5£o SPELINGEN der NATUUR, SPELT .
atites der Ouden , de Gemma-Huya van het
Woordenboek van Trevoux, en de Speksteen
en Smeftites der hedendaagfcheSchry veren.
S P E L I N G E N der N A T U U R , Z«-
fus Natura. De Natuurkundigen geeven dezen
naam aan Steenen die men uit de aarde
d e lft, en verfchillende afbeeldzelen-bevatten
, die vry betrekkelyk op de voortbrengzelen
van de andere Ryken der Natuur z y n :
men heeft ’er dus die met afbeeldingen van
Dieren en planten verzien zyn. Zie de woorden
B o oms t e e n e n , en Indrukze -
3L È N.
Men heeft ’er mede die de werkflukken der
Konft naarbootzen , even als o f zy in een
vorm gegooten o f door een Beeldfnyder bearbeid
waren. Deze zyn dikwyls een zoo on-
gemeene gedaante alleen aan de Madreporaas
verfchuldigt, die, gelyk men weet, vreemde,
en tot in het oneindige verfchillende ge-
daantens bezitten : zie-het artikel S pel i ngen
der N a t u u r , in myne Mineraal-
kunde. Zie mede de woorden L apis C ru-
c i f e r , V e r s t e e n d e L i chaamen
( H o l l e ) , P r i a p o l i t e n , en St a l *
a c t i t e n , in dit Woordenboek.
S P E L O N K , zie G r o t .
S P E L T , Zea. Dit is een foortvanTarvV
die' vry wel op de Bergachtige en Steenachtige
plaatzen van Egypte , Griekenland , en
Siciliën bekent is , en die men echter, gelyk
andere Graanen in onze Geweften aankweekt:
deze Plant heeft een vezelachtige wortel: zy
fchiet, gelyk de gemeene Tarw , verfcheide
dunne fteelen u i t , die omtrent twee voeten
hoog zyn ; haare bladeren zyn fmal, haa-
re airen zyn , gelyk die van de Garft ge-
fchikt, en haare zaaden zyn klein , en hebben
een roodachtige kleur. Het Graan van
dit foort van T a rw, dient om Bier te brouw
en , en zelfs om ’er Brood , by gebrek van
andere graanen , van te bakken , maar het
heeft een onbevallige kleur, en een onaan-
genaamelmaak.
S P E N A A D J E , Spinacia. Dit is een
Moeskruid, dat meenigvuldig in de keukens-
gebruikt word. De wortel van deze Plant
is enkelvoudig, dun , wit en vezelachtig :
haare fteelen fchieten tot omtrent de hoogte
van een voet op; zy zyn rond , knobbelachtig
5 en getakt. Haare bladeren zyn breed,
S P E N A A D J E . S P E R W E R ,
fpits, ingefueeden, hoekachtig, malfch, don*
ker groen, fappig, en aan lange fteelen vafl>
gehecht. De fteelen zyn van het middelfte
gedeelte tot aan den top, met bloemen bezet
die helmftyltjes hebben , en haare kleur is
grasachtig , o f purperachtig :: zy worden van
geen vruchten o f zaaden ge volgt. De vruchten
koomén op andere plaatzen voort er
zy vormen eirondè en doornachtige zaadhuisjes,
die ieder een zaad bevatten, dat by-
na rond is.
De Spenaadje is verzagtende en nuttig om
het bloed te zuiveren,, maar men gebruikt
haar voor liet grootfte gedeelte tot fpyze.
De wilde Spenaadje is de Algoede. Zie dit
woord.
De Spenaadje wórd door zaad aangekweekt,
’ t geen men omtrent half Auguftus op een
wel orngefpit tuinbed, en in voren, ter diep*
- te van twee vingerbreedte zaait, men trekt
deze met een lyn, op eenafftandvan een voet
van elkanderen : men gebruikt.'de voorzorg
van haar te wieden en te befproeijen. Men
fnyd haar omtrent half Oétober , in de Lente
, en in het begin van de maand M e y , na
dat men haar vroeg o f laat gezaait heeft.
S P E R W E R , Sperverius. Dit is een
Vleefcheetende Vogel, die de lengte van een
voet heefc; die" van zyne uitgefpreide vleugelen
is twee v o e t ; zyn kop is rand,. zyii
bek kort, dik, krom en zwartachtig blaauw:
het opperfte van den bek, heeft hoekachtige
aanhanzels ter wederzyden van de neusgaten:
zyn tong is zwart; zyne oogen zyn ho l, en
van een middelmatige grootte , derzelver re-
genboog-is geel , de hals langwerpig , en de
vederen van het opperfte gedeelte- wan zyn
lichaam zyn treurig bruin,' en met vlakken
gefpikkelt die op het zwart trekken: * de borfl
en de zyden zyn eenigzins geelachtig, en met
bruin gefpikkelt: de-vleugelen fpreiden zich
tot aan de helft van den ftaart u it ; zyn bouten
zyn fterk en vleezig, gelyk die der andere
Roofvogels.: de beenen zyn dun , lang*
geelachtig, en ftaan gelyk met den ftaart s
de vingeren zyn lang, en met kromme en
zwarte nagelen gewapent.
De Sperwer leeft van Vogelen , en fchynt
weinig behagen in de vliegende Harten of
andere Infeden te hebben ; maar hy is zeer'
greetig naar Konynen , Rotten en Kikvor^
lchën. Hy is ft o ut en onverfchrokken j hy
v lie g to e r .w e l op de Faifanten; Patryzen,
Kwartels, en op eenige plaatzen op de Meeris; •
Spreeu-
, S P E R W E R .
