ginfel van vruchtbaarheit , in te verdelgen.
Die gene die Zywormen aankweken willen
, moeten zich zelfs van een genoegzame
voorraad van zaad voorzien, en des te meer
om dat geen Land , zaad verfchaffen kan ,
dat in hoedanigheit by dat gene koomt, dat
men in het zelfde Landfchap aanwint: de
Natuurkundige reden hier van , is., dat dit
zaad in de luchtftreek, in welke het voortgebracht
is , genaturalifeeu is , het heeft
veel meer overeenkomft met de Moerbeziënbomen,
waar van het zyne voornaam-
fte zelfftandigheit Ontvangen heeft, en het
wederftaat, behalven dit, beter de veranderingen
en ongeftadigheden van de lucht van
het Land , in welk de Zywormen en Vlinders
geleeft hebben, die het verfchaft hebben
.M
en ontdekt dat het zaad gefchikt is ,
om met voordeel voort te brengen , wanneer
het breukig is , zoo het een vocht bevat
, dat noch te vloeibaar, noch te dik is,
zoo het een heldere en blinkende glans
heeft, zoo deszelfs kleur meer .op het donker
graauw, als op eenige andere trekt, zoo
het eindelyk naar den grond zinkt, wanneer
men het in Wyn werpt. Wy zullen thans
tot de middelen óvergaan om het in alle
Landen voort te doen komen.
Wanneer de Zywormen hunne tonnetjes
voleind hebben , zoo verkieft men ’er een
.aantal uit, dat gefchikt is naar de menigte
zaad die men verlangt. De ondervinding
heeft geleerd, dat een vierde van een lood
ten minden v y f duizend wormen o f zaadjes
bevat. Vermits ’er doorgaans de helft
van de Zywormen derft, voor dan zy hunne
tonnetjes gefponnen hebben , zoo levert
een vierde van een lood niet meer als twee
duizent v y f hondert tonnetjes u it , die genoeg
zyn , mits zy een middelmatige hoedanigheit
hebben, om ’er een pond zyde
a f té fpinnen.-
Men moet tot de zaadjes de vade en eerd
gevormde tonnetjes verkiezen-, om dat zy
de kenmerken van de krachtigde Zywormen
hebben, en die dus by gevolg het bede gefchikt
zyn, om het foort voort te planten.
De tonnetjes der mannetjes zyn valt. gevlochten,
lang, fpits, en de zyde ’er van,
is doorgaans fynder , als die der wy fjes:
de tonnetjes der wyfjes zyn rond, d ik, in
'E midden opgeblazen , en de zyde .’er van
is een weinig gladder, als die der mannet- .
jes. Het is echter zékerder , dat men de
mannetjes en wyfjes Zywormen uitkied ,
voor dat zy hunne tonnetjes fpinnen : men
herkent de eerde gemakkelyk, om dat. hunne
oögen duidelyker aangewezen en veel
merkbaarder zyn , als die der wyfjes. In
deze keus moet men die gene het hoogde
fchatten wier kleur het me ede. op het bleek
geel trekt, als die gene -zynde , die, onder
de vier foorten van geel, de volmaakde zyde
voortbrengen.
Wanneer de Vlinders uitgekomen zyn ,
zoo geeft men aan ieder mannetje een wyfje,
en plaatft hen op een ftuk. eftemin. Wanneer
het wyfje bevrucht i s , zoo lecht zy
hare eitjes omtrent tien o f twaalf uuren na
de paring; deze eitjes kleven zeer vad aan
het d o f , door behulp van het lymachtige
vocht waar mede zy bedekt zyn. Ieder wyfje
lecht vier o f v y f hondert eitjes; dus verfchaffen
hondert wy fjes, een ons zaad , en
men plaatd dus afzonderlyk, voor ieder
ons zaad dat men bekomen w i l , ten minden
twee hondert tonnetjes, de helft man-
- netjès en de helft wyfjes.
Men bewaart deze ftukken d o f dus tot de
maand September, wanneer men arbeid om
de eitjes van het d o f los te maken , aan
welk zy vadgehecht zyn. Óm. dit te verrichten
fpuuwt men eenige monden vol wyn
op het zaad , ten einde de gom "te ontbinden,
waardoor zy vadgehecht zyn, en men
maakt hen alsdan gemakkelyk door middel
van een veder los : men befluit hen in een
peperhuis op een plaats die noch te warm ,
noch te koud, noch te vochtig is.
Men moet bedacht zyn, om de eitjes der
Zywormen té doen uitkomen, wanneer de
blaadjes van de Moerbeziënbomen beginnen
uit te botten. In vroege jai;en gefchied zulks
tufïchen den 10 en ^ 5 April: wanneer de
vord gedreng en langdurig is , en de warmte
laat koomt, zoo is men verplicht om
hier mede tot den 10 o f 12 van de maand
Mey re wachten. ,. -
Men heeft twee wyzen om de Zywormen
te doen uitkomen, de natuurlyke en die der
kond.
De eerde bedaat hier in , dat men de
lucht laat werken , en de uitwerking van
haren invloed o f gedeltheit afwacbt, ora het
grondbeginfel van de vruchtbaarheit van deze
eitjes te ontwinden.
