Tier de St. Francois. De Paca is , van het
einde van den neus tot aan den Haart, omtrent
een voet lang; zyn kop is dik, en zyne
onderftc kaak kort : dit Dier heeft lange-hai-
ren aan den bek gelyk den Haas, en fpitzeen
zeer korte ooren en.ilaart; deszelfs voorfte
pooten zyn korter als de achterfte : het heeft
v y f vingers, aan iedere'poot; deszelfs lichaam.
is met korte hairen bedekt die ruuw in
’t aanraken z yn , zy hebben een donkere vaal-
roode kleur aan de bovenzyde, en drie fmalle
in de lengte loopende ftreepen , aan iedere
zyde, die een geelachtige witte kleur hebben
; het overige van het lichaam heeft dezelve
kleur aan de onder zyde: de Inwodn-
ders van Guajana , noemen dit Dier Ourena
en Pax. De Heer Klein plaatft de Paca onder
de Cavia.,, ’x geen kleine Dieren zyn ,
zecht h y , die de Portugezen Ratos, de Matto
noemen, zy onthouden zich in de boflchen-,
en hun hair en geluid koomen met dat van een
Varken over eenry zy verbergen zich ïnrde
holle hoornen..
P A C A L . Dit is een kleine boom van
Znid-Amerika , die aan de oevers van -een
Rivier op den afitand van v y f en twintig tuilen.
van Lima groeft: de Indianen mengen
deszelfs aflche-met zeep:, om alle verouderde
lidtekenen, -vurige fchorfc en kairworm te
gencezenv '
■ P A C O C E R O C A . Dit is een- plant
die op Martinique, en in-Brazil groeit, z y
heeft de gedaante en het .loof vanlndiaanfch
Riet. Haar voomaamfte. (teel , fchiet ter
hoogte van zes o f zeven: voeten op , hy is
recht, fpansachtig , groen en brengt geen
bloemen v o o r t, maar uit den wortel, en
zelfs’ ter zyde van denzelven , fchieten twee
o f drie andere (teelen u i t , die omtrent een
en een half voet hoog zyn , ert de dikte van
een duim hebben ,. deze brengen roode bloemen
voort , op welke vruchten volgen-, die
de grootte vaneenpruimhebben-, zyzynlang-
werpig , driehoekig , met een draadachtig
vleefch vervult, ’ t geen fappig en faffraan
verwigis, en een wynachtige reuk en aangename
frnaak heeft, het bevat een: meenigte
driehoekige-zaden , die gedachtig en in een
klomp by een vergadert zyn, ieder dezer heeft
een witte p i t , het fap der vrucht verfchaft
een zeer fchoone roode v e rf, die door de
lbog niet uitgewifcht word, : Wanneer men
’er een. w.einigcitroen fap onder mengt, zoo.
zal dit niengze'1 een fchoone violet kleur ver-
fc haffen. D e wortel' van deze plant is knoöpi
achtig , en hy geeft eert fchoone geele verf
uit wanneer by in water gekookt word Lc~
mery zecht, dat de geheele plant, verplettert
zynde, voor dat de vrucht ryp is , een gember
reukjvan zich geeft , en dat dé Indianen
-haar in hunne baden gebruiken.
P A C O S zie A l p a o n s I
P A C Q U I R E S . Dit is een-foort van
Dieren, die naar Varkens gelyken, en die mén
op het Eiland Tabagp vind: hun fpek is vaft,
en zy hebben weinig hair', en dé navel op
den ru g : de Wilden eeten hen meéniz-
yuldig.
P A D , Bufo\ Dit is een byzonder foort
van iralfflachtig Dier, dat tot het geflachtder
Kikvorfchen behoort;- echter verfchilt het 'er
v an, om dat het over de aarde kruipt, en
dat de Kikvorfch fpringt. Zie verder waar
in.zy voorts van elkanderea- verfchillén , Op
het woörd;KLKvdiLSCH.
• De Pad is omtrent zoo groot als een vuift;
leelylc, en affcHtiwelyk'-: zy heeft eënigzins
een dikke kop , en uitfpringende oogen , die
vol vuur zyn : haar bek is wyd ; haar tand-
vleefch ftêrk, tandeloos , maar ruuiv , en het
laat niet ligt los.’t geen-het-eens gevat heeft;
haar voorfte pooten- zyn kort,, en eindigen in
een hand die met vier vingeren bézet is-,- die
ten naaften by even groot zyn ; de achterfte
pooten hebben 'zes vingers die door een
vlies aan een gehecht zyn : haar rug is breed
en plat ; de buik opgeblazen én gevlakt; de
keel geelachtig; bleek; het hart heeft maar
een holligheit; de h-uft is dik , moeijelyk te
doorbooren , bruinachtig. g ra a uw "en met
zwartachtige o f loodkleurige wratten o f vlakken
bezet , die zoo veel puiften fchynen te
zyn.. ^ De Padden paren op dezelve wyZe als
de Kikvorfchen., dat is te zéggen , dat het
mannetje , op den rug-van het wyfje klimt,
en het met zyne voorfte pooten omvat.,
j Men heeft onder deze Diéren land en water
Padden. Men verdeelt dé eerfte in het
groote en kleine fo or t; en fchoon zy in liet
water gebooren worden , zoo onthouden zy
’er zich alleen maar de-eerfte dagen van hare-
leeftyd in-. Het is in de-land Padden van het
kleine fo o r t,' dat het geval f ’t geen de oorzaak
van by na alle ontdekkingen is ) aan de
Heer Dxmours. de gelegehheit verfchaft heeft
■ «BIR
«ni de paring van deze dieren na te fpooren,
en twee zonderlinge zaken waar te neemen,
