kleving te betoonen. Z y zyn natuurlyk me-
degaande , en zelfs teder voor hunne kinderen
, vrienden , en landgenoten ; _ zy deelen
vrywillig het weinige dat zy bezitten , met
die geene welke zy in nood zien, zonder dat
zy hen anders als door hunne behoefte kennen.
Zy hebben dus , gelyk men ziet , een
uitmuntent hart, en de zaden van alle deugden
in zich. Ik kan hunne hiftorienietfchry-
ven , zecht de Heer de Buffon , zonder my
over hunnen ftaat te ontfermen; zyn zy reeds
niet ongelukkig genoeg van tot de flaverny
gebracht te zyn , en om altoos te moeten ar«
beiden ,. zonder eenig goed te verkrygen %
moet men hen noch meer opleggen als. zy
dragen konnen , hen; flaan , en als beeilen
handelen ‘? De menfchelykheit ftuift tegens
deze hatelyke handelwyzen op „ welke de
winzucht in zwang gebracht heeft. Men laat
hen zwaar arbeiden , en men geeft hen zeer
weinig v o e d z e l e n zelfs het allergeringfte.v
Z y ver du uren ,z p o men zecht y den honger
met gemak ; zy hebben niet meer nodig om-
drie dagen te leven ,.als een; Europeaan tot
eene maaltyd ; hoe weinig z y ook eeten en
flapen , zoo zyn zy even krachtig, en hart
om te arbeiden. Hoe kan het mogelyk zyn
dat menfehen welke eenig gevoel van men—
ichelykheid behouden hebben , deze grondregelen
konnen aannemen ,. ’er een vooroor—
deel van maken, en te trachten om door-redenen
, de buitenfporigheden te wettigen,
\yelke de. goudzucht hen doet . begaan* Zom-
tyds- worden ’er onder de Negers- blanken
van zwarte vaders en moeders gebooren ; _en.
onder de koperkleurige Indianen r . melk witte
kinderen: maar het gebeurt nooit dat de blanken
, zwarte. kinderen voortbrengen.. Het:
blank fchynt dus de oorfpronkelyke kleur der
Natuur te zyn,. die door de luchtitreek, het
voedzel en de zaden verandert en verdorven
word ,, en zich by zekere omftandigheden
weder vertoont edoch met zoo veel verandering,
dat het naar het oorfpronkelyke blank,
niet meer gelykt...
In alles, naderen de twee ukerftens elkan—
déren byna altoos: de Natuur, zoo volmaakt
als: zy zyn kan ,. heeft de Menfehen blank
voortgebracht; en de Natuur, zoo veel verdorven
als mogelyk is , maakt hen-mede blank..
Maar het natuurlyk blank , o f het blank van-,
het foort verfchilt veel van het byzondere
blank , o f toevallige blank. Men ziét hier
voorbeelden van onder de planten, zoo wel
aïs. onder- de menfehen-, en dieren : de witte.
roos, en.de witte hyacint, velschillen zeer-
v e e l, zelfs, in het w i t ,. van de roode ro.ozen*
ofroode hyacinten, welke in den herflt,wic.
worden, wanneer zy de koude der nachten,,
en de geringe vorft van dit jaargetyde ondergaan
hebben.
Men heeft weinig kundigheden van de Volken
welke het inwendige gedeelte van Afrika,
bewöonen van de Kaap Neg.ro a f , tot aan,
de Kaap Voltas; maar de Hottentottén, wel--
ke aan de Kaap de Goede Hoop woonen ,,
zyn volkoomen bekent.. De Hottehtqtcen,
zyn geen rechte Negers , maar Menfehen
welke, onder het geflacht der Zwarten , het .
blank beginnen te naderen: gelyk.de Mooren
in het geflacht der Blanken het zwart beginnen
te naderen- De Hottentotten leiden een.'
