W A A R W P R T K J - '- w a d r u s . W A L S T R O O .
7 A A LW .O R T E L , Sttguja. Dit is een
kleine Plant die in dë wedden groeit.
Z y brengt bladeren voort die een donkere groene
kleur hebben , gezondesnigzins inge-
fneden , en zómtyds purperachtig aan hun
onderfte gedeelte zyn: hun (»aak is een weinig
bitter en. gaméntrekkend?. Haare bloemen
zyn ringswys .geffhikt, en kopmen uit
den fchopt der bladeren voort, zy zyn blaauw,
b.eRaan uit een Ruk, en hebben inaar een lip:
in plaafs van dp bpyen lip .h e .eR z y tw -
Deze Plant is zeer nuttig, zpp,|wel inwendig
als uitwendig; want het is, eènukmuntérit
wondheeient en za.mcntrekkent middel,.. Zy
bezit behalyen 'dit, de eigenfchap o.m het ge-,
rónn'e bloed op te loffep ; het' is om deze
réden , dat men haar afkookzel doet drinken
aan Lieden die een zwaare val gedaan
hebb’ en,: IjaRf f e uitwendig gebruikt zynde,
gèneefl de wohd.en, ‘ de fnedeij en verzwé.erjngen.
W A C H T E R S , z ie D w a a l s t a r .
W A C H T E L , $ie K w a s t r u .
. W A C H T E L K Q N I N C ^ k K w ar -
T E L l f O N L l i c U -
W i c - H T E L H A Y ÏR.» Vt H a v i k .
W A L R U S . Dit is een foort van Wat-1
vifch, waar van wy onder de naam van Zee-
Koe i fpreeken zullen. De Groenlanders ver-
koopen zyne.twee groote tanden , onder de
naam van Torwac.
W A L S C H O T . Zie op bet woord Walv
i s ch , in het artikel K a z i l o t , dat van
W A L S C H O T .
W A L S T E E N , zie B e e n l ym .
W A L S T R O O , Gallium. Het Wal-
flroo is een Plant, die ter hoogte van negen
o f tien duimen opfchiet. Langs haare Ree-
len zyn op de plaats der knoopen bladeren,
by wyze van flraalen geplaatfl , zy zyn v y f
in getal by een gefchikt, en zeer dikwylsmct
negen by elkanderen. Deze Reien onder*
fienüen aan hunne toppen kleine klokswyze
bloemen, die uitgefpreid, in vier deelen ge-
fcheiden, en in troffen by een gefchikt zyn.
Déze bloemen zyn geel in het cene , en wie
in het apdere foort. Op d,e bloemen volgen
vruchten die uit twee zaden, te zamen geRelc
zyn, welke vry wel naar een waffende Maan
gelyken.
Het WalRroo met geele bloemen , is dat
gene waar van men het menigvuldigfte gebruik
maakt:, dé bloeyende toppen van deze
Plant, doen de Melk Rremihcn , op dezelve
wyze als de P'mguieula der Zweden. Het
WalRroo uitwendig- gebruikt zynde, geneeft
het St.Ambonïefeh vuur, en de brandingen;
het Relpt het bloeden uit den neus, wanneer
het in de neusgaten geRoken word. De Heer.
Guetfard heeft door Proefneeraingen bevonden,
dat de wortelen van het’WalRroo, ge-
lyk mede die van het geme.ene Kleefkruid,- de
eigenfehap bezitten om-dé beenderen der Dieren
rood te verwen , gclyk zulks de ‘wortelen
van dc; Meekrap doen*
De pröefnéeming, is é.erR met een foort
van Waljlroo met'geele bloeiden gedaan, dat in
Neder Poisou óp de Zee-kufien groeit, waar
van de wortelen, clüée.n zeer overvloedig zyn.
De beenderen d& Hoenderen ,, tfietmép met
een deeg voede waar in men déze wortelen,
tot poeder, gébracht» mengde, verkregen een
rooz.ekle.ur, met dezelve byzonderliedcn die
de Heer Duhamel iri dié gene had opgemerkt
die hy met de. wortelen van de Meekrap
voede. De Heer Guettard heeft in de proef-
neemi-ngen opgemerkt , dat de kiekens die
met de wortelen van het kleefkruid gevoed
wierden, zeer vet geworden zyn ; waar regens
die gene wier voedzel met de wortelen
van!het WalRroo gemengt was, zeer mager
wierden. De gebrande o f ongebrande Kof-
fyboonen, maakten mede de Kiekens mager
dje ’er mede gevoed wierden.
Het is aanmerkenswaardig dat d.e wortelen
van deze foorten van Meekrap de beenderen
der Hoenderen rood doen worden; waar tegen
de fleelén, bladeren en zaden van deze
planten hét zelfde ultwerkzel niet voortgebracht
hebben , fchoon een oud Schryver
verhaalt dat een Koe die WalRroo gegeten
had, roode melk gegeven heeft. Verfcheide
proefneeraingen- met' de kleine1 O'flféoTig' en
Coelieiweljc ,. bewyzen dar déze verfRoffên
her zelfde' mtwcrkzel Op -de beendbren' der
dieren niet. voortbrengern Vermits de; woi-
teien: vaar fret Walftho® van- N'edér Pbitoii
zeer overvloedig z yn , en' dat déze p'/ant in
het dorRe zand groeit, zoo zou men hen met
goed gevolg in de fleehtRe' a'atdé'aawkweken
konnen , de proefneemingten- hebben doen
zien dat zy een roode kleur vcrfcbafffcn’ die
zoo fchoón als die van de Meekrap-ié.' Mén’
heeffi redenen, om te dénken dat allë'dfc wortelen
van dit' foor-t van planten- een roode'
kleur geven zouden, hare' wortelen hebben
’er'altoos een tint van.
