t-ige jaargetyde, worden haarë vëderenrood *
en zy verkrygen vervolgens, haare vporïgé'
kleuren weder. Dezelve Schryyer, fpreefec.
met verrukking, van een foort van kleine
Mufch , die dooi* Gatfazzi befchrëveri is en
die men in de Koningryken Congo. en Angola
vind: haaré kleur isfchaon donker'hlaauw;.
haar gezang begint mét het aanbrekeii van den
dach* en zy doet ,• zoo men ze ch t, zeer on-
dérfcheidelyk de naam van Jezus C hristus
hooren. .
Wat de witte Mufch betréft , de onderHe
randen van haare vleugelen , zyn zwart: zy
is veel witter in den winter als in het midden
van. den zömef- , én noch zyn hahre vederen
alleen aan hét uiteinde .wit*. De lie e r
Linnaits gelooft, dat dit een foort vin Leemv-
rik is. In den zomer bewoond zy de met
fneeuw bedekte Bergen van Lapland: men
hééft moeite om ’er haar op te o-nderfchret-
den § gelyk médejde witte Patrys , haare vederen
némen iéisdah de kleur van de :zelfHa<ri^
di'ghèit aan ,fdie de grond' bedekt-, welke zy
bewoont.. De Witte Mufch ^ anders dë;
Sneeuw Mufch- gènaamt , .zet zich. niet gaarne
op takken neder'; ; zy flaapt weinig y
huppelt geHadig over de ruuwe gronden , en
loopt e ven:, alsde Leeuwrikken in den- win-
tfer. Op de Bergen voed zy zich niet dé.
vruchten van de B erké nb o ome n. Dit is een
trekvoigél; zyn -vleëfc-h heeft ieenvry goedéj
fmaak*
M U S l M O f een:: viervoetig dier- ± .dat
thans öpr het Eiland Sardinië bekent ds ohdèr
de naam vaü MusloóïMusron. Men zecht
dat die-een dier is dat • hyzbndér aan'dit'Eiland
is ; echter zecht P i im u s dat in zyn
tyd , men dezelve, medé op. Korfika en. iii
Spanje-zag.: De&zelfs hiiit,- Miil y en geftal^
te , koomt. met die van een middelmatig: Hert
over éeri; vöör ft overtgë gelykt het vry wel
naar . een fohaap : het heeft de hoornen van
den R a m z y zyn achterwaarts gek-romt naarde
zyde van de öóren. Het lééft van kruiden,
én \Vykt in de Zongenaakbaarfté . bergen ;,
het loopt niét eëu groöfe fnelheit. De Jag'ers
bemiitöeft deszelfs vkeefch^ h
M U S K A A T N O O T , N o o tm u s k
a a t , K r ut dn ö o t , N ux Mofckdta^ dit
is de vrucht van een Ooft-Indifchenboom ,
die de grootte van een Peerenboom- heeft..
Het hout van dezen boom is mergachtig , en
zyne fchors is afehverwig^ Zyn$ blad irea
geiyken naan die.’rvatr: dén Pérzikhi5ro'iri:;:zy'
zyn aan de bovenzydé gmeriachtlg, whach^
tig. aan de onder zyde 5 en hebben gèeii Hee-
k?n: wanneer zy tuffehen de handen gewreven
worden , zoo géeven zy een doordringende
jeuk van zich. Zyne bloemen hebben
de, gedaante van een roos, zy zyn geelachtig*
en hébben oenen lieöelyken reuk: op dezelve
volgen rondachtige'vruchten g die de grootté
van kleine, óranje-appeleu hebben , zy zyn;
aan lange fteèlen vailgehecht, én derzelvef
noot- is met drie fchonen bedekt.