die de haring van het wyfje betreffen. De
eerfte, is de uitneemende moeijelykheit, om
niet te zeggen de onmogelykheit, in welke
het wyfje is om hare eijeren uit haar lichaam
voort te doen koomen, zonder een vreemde
hulp. De tweede is , dat hetmannetje met
alle zyne krachten met zyne achterfte pooten
arbeid om haar de eijeren uit het lichaam te
fcheuren. Zie hier-de werktuigeiyke werking
Van deze verloffing, welke de Heer Desmours
waarnam. Het is met de vingers van de achterfte
pooten, dat het mannetje de eijeren uit
het achterfte gedeelte van het wyfje trekt,
om dat de vergaderplaats van de eijeren, na-
by het uiteinde van den endeldarm is.' Hare
eijeren vormen een foort van rozenkrans, en
zyn ieder in een vliesachtige fchaal .befloeren
, die het vruchtbeginzel bevat. Het wyfje
moet zoo veel doen dat zy.het eerfte ei
doét uïtkoomên; alsdan begint het mannetje
zyn werk als Vroedmeefter te verrichten, en
het kwyt zich van dezen plicht met eene behendigheid
welke men -in een zoo dof Dier,
niet vervrachten zou. Hetmannetje vat beurtelings
tuffehen twee vingers van zyne achter
pooten, de fnoer van dezen rozen-krans; hy
{trekt zyne pooten dus telkens naar het achterfte
gedeelte van zyn wyfje uit y-dat zich
alsdan onbeweeggelyk houd, en zet zyn werk
met yver voort , en altoos met een goed gevolg,
vermits hy op iedere poging o f herhaling
, een gelyk getal eijeren, doet uitkoo-
raen. • -y
Wy hebben reeds gezecht, dat de Pad een
■ affehuwelyk dier voor het gezicht is : zy word
toornig-zoo ras men haar maar eenigzms aanroert:
zy blaaft hare huit als een bal op,: en
wederftaatde flagen'die men haar toebrengt,
want haar leven is zeer hart: zy Iaat het gee-
ne zy met hare kaken gegrepen heeft niet lig—
telyk lo s , ten minften zoo men haar niet voor
de ftralen der zon blootftelt, welke zy niet
verdragen kan. De Pad gaat. langzaam voort,
om dat haar buik dik, liaar ligbaanlplomp ,
en hare pooten kort zyn. Wanneer zy gejaagt
word, zoo fpuit zy uithaar achterfte, in het
'aangezicht van die .gene die haar vervolgt ,
een helder vocht, ’t geen als vergiftigt word
aangezien , én dat men oneigentlyk voor ls|-
rc pis houd. Dit vloeibare en vergiftige vocht
is- in een byzondere beurs vervat, die aan de
blaas vaftgehecht-is. Haar zwadder, is mede
Vergiftig: -hét is zonnyds gebéurt dat de Paddeftoelen,
de Saladen en Vruchten walgingen
en verteringloosheit veroorzaakten, die geen
andere oorzaken als het vergiftig' vocht van
de Padden hadden. Deze voorbeelden zyn
genoeg om de onvoorzichtigheit van die gene
te doen veroordeelen , die kruiden o f
vruchten van lage planten eeten, zonder dat
zy gewaffehen zyn. De Padden der warme,
landen zyn de gevaarlykfte : men heeft ’etui
Italië die zoo'groot als een menfehen hooft
zyn, en zotntyds hare jongen op den rugdra.-
gen. De Padden onthouden zich gewonelyk
in de flooten , holen , mefthooppen , puin-
hooppen, en heggen, onder de fteenen, en
op fchaduuwachtige, vochtige, eenzame en
{tinkende plaatzen; zy verbergen zich gedurende
den dag, ten minften zoo den regen
hen niet nodigt om regens den avond te voor-
fthyn te komen. Geduurende de lente, laten
zy zich des avonds omtrent het ondergaan
der Zon, door een vry zacht geluid hooren,
en des nachts gaan zy op buit uit. Z y zyn
verflindzuchtig,en voeden zich gelyk de Kikvorfchen
, mét jnfeótcn , vliegen , wormen,
torren, kleine flakken , falie, dolle kervel
en Hinkende kamille.
| De toevallen die door het vergift der Padden
veroorzaakt worden, zyn de geele kleur
over hetvel,opfpanningen,tnoeijelykeadem-
haaling , bezwymingen , hoofdpyn , ftuip-
trekkingen, flaauwtens, koud zweet, en de
dood. De braakmiddelen, klifteren, en de
theriakels zyn ’er de tegengiften van : wy
zullen ’er echter byvoegen , dat de Padden
alleen in zekere omftandigheden vergiftig
zyn. B W
Behalven de gemeene. o f land Padden, van
welke wy gefprokenhebben, heeft men noch
water Padden, die niet minder affehuwelyk
voor het oog als de voorgaande zyn , en
plaatzen bewoohen die met {tinkend water
zyn opgevult: riien zecht dat deze zoo vergiftig
niet zyn. Voor haren ftaat van volko-
menheit, gaan zy tot die van Domlerpad 0-
ver, gelyk de Kikvorfchen: haar geluid ^e-
lykt naar dat van den Koekoek; wanneer’er
verfeheide te gelyk kwakken, zoo zou men
zich verbeelden, dat men een troep jachthonden
hoorde, welke op de jacht zyn. Men
befchouwd de Pad, tot poeder gebracht zynde
, als een krachtig zweet- en pisdryvend
middel.
-Men bereid van de levendige Padden een
o lie , door afkooKing en aftrekking. Deze
olie is verzachtend en zuiverend. De Padden
F f 2 beho*