gebeden te doen, en zy eerbiedigden haar als
een uitmuntent middel tegens het vergifc, en
voor de vruchtbaarheit der dieren. ,
Het is meede dit foort van Marentakken,
dat doorgaans in de GeneeskonR gebruikt
word; eenige Apothekers vorderen zelfs van
de Kooplieden van welke zy dezelve bekoo-
men , dat de Marentakken by een waflende
Maan, in de maand AuguRusingezameltzyn,
=en dat zy noch aan Rukken eikenhout vaft
zitten om dat zy des te zekerder zyn mogen
dat deze plant op Eikenboomen gegroeit
is , fchoon de Marentakken van den Halelaar
•en Lindeboomen geen mindere krachten heb- .
ben. Men noemt deze andere'foorten van
Marentakken gemeene Marentakken.
De Marentakken z yn , zoo men zecht, een
uitmuntent middel tegens de vallende ziek-
tens : men neemt dezelve in zelfïlandigheit,
o f in een afkookzel in ; zy zyn meede nuttig
om de beroertens en de fuiffelingen voor te
koomen : zy zyn zweetdryvent, en worm-
dodent.
De beziën der Marentakken zyu fcherp en
bitter : men w i l , dat* wanneer zy inwendig
gebruikt worden , zy veel te geweldig purgeren
, en den onderbuik ontReken , maar
zy zyn uitwendig goed, om de gezwellen te
doen rypen , en de ettermaking te bevorderen.
De Ouden bedienden zich van de beziën
der Marentakken om de vogellym te bereiden
, met deze vruchten in water te laten
koken, zy Rampten haar vervolgens, en lieten
het afkookzel door een Ruklynwaatloo-
pen om ’ er het zaad en de fchellen van a f
te fcheiden. Deze vogellym is zeer oploRen-
de en verzachtende ; uitwendig opgelecht,
verzacht zy de fmerten der jicht. Men bereid
thans de vogellym van den fchors van
deze plant: men plaatR dezelve , acht dagen
lang , in een pot , op een vochtige plaats.
Wanneer hy verrot is , zoo Rampt men hem
tot een pap : vervolgens doet men deze pap
in een kom , en giet ’er verfch fontein water
op ; men roert ze zoo lang met een houte
fp atel, tot dat de lym aan denfelven vaft-
kleeft; hoe zuiverder zy is , hoe meer kleve-
righeit zy bezitten zal : men roert haar vervolgens
verfcheide malen in zuiver water ,
om haar naauwkeurig te reinigen. Anderen
neemen, om deze lym te bereiden, de fchors
van de Marentakken, in den tyd wanneer het
fap opklimt, zy maken ’er een bal van , en
laten dezelve geduurende zes dagen, met behulp
van warmte, in water rotten. _Zy Ram-
pen vervolgens dezen klomp in water, en
vormen ’er een deeg van , die zy in rivierwater
afwaffchen : nier. door vormen zy een
lymerige Roffe , die men in een pot op,een
koele plaats ze t, en ’er fchoon water opgiet,
dat men van tyd tot 'tyd ververfcht.
M A R I B O N S E S , Deze naam ge even
de Bewoonders van Suriname, aan een foort
van bruinachtige wespen ,. welke zeer laRig
zyn : zy tallen alle dieren aan , Reken en
verontrullen hen onder het arbeiden , Juffrouw
Merian zecht,dat déze verwoede wespen
, de pellen van. dit land zyn : zy vormen
kleine nellen , welkers vorm zeer fraai i s , ,
en welke dienen, om hunne jongen te huis-
veilen , en om zich voor de wind en regen
te befc hutten.
M A R I C O U P Y . Deze plant, die in
Guijana groeit , heeft geen lleelen ; dit is de
belle van alle planten , om de hutten te bedekken
wannéér men geen Ouaije en Tourk.u*
ri heeft. Zie deze woorden.
M A R I E N G L A S , zie M i c a .
M A R I N G O U I N S , dit is een foort
van zeer lallige muggen , welke men op de,
Amerikaanfche Eilanden heeft : dit infèëfc
heeft veel overeenkomll met dat geene , dat
wy Neef- noemen : het Reekt zeer geweldig
na zonnen ondergang , en voor dat zy opgaat.
Zoo ras het eenig gedeelte van het lichaam
ontbloot z ie t , zoo velligt het zynen kleinen
bek op een porie van het v e l, en zoo ras het
de ader ontmoet, fluit het zyne vleugelen ,
flrekt zyne pooten u i t ,, en zuigt het bloed
in , waarmede het zich zelfs dikwyls in diervoegen
vervult, dat het niet als zeer bezwa-
relyk vliegen kan. De Maringouins , maken
een gehommel onder het vliegen.
M A R I P A . Dit is een foort van Kool-
palmbpom, die in Guijana groeit. Zyne gedaante
is bevallig om de wyze op welke hy
- zyne bladeren onderReunt. Een wandellaan
van deze Palmboomen zou een fchoon gezicht
uitleveren , zecht de Heer Prefontaine. Zy -
rie bladeren dienen om de hutten te bedekken
;z y worden dwars om den rook geplaatfls
zy bly ven van het eene jaar tot ’ t andere goed;
de inwoonders wagen niets met een voorraad
van deze bladeren te verzamelen, mits zy.hen
fplyten en voor den invloed der lucht bedekken
: zy worden hier door beter tot het gebruik
, en duuren langer. De zaden van dezen
zen boom zyn met een zeer aangenaam vleefch
omkleed; men eet het zelve meenigvuldig in
het jaargetyde , dat haar voortbrengt. De
Agoutysözyn ’èr zeer gretig na. Maift ruft.
de Cayenne.