De eérftë van deze drie fchorfen is vlee-*
z ig f zagt, met fap vervult ,-omtrent een duim
dik; ruigy roódaGhtig., en mét geele, göod^
kleurige eii'purpera.chtige vlakken, geiyk onze
Abrikozen en Perzïkkxm ge-vlakt.' Deze
gtfové fchors y die een wrange fmaak hééft ^
opent zich van ’t Zelfs, wannéér de vrucht
ryp is. Onder deze bplfter o f eerfte .fchors r.
is een omkleedzel o f netswys vlies geplaatft,,
dat, in zeker voegen y in verfehéide Hroken
verdeelt is ; het is een-flymerige y ölieachti-
ge , dunne en even als een kraakbeenige zelf-
ltandigheit, die eene zeer fpeceryachtige, en
by UrtHek aangemame reuk, een feherpe y
balfemachtige*, en vry;bevéllige fmaak, en-
eën geel achtige ro^odaehtige kleur heeft t dit
is hét geeué dat wy Foelie noemen , en op ‘de
Molukfé Eilanden,, de naam van BöügGpaI&.
draagt; ê enige Kooplieden ge even. niet het
Gemeen; zeeroneigentlyk, de ndam. van Mus»-
hmt Bloem aan-dé Foeliew, 1 Door de maaien
van dit tweede?.©mklëedzél' ,n.ziet mè® een
derde , da&.een harde, , dunne ^houtaehtige;,
rosachtige, bruine én breukige fchaal is , de—
zébevat. een pit dié de-MuSkaatnö'dè fé.' Deze
Noot is eirond , van gedaantb .als1- een
O ly f ,a g rö f tien lynen lang^-gerimpélt, afch-
vefwig bruin:, hart:, breukig., : en inwendig,
met géelaehtige en bruin roode wolkjes -ge-
fehakeert zy' heeft eenén uitmuntenden
reuk; een fchetpé en iiefiykcn, fchoon bitteren,
fmaak , en- haare zelflbandigheit, is ‘zeer, olie--
achtig*
De Heer Ge&ffroy zecht, dat wanneer men
een .infiiyding in den Muskaat-notenboom'
maakt •, o f wanneer men ’er de takken af--
kapt; ’ér alsdan-een fl yin achtig, fap ditvloéit^.
dar een.blëeke roode kleur, gelyk ontbonden-
blo:ed hèeft maar. wel ras zéér donker rood.
w'q.rd;/ :én op :het lynw a a t, vlakken véroor-
zaakt, welke men- ’ér bezwaarlyk uit doen.
kan.
De Muskaat-nootenboom. groeit natuurlyk:
©p.
op de Molukkes Eilanden, en op eenige an-
dere van den Indifchen Oceaanmaar-men
kweekt hem voorn amentlyk in het Gouver-
neurfchap van Banda aan ,- ?t geen uit. zes kleine
Eilanden zame.ngeftelt is, deze zyn Nera,
Lontar, Poulo-ay, Gunongapy ? Pülm-orig en
RojPvgyen. De drie eerfté van deze Ei-land-
jes zyn by uitftek vruchtbaar in Muskaatnoten.;
. ’ - , , *
Men hèeft twee fporten van oprechte Mus*»
kaatnoten iri de winkels. De eéhe hébben
de gedaante van een O ly f , ?h ^werden PVyf-
jes Muskaat-nopten genoemt; dit zyii die gèe-
ne welke w-y befchrëven hebben , én die zoo
algemeen gebruikt worden* De andere worden
Mannetjes Muskaatnoten; door zommige
genoemt; deze zyn langwerpig en één weinig
minder fpeceryachtig , hiér öm werden
zy mede minder'gëzpfchti Onder“ déze twee
foorten van Muskaatnooten , heeft men f er
van een onregelmatige gedaante , en die fpe-
ïingen van de Natuur -zyn. Men heeft be-
halven 'deze , noch de Wildé' Muskaatnpode
foorten van , en noemen de vÖ.ornaamfïe ,
Mannetjes Muskaatnooten der Winkels .*‘ deze
zyn grooter als de Gèmeene ó f W yfjes Mus-
kaat-nooten ; zy zyn langwerpig , en haare
gedaante is vierkantachtig : zy hebben byna
geen reuk, en eenen onaangenamen fmaak: in,-
wendig zyn zy mét zwartachtige aderen ge-
llreëpt.f Dè woróien knagen haar ligte.lyk?
