768 VOLLERS-A: VOMB: VOND-SIRA.
deren ftaan tegens elkanderen over: de bloemen
van deze Plant zyn klein, peulswys, en
'geelachtig: op dezelve volgen Peulen , die
by wyze van een Sys gekromt, en opwaarts
geboogen z yn , ieder dezer peulen beftaat uit
v y f , zes o f zeven (lukken , die met de einden
aan elkanderen gehecht zyn , en in een
IJïitze nagel eindigen. De Peulen koomen
met twee o f drie by elkanderen Voort, en
z yn , gelyk de kiaauwen van een Vogel ge-
fch ik t: men vind in ieder van haare Hukken
een rondachtig zaad , ’ t geen naar dat der
Rapen gelykt.
■ Deze Plant bloeit in de maand Juny: wanneer
zy in een afkookzel gebruikt word ,
zoo is zy afzettende , en uitmuntent om het
graveel uit de Nieren te verdryven; gedampt
en in een Pap opgelecht zynde , is zy nuttig
voor de breuken.
• V O L L E R S - A A R D E , Argilla Ful-
lorutti. Dit is een foort van fyne kleiaarde ,
' die, zomtyds gebladerd, en zomtyds geen bepaalde
gedaante heeft, zy is zeepachtig op
hetuiterlyk g e z ich t in het aanraken , en in
het water v in welke zy zeepachtige bellen
veroorzaakt; men bedient zich’ in zommigê
Landen, alwaar de Vollers mergel, zeldzaam
is , van deze klei-aardê, om de doffen te vollen
, men heeft ’er van verfcheide kleuren:
z ie Z e e p a c h t i g e A arde.
V O M B A R E . Dit is een Vlinder die
men op het Eiland Madagaskar heeft, en die
met verfchillende kleuren verfiert is : men
heeft ’er onder , wier vleugelen mét Goud ,
Azuur, Z ilv e r , en andere kleuren ,.gefcha-
keert zyn. .
’ V O N D - S I R A . . Dus 1 noemt men op
het zelfde Eiland een klein Dier, ’t geen naar
een Wezel gelykt, deszelfs kleur is bi'uiii
rood, het bemint den Honing zeer , en geeft
een fterke Muskus reuk van zich.
V O O R N , RifbeUio fluvïatilis. Dit - is
een blanke Rivicr-Viich, die broeder als de
Karper, en veel dikker als de Braadem. is':
zyn kleur is 'geelachtig bruin, en zyne fchub-
ben hebben de grootte van die van een Karper:
zyn (laaft en buikvinnen zyn rood ; hy
heeft mede een roode vlak. op de kieuwen:
de regenboogen van zyn oogen zyn geel, en
met zwarte vlakken g e d ip t z y t ie tanden en
gehemelte gelyken naar die van 'den Karper:
VOORN. VOORTBRENGZ: VOSCH.
de rug-vin befiaat de helft van deszelfs lengte
, zy is met zes ltraalen bezet; de kieuw-
vinnen hebben ’er negentien : _ de buik heeft
twee vinnen , welke tegen die van den rug
overftaan, ieder derzelve heeft negen dralen;
de vinnen van de kieuwen zyn veel blanker
als de andere: de aars is zeer verre van den
Haart :verwydert. Men vangt dezen Vifch
in den Rhyn , en in verfcheide Meeren van
Engeland : men heeft ’er eenige die twaalf
'o f zeftien duimen lengte hebben.
V O O R T B R E N G Z E L E N nut
B R A N D E N D E B E R G E N , Produlta
ignivomorum. Dit zyn zelfïtandigheden die
door de verdelging' van andere delfbare lichamen
gevormt worden, en die door de werking
van een onderaardfeh vuur , of verkalkt
geworden zyn, gelyk de eigentlyke gezegde
Steenen der Brandende Bergen , o f die half
in Glas overgegaan en porieachtig geworden
zyn , gelyk de Puimdeenen , o f geheel in
Glas verandert, gelyk het Glas der Brandende
' Bergen , o f den Objididanfcbe Steen ; ia
een woord , alle de Lavaas zyn voortbreng,
zelen der Brandende Bergen zie déze vim-
den- .
V O O R W A S C H : zie op bet vioord^ra
het artikel van de Foorwajsh. ■ .
V O S C H , Fulpes. De Vofch heeft veel
óyereenkomd met den Hond, vooral door
de inwendige deelen; echter verfchilt hy ’er
door den kop vart, die veel grootér in even-
redigheit van het lichaam is: zynè oorenzyii
mede veel korter, zyn Haart is veel grooter,
zyn hair veel dichten en veel langer, en zyne
oogen veel meer nederwaarts gedrekt: hy
verfchilt ’er noch van , door een zeer fterke
reuk die hem byzonderis , en eindelyk door
een wezentiyker kenmerk , ’t geen zyn aart
Ss; want hy kan. niet ligtelyk tam gemaakt
worden , en zelfs nooit geheel. ■ Hy kwynt
' wanneer hy de vryheit rnifcht, en derft van
verdriet, ' wanneer men hem te lang in bedwang
houd : hy koomt met de Teef met
overeen; zoo zy geen afkperigheit voor elkanderen
bézitten, zoo is het ten minden on-
vèrfchilligheit, De Vofch brengt doorgaans
ih'êefl blinder getal voort; de drachten vantlit
Dier zyn vier o f v y f, en zelden o f nooit minder
als drie. Wanneer hét wyfje bevrucht is, rolt
zy zich. óver de aarde, én koomt zeer zei -
zaam uit haar hol voort , waar in zy een
VO SCH . V O SCH .
voor haare jongen bereid. Z y word in den
Winter verhit, en men vind in de maand
April reeds jonge Voflchen. Wanneer zy
bemerkt dat haare fchuilplaats ontdekt is , en
dat hare jongen in haarafzyn verontrud'zyn,
zoo vervoert zy hen alle , het eene haar het
andere,, en gaat een andere verblyfplaats zoeken.