Spreeuwep, Lyfters, Krayen en Gayen. De
Vogelaars vangen hen dikwyls in hunne netten.
Men bekoomt de befte Sperwers uit
Sclavoniën ; die gene welke noch onnozel
zyn , of in het neft zyn gevangen , o f noch
niet geruit hebben , o f geen jongen hebben
voort°'ekweekt; maar die gene die altoos aan
zidh zelven overgegeeven zyn geweeft , zyn
zeer liftig , gelyk wy zoo aanftonds zeggen
zullei%,-'iv , - - - . - - ■
X-Iet mannetje onder de Sperwers , word
Mosket genoemt, het heeft omtrent de grootte
van een D u if ; zyn bek en neusgaten zyn
hoekachtig , en zyn tong en,de regenboogen
van zyne oogen -zyn, gelyk die. der w y f jes:
zyne vederen zyn een weinig treuriger, en
met roodachtige vlakken en wolken gevlakt:
zyndyen, beenen en klaauwen, zyn dezelve
als die der w y f jes.
De Sperwer maakt zyn neft op Rotzen en
op de hoogfte boomen ;' hy lecht v y f witte
eijeren , die omtrent de'punt, die ftomp is ,
met een kring van purperachtige vlakken gefpikkelt
zyn.
De ruityd van deze Vogelen is omtrenthet
begin van de Lente r men plaats hen in vry-
h.eit in een kamer ; hier toe moet men twee
koyen hebben , een aan het Ooften , en een
aan het Weften , en in het midden van het
vertrek verfcheide roeften , booven welke
Schaapenvleefch, en ftukkenvan Hoenderen,
of van oude Duiven opgehangen zyn : men
geeft hen dit twee maaien des daagfch; maar
niet meer als eenmaal, wanneer men hen den
volgende dach wil laten vliegen, om hen een
weinig uit te 'hongeren , en waar door zy
haaren prooi beeter volgen zullen. De Sperwers
verlaten hun Meefter ligtelyk wanneer
men hen maar eenigzints tegenftreefc, en
zómtyds , om dat zy de Vogel niet hebben
konnen vangen, zy zetten zich alsdan op een
boom, en willen niet te rug koomen.
' Wanneer de Sperwers jong zyn , zoo is
hun vleefch malfch , en vry goed om te ee-
ten. Eenige Geneesheeren , pryzen ’er' het
gebruik tegens de vallende ziekte van aan:
zyne klaauwen geraspt en tot poeder gebracht
zynde,zyn nuttig tegens de roode loop: men
V I 5 dat zyn drek de baring bevordert, en
gemakkelyk maakt, en dat zyn vet de gebreken
dér huit' geneeft.
. De Sperwer is de gemeenzaamfte Vogel
in Egypte* de oude Inwoonders van dit Land,
heweczcn hem göddelykc eerbevvyzeu.
SPERWERS. SPIEG: SPIERING. 551
S P E R W E R S . Eenige Schryvers geeven
dezen naam aan een foort van Hommel~
Vlinders , die zich booyen de bloemen onthouden
dat is te zeggen , in de lucht, en
zonder dat zy byna van plaats veranderen,
terwyl zy ’er door hunnen fnuit het honingachtige
fap uitzuigen.
S P I E G E L D R A G E R . De Liefhebbers
geeven dezen naam aan een fchooneSu-
rinaamfche Vlinder , die zeer groot is , en
een roode en goudkleur heefc, benevens witte
ftreepen , -zoo wel op de opper- als onder
vleugelen ; op ieder dezer heeft hy een heldere
en doorfchynende vlak, die even als glas
is , zy is met twee kringen omringt; de eene
is wit en inwendig geplaatft , en de andere
zwart, deze omvangt haar uitwendig; in diervoegen
, dat deze vlakken veel overeenkomft
met een fpiegel hebben , die door een lyft
omvangen word. Dezefchoone Vlinder koomt
van een Rups voort, die zich op de Citröen-
boomen onthoud. Zie de 6$fle plaat, van
het Werk over de Surinaamfcbe Infebt en , van
juffrouw Merian.
S P I E R I N G , Eperlanus. Deze Vifch
ontleent zynen Latynfchen naam , van zyne
witte kleur, die vry .veel overeenkomft met
die der Paarlen heefc. Hy heeft veel gelyk-
vormigheit met de kleine Wydngen ; maar
hy gelykt volkoomen naar de Alften , uitge-
zondert zyne vinnen , die aan haaren oor-
fprong rood zyn. De Spiering koomt in de
Zee v o o r t e n zwemt vervolgens de Rivieren
op. Hy heefc een ftreep over het mid-
'dclfte gedeelte van het lichaam , en langs de
zyden , en die tot den ftaan voortloopt ; zy
is boogswys, gekrorat: de Spiering is vier
duimen lang, en omtrent een duim dik. Zyn
vleefch is za g t, malfch en aangenaam van
fmaak .: het verteert wel , maar voed zeer
weinig: het is voor alle ouderdommen en
alle géftelcheden gefchikt. De Spiering ver-
meenigtvuldigc zeer fterk; wanneer hy van
zyne parelachtige fchubben ontbloot is, zoo
ziet men verfcheide kleuren op zyn lichaam,
welke naar die van den regenboog gelyken.
De befte worden van het einde van den Zomer
tot Paaftchen gevangen: men vangt hen
met fuiken of groote netten: men lecht af-
fehutzelcn aan , om de kleine Beekjes af te
leiden , die hy gaarne opzwemc; en in welke
men hem gemakkelyk vangt. > •
Men