M A R I T A M B O U R . Dit is de Liane
van Caijenne. Haare vrucht is geel, en zoo
groot als een abrikoos. Haare bladeren zyn
groot en llerk: haaren {teel is zoo fyn en dun
als een draad, hy heeft een meenigte klaauw-
tjes, welke alle de deden der plant zoo valt
aan een hechten, dat zy een dichte fchaduwe
vormen. Haare bloem bekoort/door haare
gedaante,reuk, en verfcheidenheit vankleu-
ren :. dit is de Granadilla*
M A R I T A T A C A . Dus noemt men
een Braziliaanfcb d ier, dat de groote van een
Kat heeft, en vry wel naar eert Fret gelykt:
het heeft twee flfeepen op den rug, welke
elkanderen kruiflen , waar van de eene wit,
en de andere bruin. is. Het voed zich met
vogelen en derzelver eijeren ; maar het is
vooral op de Amber de Grys, verlekkert,
welke het des nachts , langs den oever der
zee zoekt. Het geeft een zoO vergiftige flank
van zich , dat hy doodelyk voor de‘ dieren,
en zelfs, voor de menfchen is , in plaatzen in
welke men in gemeenfchap leeft.
M A R M E L D I E R , zie M a rm o t .
M A R M E R , Marmer , dit is een harde
en zamengepakte Reen , die fraai gepolyR
kan worden: hy is wit, o f heeft verfchillen-
de kleuren , een meer o f min fyne k ö r l, en
is gemeenelyk half doorfchyneni', en verdeelt
zich in onregelmatige'Rukken. Men heeft ’er
van verfchillende hardheit;. maar alle de foorten
brengen in het vuur, inde lucht, en inde
zuuren, dezelve uitwerkzelen als de kalkRee-
men voort. De eigenfchap welke eenige be~.
zitten , om door net gemeene vuur te fniel-
ten, ontRaat alleen van de gelykflachtige dee-
len , w e lk e ’er onder gemengt zyn.
Het Marmer , van wat foort het ook zyn
mag, is voor het grootRe gedeelte uit zee-
fchelpen, madreporaas , en andere diergëly-
ke voortbrengzelen der polypen zamenge-
Relt, welke alle kalkachtig zyn. Men'ontdekt
altoos in de groove föorten van Marmer
eenige van deze werktuigelyke lichamen; in
de fynder fooften ontmoet men dezelve niet
altoos , om dat hunne deel en meer zamen-
hang hebben* Het foort vaa doorfchynentheit
van verfcheide foorten van Marmer, be-
veRigt deze gilling , als mede die van de A l-
baRen , welke niets anders als opfchuimlo-
pende Marmers zyn. Hoe fynder het Marmer
is , hoe beter het bearbeid, gebeeldhouwt;
gedraait en gepolyR kan worden, het geen te
gelyk deszelfs kleuren levendiger en glansry-
ke'r maakt. •' ■ ’
Het zamenhechtende deel van de korlen
van het Marmer is van den zelfden aart, als
dat van hét Mergel. De Reenen van dit foort
worden., fchoon zy hart in hunne groeven
zyn, noch harder wanneer zy in de lucht gebracht
worden ; maar vermits hunnen aart
voor de indrukzelen van de lucht vatbaar is ,
zoo word het Marmer dat in de open lucht
geplaatR word, geel, verlieR zyne polyRing,
berR en werd'fpoedigei* o f langzamer vernietigt
, naar mate van de grooter o f kleinder
hoeveelheit der lymachtige deeltjes, welke-
de kalkachtige , waar uit dezen Reen is za-
mengeflelt, omvangen , en aan een hechten.
|
De Marmer klompen hebben in hunne groeven
dezelve Rrekking van beddingen o f banken
, als de andere kalkachtige Reenen. Wanneer
men van den graad der volmaaktheit vandezen
Reen verzekert is , zoo volgt men den;
lóóp van de groef, en door behulp van het
buspoeder , en het breek-yzer , fcheid men
rer de blokken van a f ; vervolgens zaagt men
hen , bewerkt hen met yzere werktuigen, en
polyR hen met zand, puimReen, enz.
De Steenkundigen hebben een oneindig getal
foorten van Marmer befchreven , welke-
alleen onderling in hardhejt, glans, kleur en
groote der vlakken verfchillen.
Wy zuilen maar alleen drie aïgemeene-
foorten van Marmer onderfcheiden ; te wee-
ten.
i.. Het E ig e n t l y k e M a rmer , o f
E en k l eu r ig Marmer , Mar mor uni colos..
Men heeft van dit foort dat w it is , dus is dat
van Saligno , Carara, Padua , Genua , en
Bayonne, van'den Berg Caputo by Palermo.
dat geen ’t welk men U Marmo corallino blan-
chio noemt, rimJmèate^m den Berg Sinaï,.
dat van Paros en Antiparos o f het Griekfche
Marmer , dat zoo fyn als zekere foorten van
Al'bafl is , maar die veel te zagt zyn om fraai
gepolyR te konneri worden. Deze foorten
van witte Marmers zyn na het zwarte de lig-
Re van alle : behalven d i t , zyn zy zeer ge-
fchikt tot beeldhouwers werk : de fchoonRe-
Rand beelden der Oudheit y zyn van dit foort
van