omdolende, levenswys en bezitten de af—
fchuuwelyklte onzimielykheiu Dit. zyn een
foort van zeer zeldzame Wilden ;. de Vrouwen
vooral, die veel kleinder als de mannen*
z y n z y hebben een-, foort van. uitwas , ó f '
breeden hart v e l, dat haardover haar fchaam—
been groeit rj en. dat tot aan de helft van de ?
dyen ,. by w-yze van een* voorfchoot reikt...-
Alle de Vrouwen van de natuurlyke Inwoon—
ders van .de Kaap, zyn aan deze wanfehape:
mismaaktheit onderworpen , welke zy voor -
die geene ontdekken- die ftoutmoedigheit, o f :r
nieuwsgierigheit genoeg bezitten om haar t e :
vragen , om het te zaen o f aan te raken. De ■
Mannen , van hunne zyde , zyn halve ge—
fnedenen, om dat men hen in den ouderdom.
van acht jaaren , van. den eenen zaadbal be—
ro o ft, in gedachten .dat dit hen veel fnelder-v
in het loopen maakt.
Het fchynt dat men drie - oorzaken;-, ftellem
kan , welke alle drie zamenloopen , . om de:
verfcheidenheden voort te brengen, , die men-,
in de verfchillende volken der aarde opmerkt—
De eerüe is de invloed der.luchtftreek ;. de/
tweede , die veel van de eerfte afhangr^ds•
het voedzel; eude derde,.. die mogelyk/noch *
meer van de eerfte en tweede afhangt, . z yn .
de zeden.- Men • kan ,de- luchtftreek , als d e -
eerfte , en byna eenige oorzaak van-,de kleur r
der Menfehen. befchouwen; maar het voed--
ze i, dat minder tot de kleur als de Inch tftr eek ■
dóet, werkt veel tot de vorm mede* Grove?
en ongezonde fpyzen , konnen het menfche—
lyk. geflacht doen ontaarden; onder ons z e lfs ,.
hebben de Landlieden -minder, fchoonheit als:
de Inwoonders der fteden ; en- men kan opmerken
dat in, dp dorpen ,. in welke de armoede
zoo g o o t niet is. als in nadere nabuu—
'fige dorpen, de Menfehen welgémaakter, en
-de aangezichten zoo leelyk niet zyn. De
wezenstrekken der ” verfchillende Volken ,
hangen veel af van de gewoonte welke zy
hebben om hunnen neus plat te drukken , de
•oogleden en doren uit te rekken, de lippen
■ hik, en het aangezicht plat te maken, enz.
Men heeft om dus te fpreken, in de Nieuwe
Wereld , maar een eenig ras van Menfehen
, die alle meer o f min taanverwig'-zyn,
uitgezonden in Noord Amerika, alwaar men
Menfehen vind , welke gelykvormig aan de
Laplanders zyn, als mede eenige welke blond
hair, gelyk de Inwoonders van het Noorde-
•lyke Deel van Europa bebben , het overige
-van dit wyduitgeftrekte Wereld-deel 5 bevat
alleen Menfehen onder welke byna geenver-
fcheidenheit plaats heeft. In plaats dat men
h i de Oude Wereld , een verbazende ver-
fcheidenheit in dë verfchillende Volken ontdekt.
Het fchynt ons toe , zecht de Heer
■ de Buffbn , dat de reden van deze gelykvor-
migheit in de Amerikanen , deze is , dat zy
■ alle op een en dezelve wys leeven^ Alle de
natuurlyke Inwoonders van dit Wereld-deel,
waren , o f zyn noch onbefchaaft, o f byna
onbefchaaft; de Mexikanen, en de Peruvianen,
zyn noch zoo kortelings befchaaft ge*
'-worden , dat z f geen uitzondering konnen
‘maken. Wat ook den oorfprong van deezé
wilde Volken zyn mag , 'zy ièhynen denzel*
ven gemeen te hebben ; alle de Amerikanen
koomen uit eene ftam v o o r t, en zy hebben
■ tot heden toe, 'de kenmerken van hün ras behouden,
-zonder groote veranderingen te on**
dergaan, om dat -zy alle-onbefchaaft gebleven
zyn , -en alle ten naaflen by op dezel*
ve wys gèleeft hebben ; om dat hunne lucht-
ftreek op veel na zoo verfchillent in hitte en
koude niet is , .als die der Oude Wereld ; en
‘om dat. Zy eerfr onlangs in hun land ge vestigt
zyn , zoo hebben de oorzakenwvelke de
'verfcheidenheden voortbrengen , noch zoo
lang niet konnen werken om zeer merkbare
^uitwerkzelen te veroorzaken.