en zoo men haar onder dé andere Muskaatnooten
mengt ? zoo zecht men , -. dat zy dezelve
verderven; hier om is deze vermenging
verboden. Op Banda noemt men haar PalaL
M in , dat is te zeggen, Bergnöten : de Ouden
noemden haai* Azerbe\ maar thans zyn
zy naauwelyks bekent.’ Eenige bygelovige
liedetf ;zodken'.hén tegenswoofdig alleen, óai
’ er lié.fdehsdranken van zatneri/.te ftelleh , in
verbeelding f om ’er Verbazende zaken medé
uit te werken. De boomen die deze Muskaatnooten
vóórtbrengen , gr oei] en op de
Kuit van M^labaar , én.op de Molukkes Eilanden
; z y zyn véél hoger als de gemeene
Muskaa,Gnpptenbopmen , maar- minder. .t|ik-
en blader iykdefzelv er Foelie is-bleek ; heeft
geen fap, en eenen onaangenamen reuk. ;
Inzameling en' bereiding der Musket atnoóten.
Wanneer de vruchten'van den Muskaat*
fiootenboöraryp zyn,zoo klimmen de lnjwooïi-»
ders op deze boomen , en zy zamelen hpai'.
in , met de -takken door lange haken tot zich
te trekken. Eenige openen dezelve aanftQnds
met een mes, en zy doen ’er den bolfte^, ot
eerfte fchors a f, welke .men op hoppen in d©.
bo^chen-werpt, aüwaïu* zy door .de tyd veiv
rotten.- Zoo ras deze fchorflën beginnen te
rotten, ïoomen ’er eén foort van paddeiloe-
len op voo rt, die men Boleti Mofckocatyni
noemt: zy zyn zwartachtig} en wérden door
de Inwoonders zeer gezocht, die haar als een
by uitflék aangenaam 'gerecht befehouwen.
Z y brengen deze Nooten., van haare-eerfte
fchors ontbloot, naar huis, en neemeii er
de Foelie met een .klein mesje a f , die zy
geduurende een dach , in .de zon laten drogen
, deze hpeft een fchoone roode iklcur;
maar zy word vervolgens donker. Hier op
brengen z y ze op een andere plaats over ,
die minder voor de zon blootgeflelt is , eist
laten haar op dezelve, geduurende acht dagen
liggen; op dat zy weder een weinig zagt zou
worden. Vervolgens befproeijen zy haar
met zee-water ,. om haar te beletten., dat zy
niét te veel zou drogen, en haare .olie verliezen.
Z y geeven mede acht om haar niet ,te
veel te bevochtigen, want zy zou verrotten,
en door de wormen aangetast worden. Einr
delyk doen zy -haar in kleine zakken, enpers-
fen haar fterk : men moet de Foelie met de
Macer niet v e rwa rren ge lyk .dit door eenir
ge Lieden gêdaan word: zie dit woort*
Men fielt dè Muskaatnooten, geduurende
drie dagen , voor de zon bloot , zy zyn als?
dan noch in haare houtachtige fchaal beiloo,-
ten; ‘vervolgens droogt men naar volkoomen.
door middel van het vuur , tot dat zy .geluid,
o-even wanneer men haar fchud, waarna men.
ze met kleine Hokjes {laat,, om ze van haare
fchel te Ontdoen , die hier door in Hukken
fpringt, Men' fchikt deze Nooten op drie
hóopen , waar van den eerHen uit de groots
'He'en fchóonHe' bcHaat, die gefchiktzyn om
naar Europa overgebracht te worden; dé
tweede bevat die geene, die tot gebruik van
de Inwoonders bewaart worden ; de derde
beHaat uit de -kleinHe ,.-drré onregelmatig, o f
niet ryp zyn ; men verbrand deze laatfle ,
en mén' gébruikt één gedeelte der anderen,
öm ’ e'r èeh: olie .uit£ te perflen. Een pond
‘Noten ; ' lê rè r tr ge-woönèlyk drie .oneen olie
uit’; ^ëzerbl!è',-'-hééft de •zelfflandigheit .van
v ef% én hééft zéér wel de fmaak van de Muskaatnooten
; deze Nooten geven mede aoor
2 ' " overna