■ W A L U H O 'R iA . Deze naam geeftmen'
op liet Eiland Cylon aan den1 Mhriucodiata',
wiens' Raam zeer lang-is1: dit is-een ib'ort van'
Plmtdywogéi: zie dirtvoord,
W A L V U S 'C H , EMtebo. De Walvifch
beflaat de eerRte plaats onder'dé-g'roote Zeé-
viffch’en' die men- Getacea noemt. Hy ié dé'
grootRe van alle bekende- dieren , en men'
kan Hem als de'Koning der Zée befchbuwen.
Niemand heeft- zulke’ weténa-waal'dl'gé-' en -
voldoenende befchryvingen omtrent dm ver-
fehillend'e foorten va« WalviiïcKenin ’ t licht
gegeven',- als de Heer Ahdérfon , ito zyhé
Natuur lyhe Hïflorie van Tslaud}en-G'roeitïünd.
Wy zullen1 ons hiér nier ophouden , veigensite
c ont werp dar wy ons veorgeRel t hebben ‘,
ais alleen met' eSn, algemeen e ■ befch'ouwing'
Over de kennens-waa-rdigRe fot)reen-van Wal-
viffchsn te- laten1 gaan',' als medé over dié'
géne waar van1 men' hef grootRe voetdè'el
trekt; Men.ban'- niets béter dóé'ri1 als' ’ ér ih■
navolging' van dén weètg-iérigen ■ slndsrfon
van te fprefcen,- gelylt--allé die gene gedaan'
Hebban die na Ijc'm over- de-WalvifFch'eu ge-- ■
iandelt hebben.
Be Hiflonevan de WuHrijffhenin ’i
algemeen'. ■
Dit gedacht-van ■ Viffchen onder'rcheid zich
op een zeer aanmerkelyke wyze van alle an-
dare-,. Het heeft'’ér wezentlyk maar alleen
de gedaante van, wat hét uitwendige betreft;
maar door- her inwendige geRel, gelykt het
ïmallcs naar de Landdieren.
Tiet! bloed dér Walv-iffchen is' warm : zy
ademen' door middel van een löng'; en het'is1
om deze reden'dar zy- niet onder- het water'
B'iy'veiï konnen'. Z y paren op' dezelve wys
éls de landdieren : zy zyn leventbarende:. zy
hébben.; melk, en Hunne jongen zoogen. Alle
dé foorten; van Viflchch van het gcffacht der
WslviUthétr- hebben" óp den kop twee ope-
hingen , uit wélke z y , by wyze van een
fprong'y ■ her water üitïyëiip'éri' ’t '.geen zy inge-
zw-bïgtiï hebbeir. Deze opeisingen worden
Blaa s'gfiten genoemt.
De N&niur he'efc' deze dieven met vinnen
Begiftigt wier vorm1 én Krachten evenredig
niét de grbote; van hun. lichaam zyn. De
vinnen’ van dé andere viïfchen. zyn graten die
door dhnne vliezen aan clkandéi-cn gehecht
Worden’; dé VNaÏvïffchen hebben in Hun plaats
becndfereir met geivrichfen, die de gedaante
van de Handen en vingers der menfehen hebben,
eh' dóór byinitflékKrach fige fpieren in
beweging' gébracht w-ord'eh. Het is noodïg
darmen hier in.’rvoörbygaan:aanmérke, dat
d'eze Beenderen zömtydk , döof lieden van'
weinig’ kundigheit, vóór1 de= beenderen van
dé lt.tndén-der Zet-menfehen aangezién zyn.
' Het gfeHeelè' geflacht van deze Viffchen
heeft,. Behalven-deze Krachtige vinnen, een
breede eir dikke' R aart, dié Iforifontaâl. op
het1 water lechr, eti héh'g'égdven is om hunnen
.tocht te beRuuren en hunne, nederzak-
kihg'te matigen', op darhun'nitiiementzwaar
lichaam' te'gêns- de rot/.en niet fe barflen zou
ftóöcen ,. wanneer zy zich naar den grond!
dómp’elèn;
Dé Natüur heéft deze wërktüigelyke klompen
ihdiervoegcil gévormt', dat zÿ zich naar
hunne begeerte' in' het. water könnën ophef-
fên o f nedërdMen; Vim het achterRb gedeelte
van- hunné. keel' gaat een. groote en
dikke' darm ; ncd'erwaarts , die lang en zoo
wyd' is-, dat' ’éreen geheel menfeh door kan.
Déze darm is een voórraadfcHuur van lucht
• die deze vifch met zich voert, en door welkers
middel Hy zich zwaarder ofligter maakt,
naar' maté Hy hem uitzet o f inkrimpt, om de
hb'eveelheit van lucht die hy bevat te vermeerderen
1 o f te ‘vennihdëre'ri.
Hct'Verbazent zamen weefzei-van vet ’ tgeen
den Walvifch'omringt, maakt zyn- lichaam
véel ligtef, 't geen anders veelte zwaar ge-
weeR zou' zyn om iri beweging,gebracht te
konnen Worden. Behalven dit 'boud dit otn-
klecdzel vari vet h é tw itè f op 'een voegza-
men afRand van.het bloed, ’t geen■ zonder
dit koud 'zon. kohhen ■ w-oVdè'n'; en het dient
dus om de nacuurlyke wanuta van den .vifch
te'-bewaren.
De