Zy komen met de oogen geïloocen ter
wereld; zy groeijen , gelyk de honden, ach-
tien maanden o f twee jaaren , en leeven mede
dertien o f veertien jaren.
De Vofch , zecht de Heer de Bujfon , is
berucht om zyne liftigheit', en verdient dezen
roem: het gene de W o lf alleen door zyne
krachten uitvoert, verricht hy door zyne
behendigheit, en daagt menigvuldige!’ , zonder
dat hy zoekt om de Honden of'Herders
te beltryden, zonder de Kudden aan te taffen;
en zonder de dodde lichamen te .verliepen ,
is hy echter altoos zekerder van onderhoud te
zullen vinden. Hy gebruikt meer geed als
beweegingen; zyne hulpmiddelen fchynen in
hem zelfs bedoren te zyn ; en deze zyn , ge»
lyk.men weet, die gene die het minde mis-
fchen. . Vermits hy zoo doorfleepen als omzichtig
is , alsmede vernuftig, en zelfs voorzichtig
tot het geduldige toe , zoo verandert,
hy zyn gedrag zomtyds; hy heeft middelen
tot redding die hy zeldzaam gebruikt, maar
waar van hy zich ter réchter tyd weet te bedienen
: hy waakt zeer,zorgvuldig voor zyn.
behoud; 1'choon hy zoo onvermoeid, enzelfs:
veel vlugger als de W o lf i s , zoo verlaat hy
zich echter niet geheel op de fnelheit van
zynen loop ; hy weet zich in veiligheit te
Hellen , met zich een fchuilplaats te vormen
waar in hy zich in dringende gevaren verbergt,
alwaar hy zyn valt verblyf houd , en
alwaar hy zyne jongen opvoed, ;, hy is geen
omdolend Dier ; maar een Dier dat gêhuis-
veft is.
De Vofch heeft zintuigen die zoö goed als
die van den Wo lf zyn, zyn gevoélen is fyn-
der, en het werktuig van zyne ftem 'is veel
buigzamer en veel volmaakter. De W o lf
doet zich alleen door een verfchrikkclyker
gehuil hooren; de Vofch fchettert, bad, en
vormt een treurig geluit, ’ t geen naar dat der
Paauwen gelykt: hy vormt verfchillende tonen,
volgens de verfchillende gevoelens, die
hem aandoen, hy heeft de dem der jacht,-de
uitdrukking der begeerte, het getuit der mor-
ring, de beklaaglyke toon der droef lieic, en
de fchreeuw der fmèrte, die hy nooit doet
hooren als pp het oogenblik dathy een fchoot
.1 1 . D e e 'l .
769
ontvangt, die hem een o f ander lid verbreekt;
want hy lchreeuwt om geen andere wónden;
en hy laat zich door doküagen , gelyk de
W o lf dooden, zonder- zich te beklagen, maar
altoos met zich kloekmoedig te verdedigen:
hybyt gsvaarlyk, houd met verwoedheit vad,
en men is genoodzaakt om zich van een duk
yzer ofhout te bedienen om hem te doen los
lat'eri. Zyn gefchetter , is een .foort van ge-
bas, ’t ge’ën door gfelykvormige en zeer ver-
haalle toónen gefchied. In den Winter en
vooral wanneer het fneeuwt o f vried , zoo
maakt hy gedadig géluit;. en hy is in tegendeel
des Zomers byna geheel dom.
Zie hiér op wat wyze de Heer de Bujfon
de trekken fchetll, die het kenmerk van den-
geell en doorilepenheit van den Vofch afmalen,
die altoos als het zinnebeeld der lid
en looshei: befchouwt is. Dit Dier verkieft
zyne verblyfplaats aan de randen der Bos-
fchen, en onder het bereik der Gehuchten;
hy hoort het gekraai desJIanen , en het geluit
van het andere tam Gevogelte , en vermaakt
zich van verre., reeds met het denkbeeld
'van den aangenaamen fmaak van hun
vlëéfch'; hy neemt op een behendige vvyszyn
tyd waar , verbergt zyn oogmerk en gang ,
fluipt langs een verborgen pad, verbergt zich,
koomt, en doet zeldzaam vergeeffche pogingen.
Zoo hy door de hokken breken kan,
o f onder door de affchutzelen koomen , zoo
verzuimt hy geen oogenblik , verwoed de
vogelhokken, dood alles wat hy ’er in vind,
en keert na zyn hol, met.zynen prooi terug,
die hy ’er in brengt, o f onder de Mofch verbergt:
hy keert eenige oogenblikken hier na
weder te rug om een andere te halen , die hy
op dezelve wys Wegbréngt en verbergt, maar
echter op een andere plaats ; en dus vervolgens
ten derde en vierde maal , tot dat de
morgendond o f de beweegingen in het huis
hem waarfchuwén, dat hy te rug moet kee»
ren , en niet weder koomen. Hy. doet het
zelfde in de Bofchjes in welke men de Ly -
ders en Sneppen met dc lymftang endrikken
vangt: hy koomt de Vogelaar voor , gaat
vroeg in den morgendont u it , en zomtyds
meer als eenmaal op een dach, om te zien o f
’ er niets in de drikken, o f door de lym , gevangen
is , en hy haalt ’ er de Vogels telkens
uit, verbergt hen op verfchillende plaarzen,
vooral langs de groote wegen , in de wagen»
fporen, en onder de Mofch, hy laat hen hier
zomtyds twee o f drie dagen , en weet hen
naauwkeurig weder te vinden wanneer hy hen
K e e e e ' nodig