Óndanks, deze getuigeniffen, zal altoqs-eeri
zeker foort vari ménfehen géloöven , dat het
vergift der Salamanders zeer te duchten is ,
ën dat de Pad de Salamander beftryd, om dat
hy een Vyand d.er Menfchen is : het fchynt
èch.t;eF volleedïg. beweezén te zyn , dat het
mëlkachtigé fap; ’t géén dit Dier uit alle zy-
nc deelen uitgeefc, al-s mede 'het-etterachtig
vocht dat het Uit Werpt wanneer men het ftaat,
o f in het vuur Werpt, nöcli een weide, noch
één put, noch een geheel huisgezin, vergiftigen
kan, gelyk men- thans noch voorgeeft en
gelooft : een Salamander kan, door den overvloed
van de koude lymachtige en ftymeri-
ge ftöife die hy bevat, een klein vuur, ge-
dimrend.e eenigën tyd bedwingen , gelyk dit
de Kikyorfchën , de Slakken , het raauwe
vléefch , ‘het wit der eijeren , en alle kleverige
en flymerige zelfftandighedèn doen kon-
nèjf; maar wanneer deze vöchtigheit verteert
Li' I V , is,