Die
Die der konft is deze , dat men gebruik
van de warmte van bet vuur, o f van eenig
ander middel van dit foort maakt. Men
maakt menigvuldiger van deze laadde han-
delwys, als van de vorige gebruik ; echter
gelooft men, dat zy minder nanauriyk, en
minder Qvereenkomftig met het wezen der
Zywormen is. '
De natuurlyke uitbroeding moet, zonder
tegenfpraak, in alle Landen hoger gefchat
worden, alwaar de gefteltbeit van de lucht
altoos gematigt is , zy is veel beter gefchikt,
om de grondbeginzelen der vruchtbaarheit
te ontwinden , en werkt met meer zëker-
heit, wanneer zy door geen vreemde hulp-
middelen aangedreven word ; maar in de
luchtftreeken, die aan veranderingen onderhevig
zyn , gelyk by voorbeeld , die van
Tourraine, zoo zou het van ongevallen kon-
nen vergezelt zyn , wanneer men op hare
uitwerkzelen ftaat maakten, Het is van we-
-zentlyk aanbelang, dat men de geboorte der
Zywormen met het tydftip doet overeen-
ftemmen, in welke de Moerbeziënboomen
beginnen uit te botten, om hen te voeden.
Om de könftige Uitbroeding. te Verrichten
, zoo verdeelt- men het z'aad in oneen;
men vormt ’er pakjes van die met lynwaat
bedekt en mét katoen omkleed zyn , zonder
het zaad fterk te d ru k k e n d e Vrouwen
o f jonge Dóchters , die gewonelyk
met deze zorg belaft zyn, dragen deze pakjes
by zieb , ep brengen hen van langzamerhand
naby haar lichaam , eindelyk dragen
zy hen des daags in haren boezem ,
en nemen haar des "nachts niet zich in het
bed. Z y bezichtigen het zaad den tweeden
dacb en zot» zy ontdekken dat het zaad
rood gewórden i s , zoo werpen zy het
weg, om ander in deszelfs plaats by zich te
dragen , vermits deze kleur aanduid, dat
hét zyne hoedanigheit verlóren heeft , om
dat het een te fterke hitce ondergaan heeft;
'zo o de eitjes in tegendeel een witachtige
graauwe kleur hebben, zoo beüuiten zy hen
in zinnetyke doosjes, waar in geen de min-
fte reuk is : zy bekleeden deze doosjes met
wit papier, plaatzen ’er de eitjes in , zonder
hen te veel op een te hoopeh, en bedekken
hen met een ftuk papier , ’ t geen
met een groot getal gaatjes doorboort is;,
door welke de jonge ^ywormen kruinen
, naar mate dat zy uitkoomen, om de
I ) . D e e u
'jonge Moerbeziën-bladerett te zoeken , die
men ’er op geplaatflr heeft: men zon zich
in plaats van papier, van fyne netjes bedienen
konnen.
Men pfaacffi deze doozen op bedden, die
met' vederen ge vale zyn , tuflehen twee
hoofdkuffens, ondereen wolle deken; men
gebruikt de voorzorg om door vuur dezelve
graad van warmte in de kamer te
onderhouden, o f dit door vleffchen met
warm water te vergoeden, die men onder
het bed plaatft, naar mate dat men de
Wormen ziet uithoornen. Wanneer het
zaad goed is , en de graad van warmte ter
rechter tyé vermeerdert i s , zoo koomt het
•grootfte getal der Zywormen , den tweeden
o f derden dach u it , wanneer zy zich
na den vyfden o f zesden dach niet vertonen
, zoo heeft men niets meer te hopen,
en men moet de uitbroeding met verfch zaad
op nieuw beginnen.
Men bedient zich zomtyds mede van een
broedfche Hen , onder welke men doofen
met'deze eitjes plaatft, men bedekt de
doofen met ftroo, waar op men eenige
hoender-eijeren lecht, noch maakt men van
waterbaden, en warme aflche gebruik.
. Naar mate de Zywormen' uitkoomen,
plaatft men hen by broedzels , volgens den
dacft van hunne geboorte , in nieuwe doofen
, die men van Moerbezienbiaden voorzien
heeft: men moet hen twee malen des
daags ' nieuwe verzorgen ; in dén beginne
moet men de grootfte voorzorgen voor het
behoud van deze Infeéten gebruiken : hunne
uitnemende tederheit maakt hen aandoenelyk
voor de minfte veranderingen van de lucht;
en men ftaagt niet om hen voor alle de gevaren
te befchut'ten , voor welke zy bl'obt-
geffielt zyn , als met de grootfte oplettenheit
voor hunne behoèftèns aan te wenden , hen
in'eën geftadige ztnneiykheit, te onderhouden;
en hen een zelfde graad van warmte,
te doen genieten. .
Het moeijélykfte i s , om een gematighett
van lucht te onderhouden die hen nuttig isr.
Om hier in te dagen maakt men met vrucht
van den Thermometer van den Heer de Rem-
mur gebruik, die,- door aanhoudende Proelr-
neemingen omtrent de Zywormen , ontdekt
heeft, dat den achtienden graad , van zyne
Thermometer, die gene is., die de trap van
warmte aanwyft , die het voegzaamfte , en
bet overeenk omftigite met den a a ft, en het
K k k k k k tem”