Van de Zinnen*
Volgens de waarnemingen van den I-Ieèï
te C<vi-j in zyne Verhandeling over de Zinnen,
Zyn de werktuigen wélke de Natuur door de
geheele dierelyke huishouding verfprëid heeft,
om aan onze ziel de verfchillende gewaarwordingen
te 'verfchafien, ons yólftrekt no od-
•zakelyk , zoo wel tot ©ns aanwezen , als tot
ons welzyn. Dit zyn zoo veel fchildwach-
ten welke ons van onze behoeftens berich-
geeven , en in het midden der nuttige enfeha-
detykc lichaamcn welke ons omringen , ge-
ffcadig tot ons behoud waken : het zyn zoo
veel uitgangen welke voor ons geopent zyn
om met de andere wezens gemeenfehap , en
om het genot der wereld te konnen hebben ,
in'welke wy geplaatft zyn* Het zyn deez’e
werktuigen die den grondflag uitmaken van
de gemeenfehap die ’er tuflehen ons, en byna
alle wezens der Natuur is. Het is aan deze
grondbeginfelen van onze kundigheden , en
onze redeneeringen, dat w y onze voornaam-
fte verdienden verfchuldigt zyn ,en deze verdienden
zyn evenredig aan hun getal, en aan
hunne volmaaktheit; een grooter getal zinnen
, o f volmaakter zinnen , zouden ons andere
wezens hebben doen gewaar worden ,
en die ons nu onbekent zyn , en andere ei-
genfehappen in die geene zelfs, welke w y
kennen.
Het -dierelyk lichaam , . zecht de Heer de
Bufon , is uit verfcheide verfchillende doffen
zamenged’èlt , waar van eenige , gelyk
de -beenderen , het v e t , het bloéd , hét watérachtig
vocht, enz. on ge vóelig; zyn j ■ jeh
■ waar van de andere gelyk de..Vi|é.zen éh *de
zenuwen, werkzame doffeWchynen te zyn ,
van welke de bewéeging , v|n alle de deelen,
en de werking van alle de fèdeh afjiangt. Dé
-zenuwen zyn vooral het onmiddeïl^aar werktuig
van het gevoel: het géheele onderfcheid
dat ’er in onze gewaarwordingen plaatsheeft
ontdaat alleen uit het grooter e n ‘kleinder
' getal, en uit de meer in o f uitwendige plaat*
zing der zenuwen ; dit veroorzaakt dat eenige
van deze zinnen door de kleine deeltjes
konnen aangedaan worden , welke uit de
lichaamen uitvloe-ijen , gélyk het gezicht ,
het gehoor, ën de reuk ; andere door veel
grover deelen, welke van de lichaamen door
middel van de aanraking afgaan , gelyk de
fmaak; en de andere door de lichaamen , o f
zelfs door de uitvloeiingen van de lichaamen,
wanneer zy genoegzaam vereenigt, en
zoo overvloedig zyn om een foort van vafte
klomp te vormen, gelyk het gevoel, dat ons
gewaarwordingen yan de vaflheit, Vloeibaar-
heit en warmte der lichaamen verfchaft.
Het gevoel is de algemeenfte gewaarwording.
Wy konnen, wel is waar, alleen maar
door een klein gedeelte van ons lichaam zien
en hoören ; maar wy hadden gevoel in alle
onze deelen nodig, om geen van^zich zelfs
I 2 bewe*